Foto: Wallpaper Flare & Witte Huis via Canva Teams
Analyse -

Kan Trump de Amerikaanse industrie nog redden?

Trumps handelsoorlog wil ingevoerde producten duurder maken en buitenlandse bedrijven dwingen om in de VS te produceren. Maar slaagt hij daarin? En waarom verdwenen zoveel jobs en fabrieken uit de VS?

maandag 19 mei 2025 14:01
Spread the love

 

Van traditionele sectoren naar hamburgerjobs

De maakindustrie van de VS is nu veel zwakker dan op het einde van de Tweede Wereldoorlog. Toen was de positie van de Verenigde Staten fenomenaal. Het industrieel apparaat produceerde in 1945 de helft van alle goederen in de wereld.

De maakindustrie was dan ook nog eens geconcentreerd: de honderd grootste verwerkende bedrijven bezaten één derde van de waarde van alle productie-eenheden in de verwerkende industrie in de VS. Dat is de helft meer dan in 1939.[1]

In het begin van de jaren 1960 droegen de Amerikanen voor 95 procent kleren, Made in the USA. Nu is dat nog 2 procent. Het aantal jobs in deze sector bedroeg 2,4 miljoen. Bijna 90 procent daarvan is weg.

Scheepsbouw: slechts 1 procent Made in the USA

Ander voorbeeld: de scheepsbouw. Op het einde van de oorlog hadden de VS nagenoeg een monopolie in deze sector. Vandaag lees je in de aanhef van een presidentieel decreet:

“Zowel onze bondgenoten als onze strategische concurrenten produceren schepen tegen een fractie van onze prijs. Recente data laten zien dat de VS minder dan één procent van de handelsschepen bouwt, terwijl China 50 procent voor zijn rekening neemt.”

Nog een voorbeeld: de staalsector. In de jaren 50 telde de staalsector in de VS 700.000 jobs. Nu is dat cijfer teruggevallen tot 83.000.

In zijn boek De Ongelijkheidsmachine citeert Paul Goossens een vakbondsrapport waarin staat dat de industriële jobs deels vervangen zijn door hamburgerjobs: “McDonald’s heeft 1,9 miljoen mensen in dienst. Het is daarmee de tweede grootste private werkgever in de wereld. Op het vlak van lage lonen en precaire banen is het wereldleider.”[2]

Het is niet alleen in de traditionele en zware sectoren dat de Amerikaanse industrie snel achteruit boert. In de top tien van de bedrijven wereldwijd die batterijen voor onder meer elektrische auto’s aanmaken, staat geen enkel bedrijf uit de VS.

Er staan wel 5 Chinese bedrijven in die samen 67 procent van de markt voor hun rekening nemen. De nummer één heet CATL uit de Chinese provincie Fujian. Op de afdeling research and development heeft deze onderneming 20.000 mensen in dienst onder wie 12.000 ingenieurs.[3]

Handelsbalans 1.300 miljard dollar in het rood

Vanaf 1970-1975 beginnen de sectoren in de VS hun positie te verliezen. Dat is af te lezen uit de daling van het aantal jobs in de private maakindustrie. In 1945 was 45 procent van de werkers van de private sector tewerkgesteld in de industrie. Nu is dat nog 9,4 procent.

Aantal industriearbeiders loopt fors terug

Een andere indicator is het aandeel van de private industrie in het bnp. Dat is het bruto nationaal product waartoe de activiteit van allerlei sectoren zoals de landbouw, de industrie, de financiële sector, de klein- en groothandel, de overheid … bijdragen. In 1950 was de bijdrage van de private industrie tot het bnp 27 procent. Dat is in 2023 gezakt naar 10 procent.

Eén van de resultaten van deze evolutie is dat de Verenigde Staten meer goederen moeten invoeren dan voorheen. In de balans tussen de uitgevoerde en de ingevoerde goederen, staan de VS in het rood. In 2024 voeren ze voor 1.300 miljard dollar meer goederen in dan dat ze uitvoeren.

