Bewerkt beeld: frangel-katerns
Opinie -

Toen ik mijn smartphone verloor en mijn wereld plots tot rust kwam

Altijd verbonden, altijd beschikbaar. De gsm is een perfect product van onze samenleving, die maar één ding lijkt te schreeuwen: wees productief!

woensdag 30 april 2025 09:03
Spread the love

 

Ik was elf jaar en zat in groep acht toen ik mijn eerste smartphone kreeg. Het was zo’n uitschuifbare Samsung die technisch gezien wel op internet kon, maar eigenlijk veel te traag was. Toch konden mijn vrienden en ik via bluetooth liedjes naar elkaar sturen – nummers die we van YouTube hadden geconverteerd via een of andere illegale site.

In de jaren daarna volgde ik de technologische trend via oude telefoons: eerst een iPhone 3, later een iPhone 4. En ondertussen doken overal om ons heen sociale media op: Facebook, Twitter, WhatsApp.

Het was rond mijn zestiende, toen iedereen Instagram en Snapchat had, dat ik, überpuber die ik was, gek werd van het onzekere gevoel dat ik kreeg van al die filmpjes van andere mensen over hoe leuk ze het wel niet hadden op vakantie. En van dat opgejaagde gevoel zelf foto’s te moeten maken, zodat je het kon delen. Die zomer verwijderde ik de apps en mijn accounts.

Tot ik voor mijn werk bij DeWereldMorgen weer een Instagram en TikTok nodig had, en een nieuwe iPhone kreeg. Wat een verschil. Alles laadt razendsnel. En wat scrollt dat ding lekker. In het begin hield ik mezelf nog voor dat ik enkel via het werkaccount op Instagram zat, om het nieuws te volgen enzo. Maar voor ik het wist, zat ik eindeloos te scrollen.

Want na het nieuws komt er een kattenfilmpje, gevolgd door een kookvideo van een vrouw met een ongelooflijk irritant zwoele stem. Daarna nog een kookfilmpje – deze keer van een man die op het einde een smerige hap neemt en dan zo zelfgenoegzaam knikt om te bevestigen hoe lekker het wel niet was.

Hoe hard ik me er ook aan ergerde, ik bleef kijken

Vervolgens verscheen er een koppel dat werkelijk elke minuut van hun leven – en dat van hun kind – filmt en deelt. Een filmpje van iemand die een blunder maakt, en iemand die zichzelf daar in heeft gemonteerd om commentaar te geven.

Hoe hard ik me er ook aan ergerde, ik bleef kijken. En hoe langer je keek, hoe vaker je dezelfde kookfilmpjes tegenkwam, steeds met een andere irritante stem, en datzelfde gezin, en al die andere gezinnen met hun schattige baby’s en hun enorme huizen. Voor ik het wist zat ik wel in de metro, of in het park, maar eigenlijk in honderd andere werelden (waar ik eigenlijk helemaal niet wilde zijn).

Totdat ik na een wandeling uit het park naar huis liep, niet doorhad dat er een gat in mijn jaszak zat, en zo, poef, mijn gsm verloor – en al die werelden ineens verdwenen.

De stilte

Voor de stilte kwam de paniek. Mijn gsm was niet alleen sociale media, maar ook mijn gids, agenda, en al het andere. Ik moest de volgende dag ergens naartoe waar ik nog nooit was geweest — hoe moest ik daar komen zonder Google Maps? En wat als ik in de trein nog iets wilde doen via mijn hotspot? En ja, ik kon WhatsApp nog wel openen op mijn laptop, maar wat als iemand me wilde bereiken, terwijl ik boodschappen ging doen?

Pas toen besefte ik hoe vaak ik onderweg op mijn gsm bezig was — en niet eens altijd op sociale media. Ik checkte mijn e-mails, las snel het nieuws, luisterde een podcast, en moest nog alle Whatsappjes beantwoorden die zich inmiddels hadden opgestapeld. En dat allemaal gewoon omdat het kón. Omdat het nu in de metro van werk naar huis kon — zodat je later, als je thuis was, echt kon uitrusten.

Maar ‘rusten’ thuis betekende dan: even op sociale media. Even die werkdag vergeten. En dan zette ik, bijna gedachteloos, de appblocker uit die ik na werktijd op sociale media had gezet. Vier minuten. Daarna nog eens vier. En weer. Steeds opnieuw. En hoewel ik een opgejaagd gevoel had, voelde het wel alsof ik bezig was, alsof ik productief was. Al die prikkels en dopamine. En zo bleef ik ongemerkt gewoon in het ritme van de werkdag hangen.

