De studentenprotesten in het voorjaar van 2024 in de Verenigde Staten en Europa waren voor historicus Lodewijk van Oord de reden om het boek Protesteren voor beginners te schrijven. Steeds vaker gaan mensen de straat op: alleen al in Amsterdam werden er in 2024 meer dan tweeduizend demonstraties bij de gemeente aangemeld[1], schrijft Van Oord. Een verdubbeling in tien jaar tijd.

Lodewijk van Oord. Bron: Wikimedia / CC BY-SA 4.0
Waarom had u zo’n interesse in de studentenprotesten?
“Ik heb jarenlang conflictstudies en de geschiedenis van het Midden-Oosten gedoceerd. Dus tijdens de protesten, die een jaar geleden begonnen, kwamen deze aspecten van mijn achtergrond samen. De demonstraties begonnen in Amerika en waaiden over naar de rest van de wereld en dus ook naar Nederland.”
“Ik besloot te documenteren wat er gebeurde. Wat zegt deze krant, wat zegt die krant? Hoe ontwikkelt het zich? Houden de demonstranten het vol, brengt het iets teweeg? Ik hield zowel de protesten in Amerika, Europa als Amsterdam in de gaten en ging er in de loop van de zomer opiniestukken over schrijven. Daar is dit boek uit gegroeid.”

x
Zag u verschil in de berichtgeving?
“Ik keek naar wat de landelijke kranten, de stadskranten en de universiteitskranten schreven in steden als Dublin, New York, Chicago, Amsterdam, Nijmegen en Utrecht. Het viel me op dat de universiteitskranten veel vaker de studenten interviewden: wat doe je hier, waarom ben je zo boos?”
“Het Parool daarentegen legde meer de nadruk op de burgemeester en het NRC en de Volkskrant juist op de Tweede Kamer. De gevestigde pers heeft de neiging om vanuit de bestuurlijke kant naar het conflict te kijken. Dat viel me ook op in Utrecht en Nijmegen, en Dublin, en bij de Columbia Spectator in New York.”
“Jongeren denken na over in wat voor wereld wil ik eigenlijk leven”
In uw boek komen ook onder meer de studentenprotesten tegen de Apartheid in Zuid-Afrika aan bod. Waarom spelen studenten vaak zo’n grote rol bij protesten?
“Uit onderzoeken blijkt dat jongeren sneller demonstreren dan ouderen. Ik denk dat dit komt doordat je belangen verschuiven als je ouder bent. Jongeren zitten in een fase waarin ze nadenken over wie ze zijn, wat ze kunnen en over hoe de wereld eruitziet. Maar ook: in wat voor wereld wil ik eigenlijk leven?”
“De universiteit geeft studenten waarden mee, waar het bestuur zelf niet naar handelt”
“Daarnaast komen ze tijdens hun studie in aanraking met de actualiteit, via colleges, debatten, lezingen en studentenverenigingen. Deze generatie ziet in dat ze in een wereld zijn geboren waar internationale samenwerking en een sterke rechtsstaat, die lang de norm waren, nu aan het afbrokkelen is.”
“Er zit een beetje een gekke spanning in het feit dat mensenrechten en geopolitiek wel tijdens colleges aan bod komen en dat de universiteit studenten bepaalde waarden meegeeft, waar het bestuur zelf niet naar handelt. Dat geeft een bepaald gevoel van schizofrenie, waarna de stap naar de straat snel gezet is.”
“Klimaatactivisme is een manier om iets met de zorgen te doen. Maar ook de afbrokkeling van de internationale rechtsorde, waar Gaza een goed voorbeeld van is, gaat jongeren aan het hart en willen ze bevechten.”
“Als je volwassen bent met een vast contract, een hypotheek en een setje aandelen, zijn de barrières om de straat op te gaan en een risico te nemen groter. Kort gezegd: jongeren hebben iets te winnen, volwassenen hebben iets te verliezen.”
In elke ‘grote protestbeweging’ zit ook altijd een ‘generatieconflict verborgen’, schrijft u. Wat bedoelt u hiermee?
“Vooropgesteld: ik bagatelliseer de zaak daarmee niet. Ik ben ervan overtuigd dat studenten primair de straat op gaan, omdat ze genocide in Gaza een lelijk gezicht vinden. Ik bedoel ermee te zeggen dat het een herdefiniëring is van macht van de ene naar de volgende generatie.”
“Een jongere generatie zegt indirect met een protest: ‘Let op, wij komen er aan. We hebben nu nog geen macht, maar we laten met ons protest zien in wat voor wereld we willen leven.’ Bijvoorbeeld op het gebied van klimaat: ‘We willen leven in een wereld die duurzaam is.’ Als het gaat om de rechtsorde: ‘We willen leven in een vrije, rechtvaardige wereld.’”
