Over pensioen en de prijs van dankbaarheid
‘De zeventigjarige van vandaag is even fit als de vijftigjarige van vroeger,’ meldt het Internationaal Monetair Fonds (IMF) met de vanzelfsprekendheid van een regeringsorakel dat de pensioenleeftijd kan afleiden uit theebladeren en een kristallen bol. Dit is het IMF: een organisatie waarvan alle 188 leden vermoedelijk nog nooit een schroevendraaier hebben vastgehouden, laat staan een zestienurige werkdag in een woonzorgcentrum hebben gedraaid.
Nee, IMF — de cijfers bezwijken niet. De mensen wél.
‘Het IMF dringt er wereldwijd bij landen op aan om actie te ondernemen om de druk op de overheidsfinanciën te verlichten,’ aldus het rapport[i]. De druk op de financiën! Alsof begrotingen kunnen bezwijken onder stress. Alsof macro-economische modellen zich plotseling moeten melden bij de bedrijfspsycholoog. ‘Sorry, maar de cijfers kunnen niet meer slapen,’ hoor je de begroting zeggen. Nee, IMF — de cijfers bezwijken niet. De mensen wél.
Mensen voelen de druk. Mensen slikken paracetamol om hun dienst in de fabriek af te maken, terwijl hun toekomst wordt ingeboekt als een uitgestelde kost. De rest is projectie — slechts technocratisch theater dat de menselijke uitputting camoufleert met macro-economisch gewauwel. Volgens het IMF zouden we massaal onze pensioenleeftijd moeten opschuiven, omdat we langer leven en in betere gezondheid verkeren.
Maar die veronderstelling klopt niet. De levensverwachting in Europa stagneert al jaren, en in sommige landen daalt ze zelfs. In vergelijking met 2000 leven mensen vandaag gemiddeld drie à vier jaar langer[ii]. De vijftigjarige van vroeger is nu 53. Gefeliciteerd. Laat de champagne maar knallen.
Het is een redenering van zeldzame schoonheid: als we het leven niet kunnen inkorten, dan toch minstens het pensioen
Ouderen zijn niet gezonder dan vroeger — ze slepen zich voort met versleten heupen, chronische aandoeningen en uitgeknepen reserves. Het is een redenering van zeldzame schoonheid: als we het leven niet kunnen inkorten, dan toch minstens het pensioen. Werken is de nieuwe vorm van dankbaarheid: een moderne bedevaart naar de Tabellen, waar je je laatste krachten offert aan het altaar van de efficiëntie.
Hoe durft een 64-jarige met een doof oor en diabetes nog aan rust te denken, wanneer er ten minste nog twee kwartalen vol ‘productieve inzet’ te vullen zijn? Het beleid berekent: wie nog ademt, kan renderen. Wie het waagt te klagen, wordt gediagnosticeerd in plaats van gehoord — want de data liegen niet: je bent topfit, zelfs als je net uit je derde hernia-operatie bent ontwaakt.
Terwijl het IMF zestigplussers heruitvindt als economisch herbruikbare restcategorie, tikt de Europese boekhouding onverstoorbaar verder. In 2025 gaat zo’n 12 procent van het bbp naar pensioenen, 2 procent naar defensie, en minder dan 0,1 procent naar migratiebeleid. Voor elke euro aan een gepensioneerde tellen we zestien cent voor de tanks, en nog geen cent voor de morele paniekindustrie rond asiel.
Wie beweert dat gepensioneerden de staatskas leegvreten, kan beter zijn calculator opnieuw ijken — of zijn moreel kompas
‘Meer doen met minder’ geldt alleen voor wie oud, kwetsbaar en/of ziek is. Voor tanks geldt het omgekeerde: daar mag het altijd meer zijn, als een soort van militaire Black Friday. Wie beweert dat gepensioneerden de staatskas leegvreten, kan beter zijn calculator opnieuw ijken — of zijn moreel kompas.
Marx noemde het meerwaarde, wij noemen het economisch beleid. In de boekhouding telt de mens pas mee wanneer hij die oplevert. Het leven mag dan gemiddeld een paar jaar langer duren, het wordt er zelden ruimer op. Wij bestaan bij de gratie van onze productiviteit. Ouderdom is geen belofte van rust of wijsheid, maar een afschrijvingspost in een kasboek dat ruikt naar lauwe urine en sepsis.
De burger wordt niet oud, hij devalueert— een investering die je nog snel moet uitwringen voor hij definitief niets meer opbrengt. Schopenhauer schreef dat het leven een pendel is tussen verveling en pijn; het moderne beleid heeft ervoor gezorgd dat verveling alleen nog is toegestaan tijdens een verplichte veiligheidstraining op je tweeënzestigste. Wie zijn midlife heeft overleefd, mag in de wachtrij gaan staan voor de volgende productiefase: vrijwilligerswerk, mantelzorg, of anders toch gewoon een loopbaan als reservist.