Constant gevoel van beter doen

Ik weet nog goed dat ik vroeger op de middelbare school een discussie had met een vriendin. Ik vond niet dat ik meteen op een WhatsApp-bericht moest antwoorden, maar dat je daar best, net als een email, even over kon doen. Mijn vriendin vond dat onzin, “je kan toch heus wel even iemand antwoorden, dat kost 1 seconde”.

Nu merkte ik op dat ook mijn vriendin haar Whatsappjes pas dagen later beantwoordt. De sociale wereld op WhatsApp is inmiddels zo gegroeid dat het onmogelijk is om iedereen maar constant te woord te staan. Je oma. Je baas. De voetbalgroepschat. Vriendinnen. Die oude collega aan wie je nog beterschap wilde wensen. Het is een eindeloze to-do-lijst van berichtjes die je nog moet versturen, los van je to-do-lijst voor je werk, die je óók moet afwerken.

En dat kan altijd — ook in de metro.

En hoe die to-do’s in elkaar overlopen — werk en privé — zodat je leven langzaam een grote to-do-lijst wordt, waar telkens hetzelfde opdringerige gevoel achter lijkt te schuilen: productief zijn, groeien, beter worden.

Tussen de snelle passen op straat podcasts luisteren om slimmer te worden. Artikels lezen die je blik verruimen. Je vriendschappen onderhouden, je grootouders berichten. Zorg dat je er bent voor de ander! Nog even dat werkmailtje beantwoorden. En omdat het altijd kán, waarom doe je het dan niet?

Gsm als perfect product van een samenleving die zichzelf heeft wijsgemaakt dat alles mogelijk en maakbaar is

Zo lijkt de gsm een perfect product van een samenleving die zichzelf heeft wijsgemaakt dat alles mogelijk en maakbaar is. Waar ‘falen’ geen gevolg is van omstandigheden, maar een persoonlijke tekortkoming. Het had immers gekund, het was altijd mogelijk. Dat lijkt op vrijheid, maar is in werkelijkheid een vorm van verdrinken in keuzemogelijkheden en prestatiedruk.

Want we weten allemaal hoe het gaat met to-do’s. Je doet ze niet. Maar toch blijven ze ruimte innemen in je hoofd. Waardoor we constant omringd lijken te zijn met een soort schuldgevoel, en dat je die, als een soort gestolde versie, elke dag in je broekzak meedraagt.

Nu ik geen gsm meer had, was dat gevoel weg. Er bleef een soort stilte achter. In de metro deed ik gewoon weer wat het was: onderweg zijn. En ergens tussendoor liet ik mijn haast en het opgejaagde gevoel van werk achter me. Ik kon toen even niet productief zijn, en ontdekte dat ik dat ook niet wilde – ook niet thuis. En dat je dan tijd hebt voor andere dingen.

Afhankelijk van de apps

Maar wat is zo’n toestel toch handig. Hij wijst je constant de weg (ik merkte dat ik zelfs de route naar mijn wekelijkse sportklas niet meer wist), onthoudt je wachtwoorden, je hoeft alleen maar je gezicht te laten zien (ik was al mijn wachtwoorden vergeten), en laat je overal inloggen via apps en QR-codes – voor belangrijke zaken zoals internetbankieren, Itsme, de belastingdienst (ik belandde in een soort loop van niet kunnen inloggen). Hoe afhankelijk was ik geworden.

Bij mijn bank kon ik gelukkig nog een ‘ouderwets’ betaalkastje aanvragen, maar bij een aantal banken in Nederland, waar ik vandaan kom, is dat niet eens meer mogelijk. Daar móét je de (Amerikaanse) app gebruiken. We leven in een wereld waarin je zonder smartphone eigenlijk niet meer kunt meedoen. Hoe afhankelijk zijn wij geworden.

En zo, zonder telefoon, in een wereld waarin iedereen er één heeft, voelde ik me ineens een buitenstaander — alsof ik even vanop afstand naar ons kon kijken. En toen kwam de vraag die bleef hangen: waar zijn we eigenlijk mee bezig? En is er nog wel een weg terug?

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!