Dat leidt tot Amerikaanse afhankelijkheid en daardoor tot een relatieve vermindering van de macht van de VS in de wereld. In die optiek is het logisch dat Trump het tekort op zijn minst wil verminderen.

Hoe komt het dat de Amerikaanse industrie zo bergaf gaat?

De oorzaak van het industriële verval in de VS is te vinden in de tegenstellingen binnen het systeem zelf.

In een industrie waar de productiemiddelen (de fabrieken, de machines, …) in private handen zijn, geldt boven alles het principe van de winst. Hoe minder de kapitalist aan zijn werkers betaalt, hoe hoger zijn winst. Het gevolg daarvan is dat de arbeiders meer producten maken, dan zij kunnen aankopen met hun lage loon. De kapitalist geraakt de producten niet kwijt, er is ‘teveel’ geproduceerd.

De kapitalist zal daarom het productieapparaat niet meer ten volle benutten. De machines draaien niet meer op volle toeren, want dat is nutteloos.

Waarom meer produceren als dat niet verkocht geraakt?

Dat fenomeen is in de VS zichtbaar vanaf het begin van de jaren 1970. Tot dan kon de VS-industrie bloeien en groeien dankzij de vernietigingen in Europa en Japan tijdens de Tweede Wereldoorlog, dankzij de oorlogen in Korea en Vietnam, dankzij de onaantastbare militaire, economische, financiële, diplomatieke macht van de VS in de wereld, …[4]

Vanaf 1970 zijn die uitzonderlijke omstandigheden voorbij, waarna de crisis duidelijk wordt. In 1970 draait het industrieel productie-apparaat op 84,5 procent van zijn capaciteit.[5] Vandaag is dat nog 78 procent. Met andere woorden: bijna een kwart van de capaciteit wordt niet gebruikt.

Dat heeft dan weer voor gevolg dat de investeringen terugvallen. Waarom zou een kapitalist investeren in het industrieel apparaat als de productie daarvan de vraag van de markt ver overstijgt?

Naar een daling van de groei

Waar niet of minder geïnvesteerd wordt, vertraagt de innovatie of valt ze zelfs stil. Hetzelfde is waar voor de groei van de productiviteit – de waarde die per uur per werker geproduceerd wordt. Zonder innovatie is er immers geen vooruitgang van het productieapparaat.

In 2013 schrijft het vermaarde Massachusetts Institute for Technology in een rapport: “Vroeger had je lange termijn onderzoek in centra als Bell Labs, Xerox Parc of Alcoa Research Lab. Die onderzoekscentra hadden duizenden wetenschappers en ingenieurs in dienst. Intussen hebben de grote bedrijven drastisch gesneden in fundamenteel onderzoek.”[6]

Zonder fundamenteel onderzoek geen innovatie

De daling van de investeringen, de innovatie en de productiviteitsgroei heeft een weerslag op de groei van het totale bnp. De economische groei van de VS bedroeg in de jaren 50 en 60 gemiddeld 4,3 procent per jaar. Dat cijfer zakte naar 3,2 procent in de jaren 70 en 2 procent in de eerste twee decennia van deze eeuw.

Het Internationaal Monetair Fonds voorspelt een nog lagere groei voor dit en volgend jaar:

Foto: Wallpaper Flare & Witte Huis via Canva Teams

De economie van de VS zal naar verwachting in 2026 nog maar met 1,7 procent toenemen. In Azië en sub-Sahara Afrika zal de groei tweeëneenhalve keer hoger uitkomen.

Nu haar industrie niet meer de dans leidt, verzwakt het Amerikaans imperialisme op wereldschaal. In 1945 waren de VS goed voor 50 procent van de wereldproductie van de maakindustrie. Dat zakte naar 25 procent in 2000 en naar 16 procent in 2021.

