Ontwikkelingshulp is stuk. Wat nu?
De recente bezuinigingen op internationale hulpfondsen, waaronder het drastisch inperken van de Amerikaanse hulporganisatie USAID, hebben niet alleen financiële gevolgen maar leggen ook structurele fouten in het mondiale hulpsysteem bloot.
De schrapping van tot wel 50 miljard dollar aan hulp aan het Globale Zuiden, gevolgd door vergelijkbare stappen in het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Duitsland, heeft geleid tot een humanitaire crisis: de VN ontving halverwege 2025 slechts 13 procent van het benodigde budget voor voedselhulp, vaccinaties en hiv/aids-medicatie.
De bezuinigingen kunnen tot meer dan 14 miljoen extra doden leiden tegen 2030Volgens schattingen van The Lancet kunnen deze bezuinigingen tot meer dan 14 miljoen extra doden leiden tegen 2030.
De pleister
Deze drastische ingrepen zijn symptomatisch voor een systeem dat nooit werkelijk gericht was op duurzame ontwikkeling. Hulp werd eerder ingezet als een tijdelijk pleister op de wonden van het globale kapitalisme dan als een strategie voor echte verandering. Het bedrag dat per Afrikaan werd uitgekeerd in het kader van hulp kwam gemiddeld neer op slechts 27 dollar per jaar.Veel donorlanden voldeden niet eens aan hun belofte om 0,7 procent van hun bruto nationaal inkomen aan hulp te besteden. Tegelijkertijd stemden NAVO-landen ermee in om maar liefst 5 procent van hun BBP te reserveren voor militaire uitgaven.
Een aanzienlijk deel van het hulpgeld werd bovendien ingezet om buitenlandse investeringen winstgevender te maken voor multinationals uit het Noorden. Onder het zogeheten “Wall Street Consensus”-model werd hulp gebruikt om investeringen in het Zuiden “te ontdoen van risico’s”.
Overheden en instellingen als de Wereldbank promootten publiek-private samenwerkingen (PPP’s), waarbij private bedrijven publieke diensten zoals scholen of ziekenhuizen mochten beheren met winstoogmerk. Burgers moesten daarvoor gebruikerskosten betalen, en bij verlies werden investeerders schadeloos gesteld door de overheid. Zo werden private winsten verzekerd, terwijl de publieke sector de risico’s droeg.
In Ghana bijvoorbeeld bleken PPP-projecten in transport, energie en water vooral voordelig voor buitenlandse investeerders. Daarnaast vloeide veel USAID-geld rechtstreeks naar bedrijven in de VS. In 2024 ging bijvoorbeeld 1 miljard dollar naar contracten met Amerikaanse kmo’s in het buitenland.
Hulp is meer een tijdelijk pleister op de wonden van het globale kapitalisme dan een strategie voor echte veranderingPartnerschappen met multinationals zoals Walmart hielpen boeren in het Zuiden om efficiënter te produceren, vooral voor export naar de wereldmarkt. Zo worden landbouwproducten en grondstoffen uit het Zuiden geproduceerd voor consumptie in het Noorden, met hulp van ‘ontwikkelingsgeld’.
Hardnekkige armoede
Ondanks decennia van ontwikkelingsinspanningen is het maar een handvol landen gelukt om van arm naar rijk te evolueren, zoals Singapore, Zuid-Korea en Taiwan. De meeste landen in het Globale Zuiden zijn daarentegen structureel arm gebleven, ondanks de hoop die werd gesteld in internationale initiatieven zoals de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) van de VN.Met minder dan vijf jaar te gaan, blijken veel SDG-doelen onhaalbaar: honger en armoede nemen opnieuw toe, terwijl klimaatdoelen niet worden gehaald. In 2022 leden 735 miljoen mensen aan chronische honger, en leeft een derde van de Afrikanen in extreme armoede. Twee derde van de wereldbevolking woont in landen waar de ongelijkheid toeneemt.
Wereldwijd leeft bijna de helft van de mensen van minder dan 6,85 dollar per dag – het equivalent van één koffie in New York – en maar liefst vijf miljard mensen (drie kwart van de mensheid) moet rondkomen met minder dan 10 dollar per dag.
Ondanks economische groei in sommige regio’s blijft deze armoedegrens hardnekkig, mede door bevolkingsgroei. Ook de klimaatdoelen gaan achteruit: de uitstoot van broeikasgassen bereikte in 2022 een recordhoogte en het afgelopen jaar was het warmste ooit gemeten. Biodiversiteit en mariene ecosystemen verslechteren zichtbaar, en het uitsterven van soorten versnelt volgens de Red List Index.
De illusie dat buitenlandse hulp fundamentele verandering kan teweegbrengen is definitief doorgepriktHet feit dat slechts tien landen van armoede naar rijkdom zijn geëvolueerd toont aan dat ongelijkheid en armoede structureel zijn ingebakken in het huidige mondiale economische systeem. Voor de overgrote meerderheid van landen zijn deze problemen geen uitzondering, maar de norm – en worden ze nog verergerd door de klimaatcrisis.
De illusie dat buitenlandse hulp fundamentele verandering kan teweegbrengen, is met deze harde cijfers en ontwikkelingen definitief doorgeprikt.
Fundamentele oorzaken
Een diepgeworteld probleem in het mondiale economische systeem is dat tientallen jaren van ontwikkelingshulp en humanitaire steun er nooit in zijn geslaagd om de fundamentele oorzaken van armoede in het Globale Zuiden aan te pakken.De meeste ontwikkelingslanden zitten gevangen in een patroon van handels- en grondstoffenafhankelijkheid. Dit systeem stelt rijke landen in staat om enorme hoeveelheden grondstoffen, energie, land en arbeid uit het Zuiden te halen, die vervolgens waarde genereren in het Noorden.
