De regering wil hard bezuinigen en daartoe moeten zogenaamd taboes sneuvelen. Een ervan is het pensioen van de leerkrachten. Die zouden in vergelijking met andere sectoren een vrij hoge pensioen krijgen.
Door de massale opkomst bij de betoging op 13 januari zijn de oorspronkelijke maatregelen wat afgezwakt (of in de tijd wat uitgesteld), maar ze zijn nog steeds onfatsoenlijk en onverteerbaar voor de onderwijssector.
Leerkrachten zullen langer moeten werken voor honderden euro’s minder pensioen per maand
Met het bonus-malus-systeem speelt de regering het leep. Leerkrachten kunnen eventueel vóór 67 jaar nog op pensioen gaan, maar dan wel in ruil voor een lager pensioen. Omgekeerd, willen ze toch nog een redelijk pensioen overhouden, dan zullen ze nog langer moeten werken dan vandaag het geval is.
Sowieso zullen leerkrachten langer moeten werken voor honderden euro’s minder pensioen per maand.
Dat is onfatsoenlijk. Opa’s en oma’s voor de klas is pedagogisch gesproken geen goed idee, maar het is voor velen vooral onwerkbaar. Op dit moment is één op de tien 55 plussers wegens ziekte afwezig. Als men die leeftijd nog meer gaat optrekken, zal die afwezigheid nog meer toenemen.
Ruimer plaatje
Het klopt dat leerkrachten in vergelijking met andere sectoren een hoger pensioen genieten. Maar in de privésector worden de wettelijke pensioenen vaak aangevuld met groepsverzekeringen, waardoor het feitelijke pensioenbedrag ongeveer hetzelfde is als in het onderwijs.
Het onderwijspensioen moet je bovendien zien als een sociaal contract. Het is een uitgesteld loon waarvoor werknemers een deel van hun inkomen opzij zetten tijdens hun loopbaan, in ruil voor een waardig pensioen. Het lager loon in vergelijking met de privésector wordt dan (later) gecompenseerd met een hoger wettelijk pensioen.
Leerkrachten dragen ook veel meer af voor hun pensioen dan middenstanders. Het is dan ook meer dan normaal dat hun pensioenbedrag hoger is.
De geplande verlagingen zijn een vorm van diefstal op het (opgebouwd) uitgesteld loon
De huidige geplande verlagingen – of verplichting om langer te werken voor een zelfde pensioen – zijn een vorm van diefstal op dat (opgebouwde) uitgesteld loon. Daarom zijn ze onrechtvaardig.
Maar daarnaast zijn ze ook schadelijk voor de toekomst van het onderwijs, omdat ze de job in het onderwijs minder aantrekkelijk maken.
In het onderwijs zijn de lonen, bij gelijk diploma, een stuk lager dan in de privé en op voordelen zoals een bedrijfswagen, aanvullend pensioen, hospitalisatieverzekering, smartphone enz. moeten leerkrachten niet rekenen. Dat werd tot voor kort gedeeltelijk gecompenseerd door een goede pensioenregeling.

Design: photo5963 from Getty Images via canva.com
Als men dat ongedaan maakt, valt een van de belangrijkste ‘voordelen’ van het onderwijs weg en dat heeft serieuze gevolgen voor aantrekkelijkheid van de job.
De sector kampt nu al met een acuut lerarentekort, met alle gevolgen van dien. Voor een aantal vakken vindt men geen interims meer, leerlingen zitten urenlang in de studiezaal of worden naar huis gestuurd, examens worden afgeschaft omdat er geen les over werd gegeven, enzovoort. Voor de kwaliteit van het onderwijs is dat nefast.
De onderwijspensioen zijn niet te hoog, de andere zijn te laag
En zo fantastisch hoog zijn die pensioenen nu ook weer niet. Een onderwijzer bijvoorbeeld heeft momenteel ongeveer een pensioen van 2.700 euro netto. Een verblijf in een woonzorgcentrum kost ongeveer 2.250 euro, zonder extra’s. Als je daar de kapper, persoonlijke was, televisieabonnement of telefoonkosten bij rekent, dan schiet er amper nog wat drinkgeld over.
De pensioenen in het onderwijs zijn niet te hoog, het is vooral schandalig dat andere beroepscategorieën een schandalig laag pensioen ontvangen.
Geen geld?
Volgens de nieuwe regeringsploeg zijn de huidige pensioenkosten onbetaalbaar. Echt? België geeft 11,2 procent van zijn bnp uit aan pensioenen. In Oostenrijk is dat 13,7 procent en in Frankrijk zelfs 14,9 procent. Zelfs met een toenemende vergrijzing blijven pensioenen best betaalbaar. Als andere landen dat kunnen, waarom wij dan niet.
Met de pensioenenroof die de nieuwe regering plant, wil ze 2,4 miljard euro besparen. Dat is peanuts in vergelijking met de tientallen miljarden die jaarlijks naar belastingparadijzen worden versluisd.
Maar zelfs als men de superrijken buiten schot wil laten dan is een luttele jaarlijkse vermindering met 0,2 procent van de overbodige en schadelijke subsidie voor fossiele brandstoffen (ter waarde van 16 miljard euro) al voldoende om de stijging van de pensioenkost op te vangen.
Zet je schrap
De besparing op de pensioenen is de zoveelste aanval op het onderwijs. De tuchtproblematiek is na de coronacrisis een pak moeilijker geworden. In plaats van de leerkrachten te ondersteunen, krijgen ze een klap in het gezicht.
De nieuwe regering heeft kennelijk een voorliefde voor het grootkapitaal, maar schijnt niet te beseffen dat onze leerlingen het menselijk kapitaal zijn van de volgende generatie. Wie daar niet in investeert, legt een zware hypotheek op de toekomst.
Er zal nog weerwerk nodig zijn om de pensioenplannen van deze regering tegen te houden en de onderwijssector te vrijwaren van een verdere afbraak
Niet getreurd. Dit regeringsakkoord is nog geen wet, het zijn intenties. Het zal van het weerwerk afhangen hoe en in welke mate er besparingen komen op de onderwijspensioenen.
De succesvolle betoging van 13 januari heeft de regeringsonderhandelaars al wat gas doen terugnemen. Dat toont dat zo’n verzet loont. Maar er zal nog wel wat meer nodig zijn om de pensioenplannen van deze regering tegen te houden en de onderwijssector te vrijwaren van een verdere afbraak.