Ter vergelijking: het aandeel van China bedroeg in 1945 nauwelijks 2 procent. Dat cijfer steeg naar 9 procent in 2004 en 29 procent in 2023.

Het systeem is een rem geworden op de vooruitgang

In essentie komt deze evolutie neer op het volgende: de groei van de productiekrachten in de Amerikaanse industrie vóór 1970 — binnen het kader van privébezit van de productiemiddelen — heeft obstakels gecreëerd voor het optimaal benutten van arbeid en natuurlijke hulpbronnen. Met andere woorden: het kapitalisme is uitgegroeid tot een rem op vooruitgang en het verlichten van menselijke noden.

Ten koste van 15.000 dode kinderen per dag

De expansie van de productie leidt onder het kapitalisme naar overcapaciteit. Niet dat er voldaan is aan de noden van de bevolking maar wel dat het geïnvesteerde kapitaal en nieuw kapitaal te weinig winst opbrengen.

Hoe paradoxaal ook in deze wereld waarin nog hele continenten tot ontwikkeling moeten komen en waar per dag nog altijd 13.000 à 15.000 kinderen onder de vijf jaar sterven omdat er te weinig ontwikkeling is[7], geldt de vaststelling dat het kapitalisme op het punt gekomen is dat de industrie niet te weinig maar teveel produceert. Er is een overschot aan kapitaal. Dat is een vloek.

Het Globale Zuiden werkt, maar int slechts voor de helft

Toch zoeken de kapitalisten-investeerders nog naar nieuwe, lucratieve projecten waar hun geld rendeert. Die projecten liggen vooral in het Globale Zuiden. Daar zijn de gronden, de grondstoffen en de arbeidskracht van de mensen goedkoop. Haast een Utopia voor de kapitalist.

De verplaatsing van de productie naar het Globale Zuiden gaat naar een toppunt als de Verenigde Staten, Japan en West-Europa via het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank herstructureringsprogramma’s opleggen aan het Zuiden die deze landen verplichten hun openbare sectoren te privatiseren. De Westerse investeerders springen daarop.

De overdracht van het Zuiden naar het Noorden

Vandaag wordt 90 à 91 procent van de industriële goederen in de wereld aangemaakt in de landen van het Globale Zuiden. Zo leert een studie van een groep vorsers aan de Vrije Universiteit van Barcelona, onder leiding van de economische antropoloog Jason Hickel.

De studie stelt ook vast dat het inkomen uit de mondiale productie van industriële goederen slechts voor 44 procent naar het Globale Zuiden gaat, ook al realiseren deze landen 90 à 91 procent ervan.

Een gevolg daarvan is dat de winsten van de ondernemingen van de VS in het buitenland voortdurend groeien. In 1960 kwam 6 procent van die winsten uit buitenlandse activiteiten. In de jaren 1990 steeg dat naar 15 procent en in het eerste decennium van deze eeuw naar 21 procent. In 2023 was het 31 procent.[8]

Groei van de financiële economie

Naast het Globale Zuiden lonken de investeerders naar de financiële sector. Daar blijken ze van karakter te veranderen: van investeerders worden ze speculanten.

Onder het hoogste en laatste stadium van het kapitalisme, als de financiële economie verstrengeld is met de reële economie, trekken de investeerders-speculanten het hele systeem mee.

Henry Kaufman, zelf directeur van een van de grootste investeringsbanken in de VS, zegt dat de verschuiving van de productie naar de financiële sector gebeurt, omdat er geen of minder baat is bij investeringen in de productie. Het maken van goederen verandert in het maken van geld.

Een gokmenu naar keuze

De verschuiving neemt veel vormen aan. Je kan bijvoorbeeld aandelen op de beurs kopen om ze later met winst te verkopen.

In 1975, als de wilde carrousel van start gaat, worden 19 miljoen aandelen verhandeld. Tien jaar later is dat al 109 miljoen.