In één jaar tijd nam het Noorden netto 12 miljard ton grondstoffen, 822 miljoen hectare land, 21 miljard gigajoules energie en 392 miljard arbeidsuren uit het Zuiden – met een waarde van 10.800 miljard dollar. Dit overtrof ruimschoots de jaarlijkse ontwikkelingshulp, die per Afrikaan slechts 27 dollar bedroeg.
De Zuidelijke landen leveren ook het grootste deel van de goedkope arbeid die de wereldeconomie aandrijft. Zo verdienen fabrieksarbeiders in China slechts een kwart van hun tegenhangers in de VS, en krijgen textielarbeiders in Bangladesh amper 115 dollar per maand.
Voor werk van gelijke kwaliteit liggen de lonen in het Zuiden 87 tot 95 procent lager dan in het NoordenOndanks het feit dat 90 procent van de wereldwijde arbeid in het Zuiden plaatsvindt, ontvangen deze werknemers slechts 20 procent van het mondiale inkomen. Voor werk van gelijke kwaliteit liggen de lonen 87 tot 95 procent lager dan in het Noorden. In 2021 eigende het Noorden zich 826 miljard arbeidsuren toe uit het Zuiden, met een waarde van 16,9 biljoen euro – een verdubbeling sinds 1995.
Door een gebrek aan productieve capaciteit en investeringen in lokale toegevoegde waarde, kunnen veel Zuidelijke landen nauwelijks binnenlandse belastinginkomsten genereren. De lage koopkracht van de bevolking versterkt dit probleem.
Daardoor zijn deze landen vaak aangewezen op buitenlandse leningen, wat geleid heeft tot hoge schulden, mede verergerd door Covid-19, wereldwijde inflatie en stijgende rentevoeten. Sinds 2020 zijn tien landen in wanbetaling geraakt en dreigen er nog eens dertien in een financiële crisis te belanden. In Afrika overtreffen de kosten van schuldenaflossing de uitgaven aan onderwijs, gezondheidszorg en klimaat samen.
Historische kans
Toch kan de huidige verschuiving in het ontwikkelingsbeleid een kans zijn om te breken met de illusie dat hulp en liefdadigheid een weg bieden naar ontwikkeling. In plaats daarvan zouden Noordelijke landen hun destructieve impact moeten terugdringen, bijvoorbeeld door lokale toegevoegde waarde te stimuleren en het exporteren van onbewerkte grondstoffen te ontmoedigen.Voorstellen zoals wereldwijde belastingen op grondstoffenexport en prijsstabilisatieprogramma’s zijn daarbij relevant. Het Westen zou technologie moeten delen in plaats van haar te monopoliseren. Tijdens de pandemie weigerden farmaceutische bedrijven bijvoorbeeld om het Covid-vaccin vrij te geven, terwijl landen als Bangladesh in staat waren het goedkoop en efficiënt te produceren.
Ook het stoppen van schadelijke subsidies, zoals 500 miljard dollar per jaar aan landbouwsteun en 22 miljard aan visserijsubsidies, zou Zuidelijke producenten meer ademruimte geven.
Daarnaast moet het rijke Noorden zijn verantwoordelijkheid nemen voor de klimaatcrisis. Dit betekent onder meer het verbieden van nieuwe koolstofprojecten, ook in het Zuiden, en het naleven van klimaatbeloften. Er wordt al gewerkt aan voorstellen om de superrijken meer te laten bijdragen via globale minimumbelastingtarieven.
De opstelling van het Noorden, dat handelt vanuit eigenbelang, biedt een unieke kans voor het Zuiden om nieuwe wegen in te slaanZo kan een bescheiden heffing op miljardairs jaarlijks tot 250 miljard dollar opbrengen, en mogelijk nog eens 140 miljard extra via een heffing op individuen met meer dan 100 miljoen dollar vermogen. Dergelijke inkomsten zouden het wegvallen van Amerikaanse hulp deels kunnen compenseren.
Solidariteit in het Zuiden
In het Zuiden is er al lang het besef dat het huidige systeem oneerlijk is. In plaats van externe adviezen hebben landen daar vooral behoefte aan samenwerking en zelfbeschikking.Opkomende allianties zoals de BRICS+ – met landen als Brazilië, India, China, Zuid-Afrika en Indonesië – vertegenwoordigen inmiddels de helft van de wereldbevolking en een derde van het mondiale bbp. Ze beschikken ook over eigen ontwikkelingsbanken, zoals de New Development Bank en de Asian Infrastructure Investment Bank, die miljarden investeren in infrastructuur en duurzaamheid.
Tegelijk ontstaan er sterke regionale handelsblokken, zoals de Afrikaanse Continentale Vrijhandelszone, de grootste handelsdeal in de geschiedenis. In Azië vindt nu al meer handel plaats binnen de regio dan met de rest van de wereld. Deze trends wijzen op een verschuiving naar een multipolair economisch systeem.
Hoewel de aid-cuts schadelijke gevolgen zullen hebben voor kwetsbare mensen en het milieu, maken ze tegelijk zichtbaar waar de macht en de belangen werkelijk liggen.
De doorzichtige opstelling van het Noorden, dat steeds meer handelt vanuit eigenbelang, biedt duidelijkheid – en een unieke kans voor het Zuiden om nieuwe wegen in te slaan, los van de oude, ineffectieve ontwikkelingslogica.
Dit is de ingekorte vertaling van een artikel dat eerder verscheen op de substack van Grace Blakeley. Daar kan je je ook inschrijving op haar nieuwsbrief.