Analyse

Lekker bubbelen met AI

Afbeelding
Bewerkt beeld: cnillustrations via canva.com
Bewerkt beeld: cnillustrations via canva.com
Hoe de AI-hype veranderde in een geloofsbelijdenis voor beleggers.

Er hangt iets in de lucht. Niet alleen hype, ook twijfel. Iedereen roept het inmiddels: kunstmatige intelligentie is de toekomst. Ze gaat ons werk verlichten, onze creativiteit boosten, de economie verdubbelen. Klinkt mooi, toch?

Maar wat als dit hele verhaal gebakken lucht is? Wat als we geen revolutie bouwen, maar een nieuwe zeepbel – eentje die straks net zo hard inklapt als de dotcomhype?

Gouden kalf

Dat idee is niet meer alleen voor doemdenkers. Zelfs het IMF en de Bank of England waarschuwen: er broeit wat. Geen huizenbubbel, geen cryptogekte, maar een zeepbel van data, marketing en grootspraak. AI begint zo iets weg te hebben van het nieuwe gouden kalf, opgeblazen met miljarden en blind vertrouwen.

De vergelijking met de dotcomtijd dringt zich op. Toen dacht iedereen dat alles met een beetje internet goud waard was. Start-ups met een vage naam en een .com erachter gingen voor miljarden over de toonbank. Tot bleek dat de toekomst vooral uit PowerPoint en praatjes bestond. Daarna bleef er weinig over behalve een paar echte bedrijven. En een hele hoop lege handen.

En nu? Zelfde recept, andere saus. AI is de nieuwe magie. De verhalen zijn groot, groter, groots. De winsten vooralsnog klein. Bedrijven pompen er miljarden in, alsof ze de mensheid willen redden én de beurs willen plezieren. Maar de harde cijfers zijn ontnuchterend: volgens MIT haalt 95 procent van de bedrijven die AI gebruiken nul komma nul productiviteitswinst.

Ja, het levert vooral hippe slides op, geen vooruitgang.

Jeff Bezos

Zelfs Jeff Bezos, doorgaans niet vies van wat toekomstpraat, zegt het nu zelf: we zitten in een bubbel. Een “industriële bubbel”, noemt hij het. “Iedereen krijgt geld, goede en slechte ideeën door elkaar. De waarderingen zijn compleet losgezongen van de realiteit.”

Maar, zegt hij er vlug achteraan, “AI is echt – en het gaat de wereld veranderen.” Het is het typische standaard Silicon Valley-praatje: ja, het kookt over, maar het is wél met heilig techwater.

Anderen zijn minder mild. Techanalist Ed Zitron noemt het een luchtkasteel van duizelingwekkende proporties in extreem uitgebreide substack. Bedrijven als OpenAI, Microsoft en Meta pompen miljarden in een systeem dat vooral geld vreet. Niemand kan uitleggen hoe dit ooit winstgevend moet worden.

OpenAI alleen al zou zo’n één biljoen dollar nodig hebben – duizend miljard – om zijn datacenters te bouwen en draaiende te houden. “Zelfs als je al het durfkapitaal in Silicon Valley aan Sam Altman gaf”, zegt Zitron, “dan nog komt hij er niet.”

En de producten? Die blijven vaag. Er wordt gepraat over “AI Agent” en “nieuwe vormen van denken,” maar in de praktijk krijg je functies als ChatGPT Pulse – een premiumdienst van tweehonderd dollar per maand die je helpt een verjaardag te plannen. De toekomst blijkt een abonnementsservice met glitter.

Het echte probleem zit niet in de toekomst, maar in het nu. Elk AI-antwoord kost rekenkracht. En dus geld. Hoe complexer de vraag, hoe duurder het wordt. De droom van een denkend ding blijkt financieel onhoudbaar.

En ondertussen betalen er bijna geen gebruikers ervoor. Microsoft heeft 440 miljoen Office-klanten, maar slechts acht miljoen gebruiken de AI-functies. Dat is geen revolutie, dat is bijvangst.

Nvidia

En toch blijft het geld rondstromen. De ene techreus steekt miljarden in de ander, die het meteen weer uitgeeft bij dezelfde leverancier. Nvidia investeert in OpenAI, OpenAI koopt chips bij Nvidia, en allebei doen ze alsof ze rijker worden.