Je kan ook effecten op termijn kopen: je belooft op een welbepaalde datum in de toekomst een aandeel of een obligatie te kopen tegen een vastgelegde prijs. Heb je geluk, dan ligt de prijs in de markt op dat ogenblik een stuk hoger.

Het aantal verhandelde futures in 1970 bedraagt 11 miljoen. Vijftien jaar later is dat 160 miljoen.[9]

Daarnaast heb je nog tal van andere gokmogelijkheden. Je kan buitenlands geld kopen, of bouwgrond, of cryptomunten, of goud, of grondstoffen op termijn, je kan verzekeringen verzekeren, je kan wedden dat intrestvoeten zullen stijgen of dalen, …

Financiële sector heeft verwerkende industrie verdrongen

Het gevolg is een explosieve groei van de financiële sector. Tussen 1980 en 2024 stijgt de winst van de financiële sector in de Verenigde Staten van 32 naar 654 miljard dollar.[10]

In het begin van de jaren 1980 was de bijdrage van de financiële sector (banken, verzekeringen en immobiliën) aan het bnp één derde van die van de manufactuur. Nu is ze ruim het dubbele. In 2023 droeg de financiële sector 21,2 procent bij aan het bnp. De maakindustrie was slechts goed voor 10 procent.[11]

De casino’s van Las Vegas liggen nu in Wall Street

Al in september 1985 publiceerde uitgerekend Business Week een artikel dat een schokgolf veroorzaakte. De titel van het stuk was The Casino Society. Het blad schrijft:

“Het Amerikaans financieel systeem is een soort Las Vegas geworden. Het volume van de verhandelingen is veel hoger dan wat nodig is om de economie te ondersteunen. Het lenen om aandelen te kopen is totaal uit de hand gelopen. Er worden nu futures gekocht zonder dat de koper echt aandelen in bezit heeft. Het resultaat: het systeem kantelt van investering naar speculatie.”

Datgene wat door de werkers in de productie gerealiseerd is als meerwaarde, wordt toegeëigend door de kapitaalbezitters die het grotendeels inzetten in speculatieve operaties. Dat is parasitisme.

Om terug te keren naar de vraag bovenaan deze tekst: ‘Kan Trump de Amerikaanse industrie nog redden?’ Enkel als hij het private winstmotief uitschakelt. Want dat is de oorzaak van de de-industrialisering. De kans dat Trump dat doet is natuurlijk nul.

 

Notes:

[1] Gabriel Kolko, Century of War, New York: The New Press, 1994, p. 82.

[2] Paul Goossens, De Ongelijkheidsmachine, Berchem: EPO, 2023, p. 263.

[3] https://cnevpost.com/2025/02/11/global-ev-battery-market-share-2024/ en https://kdwalmsley.substack.com/p/catl-byd-and-tesla-expose-europes en https://www.caixinglobal.com/2024-09-20/catl-is-using-ai-to-discover-next-generation-battery-materials-102238067.html

[4] Harry Magdoff en Paul Sweezy, Stagnation and the Financial Explosion, New York: Monthly Review Press, 2009, p. 35.

[5] John Bellamy Foster en Robert McChesney, The Endless Crisis, New York: Monthly Review Press, 2012, p. 41.

[6] Report of the MIT Taskforce on Innovation and Production, Cambridge: MIT Press, 2013, p. 26.

[7]

[8] John Bellamy Foster en Robert McChesney, a.w., p. 49 en https://fred.stlouisfed.org/series/B3275C0A144NBEA?utm_source=chatgpt.com

[9] Harry Magdoff en Paul Sweezy, a.w., pgs. 19-20.

[10] John Bellamy Foster en Robert McChesney, a.w., pgs. 25 en 26 en https://ycharts.com/indicators/us_financial_corporate_profits_yearly?utm_source=chatgpt.com

[11] https://www.statista.com/statistics/248004/percentage-added-to-the-us-gdp-by-industry/ en https://developingeconomics.org/2017/01/13/kicking-away-the-statistical-ladder/

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!