Scalen tot we stikken: wie temt de honger van AI?
Groter is beter, zeggen de techbazen, want groter levert meer op. Dat is de logica van de AI-race. Wie maar genoeg schaalt, krijgt vanzelf intelligentie. Dat is het geloof. Maar achter dat geloof verrijzen servers, datacenters en turbines: een infrastructuur van vervuiling, uitputting en rendement. Zonder enige rekenschap.
Memphis, Tennessee. Stad van blues en rock-’n-roll. Stad ook van Martin Luther King, die er in 1968 werd vermoord. Maar aan de randen van diezelfde stad speelt zich nu een ander verhaal af. In een buurt waar de lucht al decennia ongezond is, staat Colossus.
Het is Elon Musks nieuwste prestigeproject. De naam klinkt als die van een stripfiguur uit het Marvel-universum. Maar het is geen fictie. Musk wil hier de krachtigste AI ter wereld bouwen.
Water en lucht
Colossus draait op tientallen methaangasturbines, officieel ‘tijdelijk’ geplaatst. xAI, Musks AI-bedrijf, vroeg alleen een vergunning aan voor een beperkt aantal mobiele units.Maar volgens luchtbeelden van More Perfect Union stonden er enkele maanden terug al 35 te brommen. Omdat de installaties als mobiel gelden, kon xAI de strengere milieuregels voor vaste installaties omzeilen.
https://www.youtube.com/watch?v=3VJT2JeDCyw
De turbines stoten grote hoeveelheden stikstofoxiden (NOx) uit. Volgens het Southern Environmental Law Center is Colossus nu al de grootste industriële NOx-uitstoter van Memphis.
In South Memphis is de luchtkwaliteit al jaren slecht. Bewoners hebben meer last van astma en leven gemiddeld korter. Volgens ProPublica lopen zij vier keer meer kans op kanker dan wat de Amerikaanse milieudienst als aanvaardbaar beschouwt.
Niet alleen de lucht, ook het water moet eraan geloven. Colossus heeft enorme koeling nodig. Als het systeem op volle capaciteit draait, zal dat bijna 19 miljoen liter per dag vergen. En dat in een regio waar de drinkwatervoorraad al bedreigd wordt door arsenicumvervuiling.
xAI stelt dat het samen met de stad en nutsbedrijven werkt aan een fabriek die gezuiverd afvalwater moet leveren. Maar die fabriek bestaat nog niet. Er zijn geen plannen, alleen wat intenties en een factsheet.
Infrastructuur als macht
Wat hier gebouwd wordt, is niet zomaar een supercomputer. Het is de fysieke uitdrukking van een bestuursmodel waarin snelheid, schaal en rendement zwaarder wegen dan ecologie, volksgezondheid of democratisch toezicht. De software beslist, niet de samenleving.Wat in Memphis gebeurt, is ook geen uitzondering. In Santiago, in San Francisco, en elders verrijzen datacenters onder het mom van vooruitgang. Vaak niet ver van woonwijken, vaak tegen de wil van de bewoners.
In de Chileense wijk Cerrillos leidde een gepland Google-datacenter tot hevig protest. Het complex zou 169 liter water per seconde verbruiken, in een regio die al jaren kampt met droogte door klimaatverandering.
Geen enkele instantie kon uitleggen wat dat zou betekenen voor de lokale bevolking. Dus begonnen zij zelf een campagne, met posters, markten, bijeenkomsten. Het datacenter kwam er uiteindelijk niet.
Rendementsfundamentalisme
De AI-industrie volgt een eenvoudige maar meedogenloze logica. Technologie telt pas mee als ze groter wordt, sneller rekent en rendement oplevert. Schade, protest of democratische controle verdwijnen naar de achtergrond.Wat telt is efficiëntie. Efficiëntie als hoogste goed, als moreel kompas, als excuus om alles wat niet rendeert weg te duwen.
TikTok ziet af van menselijke moderatie ten gunste van AI. Maar die ‘AI’ rust nog altijd op het onzichtbare werk van slecht betaalde moderatoren in het mondiale zuiden.
In Kenia werkten mensen via onderaannemers als Sama en Majorel voor hongerloontjes aan het filteren van extreem gewelddadige of seksueel expliciete content. Vaak zonder psychologische begeleiding of bescherming, en zonder erkenning.
Hun arbeid voedt de modellen die vervolgens als vooruitgang gepresenteerd worden. En dat is precies wat rendementsfundamentalisme blootlegt: winst telt, mensen niet.
De AI-race is niet ontstaan omdat de samenleving erom vroeg. Ze is geboren uit een geloof: wie groot genoeg bouwt, krijgt vanzelf intelligentie. Dat idee werd bij OpenAI salonfähig gemaakt.
De stichting begon met een publieke missie, maar verschoof toen Sam Altman en Ilya Sutskever schaal tot sleutel verklaarden. Groot bouwen, dan volgt de slimheid vanzelf.
Investeerders zagen een verdienmodel. Big Tech zag een kans om zijn macht te vergroten. China werd opgevoerd als dreiging. En AI werd geen middel meer, maar een doel op zich. Colossus in Memphis is de materiële uitdrukking van dat geloof: een datacentrum als kathedraal. De gevolgen, van vervuilde lucht tot uitgeholde democratie, worden er terloops bijgenomen.
Gemeengoed
Toch kan het anders. In The Guardian pleitte Eleanor Drage onlangs voor frugal tech: technologie met een kleine ecologische voetafdruk en een menselijke schaal. In Ghana bouwen burgers open source-microscopen met 3D-printers. Niet uit luxe, maar om toegang te krijgen tot basale medische diagnostiek.Frugal tech draait om bruikbaarheid, eenvoud en rechtvaardigheid. Het kiest voor lokale materialen, minimale energie en hergebruik. Zo beperkt het de schade en vergroot het de zeggenschap. Technologie als gemeengoed, in plaats van als winstmachine.
Het vertrekpunt is noodzaak, niet rendement. Wat telt is bruikbaarheid, toegankelijkheid, zeggenschap. Daar zit de fundamentele keuze. De AI-industrie zet in op extractie, verpakt als vooruitgang.
Frugal tech plaatst daar iets anders tegenover: technologie die verantwoording aflegt aan de samenleving, in plaats van aan een ideologie van maximalisatie.
Lees ook: AI als klimaatboosdoener: hoog tijd voor grenzen
Dit artikel verscheen eerst op de Substack van Jurgen Masure.