Het is een soort financiële stoelendans zonder muziek. Nvidia financiert zelfs zijn eigen klanten – cloudbedrijven die leningen afsluiten met Nvidia-contracten als onderpand om nóg meer Nvidia-chips te kopen. Je krijgt zo een gevaarlijke kringloop van techmanie.

En wat blijft er straks over? Niet veel. De spoorwegen, de elektriciteit, het internet – die lieten tenminste iets tastbaars achter. Wat zal AI ons achterlaten? Is het een glimmende berg digitale troep zoals Ed Zitron gelooft? Of echt iets tastbaars, wezenlijk?

Productief?

Daarbovenop komen de eerste scheurtjes in het wonderverhaal. Uit onderzoek blijkt dat programmeurs met AI juist twintig procent trager werken dan zonder. “AI makes them slower”. De onderzoekers konden het zelf amper geloven. De software die onze productiviteit moest verdubbelen, halveert haar.

Ondertussen draait de hele Amerikaanse economie op het geloof dat AI ooit enorme winsten zal opleveren. De helft van de groei in de S&P 500 - beursindex die de 500 grootste beursgenoteerde bedrijven van de Verenigde Staten volgt - komt van zeven bedrijven: Alphabet, Amazon, Apple, Meta, Microsoft, Nvidia en Tesla. Hun koersen stijgen, maar hun winsten dalen. Sinds 2024 hebben de grote vijf samen meer dan 560 miljard dollar uitgegeven aan AI, en daar slechts 35 miljard mee terugverdiend.

Toch blijft iedereen doen alsof het onoverkoombaar is. managers krijgen van hun raden van bestuur te horen dat ze “iets met AI” moeten doen, ook al heeft niemand enig idee wat of waarom. Dat probleem beschreef ik al eerder hier.

Bedrijven ontslaan personeel omdat ze denken dat de software het werk overneemt — terwijl de cijfers laten zien dat ze er juist trager van worden. We geloven in vooruitgang zonder bewijs van vooruitgang.

Maar de karavaan trekt verder. Niet uit overtuiging, maar uit leegte. Na de smartphone en de cloud is de fantasie op. AI is het laatste verhaal dat verkoopt.

Daarom neemt dit quasi myhtische proporties aan die investeerders geruststelt en de grafieken omhoog houdt. De technologie zelf blijft wankel. Ze verzint nog steeds feiten, verwart berekening met begrip, en haar fouten zijn geen bugs maar haar aard.

Laat het maar bubbelen

Wat hier speelt, is meer dan een financiële zeepbel. Het is een geloofscrisis. We zijn gaan denken dat intelligentie iets is wat je kunt kopen. Dat slim zijn betekent: sneller antwoorden geven. Dat rekenkracht verstand kan vervangen.

Dat geloof maakt ons afgestompt. We laten ons verblinden door cijfers, grafieken en rendement, terwijl we vergeten wat denken eigenlijk is: traag, zoekend, menselijk. We verwarren tempo met inzicht, efficiëntie met begrip, gemak met vooruitgang.

Misschien is een klap precies wat we nodig hebben. Jarenlang stroomde al het geld, al het vertrouwen, omhoog naar een handvol bedrijven die beloven dat kunstmatige intelligentie de wereld zal redden. Of herscheppen. En kijk, de cijfers deugen niet, maar het verhaal houdt de beurs (nog) overeind.

Iedereen voelt dat het niet klopt. De rijken investeren in gebakken lucht, terwijl de rest schraapt om de huur te betalen. De groei waar we over opscheppen is grotendeels fictie, opgepompt door AI die nog steeds niet weet wat ze doet.

En toch, misschien kan een barst in die zeepbel iets goeds brengen. Als het geld weer weglekt uit het waterhoofd van de tech, komt er ruimte vrij om te investeren in iets echts. In mensen. In woningen. In werk dat ertoe doet. In rust. In minder rendement en meer zuurstof. Misschien is dat de enige manier waarop vooruitgang weer iets met menselijkheid te maken krijgt.

Tot die tijd blijft de bubbel groeien. Niet met de grandeur van een raket, maar met het geruis van een jacuzzi: behaaglijk, zelfvoldaan en warm van illusie. Tot ze barst. Niet met een knal, maar met een zucht van opluchting.

 

Dit artikel is een overname van Jurgen Masures substack.

Vandaag op de hoogte van de wereld van morgen?