Ons huidig systeem weet precies wat een begroting kost, maar vergeet hoeveel een mensenleven waard mag zijn
Politiek, daarentegen, is de enige sector waarin verouderen geen schande is, maar een vereiste. De gemiddelde leeftijd van staatsleiders zou in een geriatrisch rapport als ‘gevorderd’ worden aangeduid — ware het niet dat hun rug zelden kraakt van het strategisch verplaatsen van manschappen op een PowerPoint. Terwijl ouderen in de zorg worden afgeschreven, worden ze in parlementen herdoopt tot ‘ervaren krachten met levenswijsheid’. Een gepensioneerde wordt standaard ingezet als oppas, administratief medewerker en buurtcoach — tenzij hij een politiek mandaat krijgt, dan mag hij opnieuw op missie.
Misschien is het niet de mens die oud wordt, maar het systeem zelf — een systeem dat zichzelf herhaalt als een slecht geheugen: het weet precies wat een begroting kost, maar vergeet hoeveel een mensenleven waard mag zijn. Het herleidt gepensioneerden tot budgetposten, maar viert semi-seniele staatslieden als visionaire hoeders van de toekomst.
Zij loodsen ons niet vooruit, maar achterwaarts: naar een loopgraaf vol ex-werknemers die hun pensioen inruilen voor militaire paraatheid. ‘Het doel van arbeid is rust,’ schreef Aristoteles. Maar vandaag lijkt het doel van rust: verantwoording afleggen. Voor wie je bent geweest, wat je hebt gekost, en of je wel genoeg uren hebt doorgebracht in de Duracellfabriek.
Ouderen moeten steeds langer mee, zolang ze niet te veel kosten, niet te luid ademen en vooral niet te veel zitten
De moderne samenleving beheerst de kunst van de dubbelzinnigheid omtrent ouderdom tot in de perfectie: ouderen moeten steeds langer mee, zolang ze niet te veel kosten, niet te luid ademen en vooral niet te veel zitten. ‘Blijf nuttig,’ gebiedt het beleid, ‘maar val ons niet lastig met je slijtage.’
Ouderen zijn niet heilig, ze zijn hooguit handig. Ze functioneren als ideaal reservemateriaal: bruikbaar zolang ze kunnen glimlachen voor het buurthuismagazine, voor het stikken van herbruikbare mondmaskers, of om hun opgebruikte knieën in te zetten als tastbaar bewijs dat solidariteit niet dood is, alleen goedkoop. Idealiter lost de bejaarde op in een economische dampkring: reukloos, geluidloos, biologisch afbreekbaar. Wie uit de balans valt, is per definitie overbodig.
Zo verouderen we niet in een samenleving die ons draagt, maar in een wereld die haar senioren bewaart als half-om-half-gehakt in een lekkende koelkast: niet rot genoeg om weg te gooien, niet fris genoeg om nog op tafel te zetten. Ouderdom is het taboe van het systeem geworden. We spreken van ‘vergrijzing’ alsof het om een mislukte oogst gaat, alsof het menselijk gestel een fout maakt, door te rijpen. Alsof alle lichamen na de zestig hun bestaansrecht verliezen, tenzij ze nog iets kunnen vasthouden, tillen, of aangeven.
Wie gelooft dat een mens pas telt wanneer hij rendeert, begrijpt niets van het leven
Maar het zijn niet de lichamen die falen — het is de samenleving die weigert waarde te zien buiten arbeid en exploitatie. Wie gelooft dat een mens pas telt wanneer hij rendeert, begrijpt niets van het leven. En wie pas respect toont wanneer iemand meerwaarde creëert, mag straks zijn moeder herleiden tot het aantal bruikbare dagen tussen twee stoelgangincidenten. Gun ouderen hun pensioen. Niet uit medelijden, maar uit fatsoen. Omdat wie niets meer hoeft te doen, eindelijk iets mag betekenen.
Voetnoten:
[i] ‘Ludicrous and unfair’: older workers react to pressure to delay retirement | Retirement age | The Guardian[ii] Period Life Expectancies, Historical Period
Marijke Van Thielen (1986) is een Belgische schrijver en filosoof. Ze schrijft essays en opiniestukken voor Belgische en Nederlandse kranten en weekbladen (waaronder Aktief en De Tijd). Haar werk verscheen in meerdere literaire en maatschappelijke tijdschriften en boeken. Tot eind 2024 woonde ze in Nederland; sinds kort verblijft ze in het zuiden van Andalusië, samen met haar echtgenoot en twee ruwharige teckels. In het najaar verschijnt haar debuutbundel met literaire essays.