U schrijft: ‘Karl Marx schijnt te hebben gezegd dat de geschiedenis zich altijd herhaalt, eerst als tragedie en daarna als farce.’ Maar bij de studentenprotesten gaat dat niet op, schrijft u, dan versmelten de twee theatervormen. Leg uit.
“De protesten zijn een serieuze, ernstige zaak. Maar als je er iets dieper naar kijkt, is het ergens ook komisch. Rector Peter-Paul Verbeek van de Universiteit van Amsterdam (UvA) die op de Nederlandse televisie bij Nieuwsuur kwam vertellen dat hij geen idee heeft met welke studenten hij had onderhandeld, wegens de gezichtsbedekking. Maar ook dat studenten teach-ins organiseren tijdens de momenten dat ze eigenlijk colleges zouden moeten volgen.”
“Dat zijn elementen die ik als komisch ervaar, omdat de werkelijkheid zich omdraait. Wat mij betreft gaan humor en woede heel goed samen. Mijn advies aan de protesterende studenten is dan ook: probeer ook humor te cultiveren, om zo de demonstraties vol te houden.”
“Geweld heeft een epidemische kwaliteit, weten we uit onderzoek, als er eenmaal geweld is gebruikt, leidt dat altijd tot meer”
Hebben ze die humor ook?
“Ik heb met veel studenten gesproken en gemerkt: het is behoorlijk ernstig allemaal. Ik vroeg ze: ‘Hebben jullie ook lol met elkaar?’ Maar ik heb het idee dat ze vooral het leed van de wereld op hun schouders dragen, wat heel begrijpelijk is. Maar als je zo’n protest vol wilt houden, dan moet je ook een beetje kunnen relativeren en er zakelijker in staan.”
“Het is beter om iets minder emotioneel te zijn en iets meer strategisch erin te staan, om te zorgen dat je de grootste invloed hebt op de situatie. Dat betekent dat je soms wel protesteert en soms niet.’
U pleit ervoor om het ‘geweldsmonopolie met radicale terughoudendheid te hanteren, zeker als het gaat om jongeren die in hun rol als betoger nog maar weinig vlieguren hebben gemaakt’. Waarom?
‘Geweld heeft een epidemische kwaliteit, weten we uit onderzoeken. Oftewel: als er eenmaal geweld is gebruikt, leidt dat altijd tot meer geweld. Zeker bij jonge studenten die voor het eerst protesteren en nog niet gepokt en gemazeld zijn. Zij hebben vaak de discipline nog niet om zich geweldloos op te stellen. Want geweldloosheid is iets waar je professioneel in moet worden. Dat is moeilijk, het is makkelijker om gewelddadig te worden.’
‘Als je de situatie in Amsterdam afpelt, zie je dat de eerste keuze van geweld bij de driehoek lag[2]. Die besloot de eerste bezetting te ontruimen met geweld, met die grote shovel. Dat leidde tot geweld bij de demonstranten. Natuurlijk is iedereen verantwoordelijk voor zijn eigen gewelddadige gedrag. Maar ik vind ook dat de partij die als eerste geweld gebruikt, medeverantwoordelijk is voor het tegengeweld dat erop volgt.’
Geweldloosheid is een groot thema in uw essay. Toch zijn er recentelijk twee studenten bij de UvA-demonstraties veroordeeld wegens geweld.
‘Je kunt je afvragen wat geweld is: voor sommigen is dat alleen letsel tegen levende wezens. Maar ik ga verder: vernielingen en sabotages, zoals klinkers uit de straat halen of ramen laten sneuvelen, vallen voor mij ook onder geweld. Dat moet je dus ook niet doen. Ik ben daar kritisch op: het heeft strategisch ook geen enkele nut. Iemand als Gandhi zei: met het kleinste beetje geweld collaboreer je met het systeem waartegen je strijdt. Maar toch: het eerste geweld kwam van de ME, en de herbezetting in de binnenstad was daar het gevolg van. Zoals ik zeg: geweld is epidemisch.’
Notes:
[1] In België is voor demonstreren een vergunning nodig en geldt er rond parlementen een demonstratieverbod, in Nederland hoeft een demonstratie slechts te worden aangemeld bij de gemeente.
[2] Het overleg tussen de Nederlandse politie, het OM en burgemeester.
Irene Schoenmacker is redactiechef bij Folia sinds 2023. Hiervoor werkte ze onder meer als journalist voor dagblad Trouw, Opzij en NU.nl. Dit interview verscheen eerder in Folia, het digitale en onafhankelijke journalistieke medium voor, over en door studenten, docenten en medewerkers van de Universiteit van Amsterdam.