Gia Leuterio van sketchify, via canva.com.
Opinie - Iris Defrancq

“Aan het zorgprogramma Born in Belgium: mogen we nog moeder worden alvorens er één te zijn?”

Via de Born in Belgium databank kunnen psychosociaal kwetsbare zwangere vrouwen worden ‘opgespoord’. Minister van Welzijn Caroline Gennez (Vooruit), koppelt hieraan een zorgprogramma. Staat ‘opsporen’ gelijk aan ‘zorgen voor’ of spreken we van een overregulering en normering van een persoonlijke ervaring?

woensdag 5 maart 2025 11:45
Spread the love

Laat me duidelijk zijn. Ik schrijf dit vanuit mijn positie als vrouw, als moeder en als hulpverlener. Als moeder voel ik me benauwd. Als vrouw voel ik me gereduceerd. Vanuit mijn positie als klinisch psycholoog weet ik het niet zo goed. Een getuigenis van een hulpverlener die zelf vertelde over haar postnatale depressie was voor mij van onschatbare waarde tijdens mijn eigen zwangerschap: ik mocht en kon me slecht voelen.

Als dit al zo was, dan maakte dit deel uit van een proces van moeder worden en niet van wat dan ‘mijn psychische kwetsbaarheid’ zou moeten zijn. Ook vrouwen zonder psychische kwetsbaarheid en een goede socio-economische status lopen ertegenaan. Alleen worden hun ‘kwetsbaarheden’ misschien niet geregistreerd in een databank. Hun psychische problemen staan misschien los van de realiteit van het moederschap?

Onlangs lanceerden ministers Frank Vandenbroucke en Caroline Gennez (Vooruit) het zorgprogramma Born in Belgium dat zorg en ondersteuning biedt aan zwangere vrouwen en hun gezinnen tijdens de eerste 1000 dagen ‘na de conceptie’. De boodschap luidt dat kwetsbare zwangere vrouwen vanaf het begin van de zwangerschap moeten worden ondersteund.

Psychische kwetsbaarheid is eigen aan de complexiteit van de overstap van vrouw naar moeder

Concreet wil men in Vlaanderen 60.000 zwangere vrouwen screenen. Op een digitaal platform registreren zorgverleners info over de financiële status, de thuissituatie en de psychologische kwetsbaarheid. Het idee is dat wanneer alle zorgverleners dit platform gebruiken, niemand door de mazen van het net glipt en elke vrouw geholpen wordt.

Maar over welke ‘mazen’ en wiens ‘net’ gaat het hier? Psychische kwetsbaarheid is eigen aan de complexiteit van de overstap van vrouw naar moeder. Dit zorgprogramma dreigt deze structurele normaliteit opnieuw te psychologiseren en zelfs te pathologiseren en dreigt deze kwetsbaarheid anders in te schatten afhankelijk van de socio-economische status en de thuissituatie van de vrouw in kwestie.

Betekent zorg voor het kind per definitie ook zorg voor de moeder?

Hoewel men spreekt over de ondersteuning van zwangere vrouwen, benoemt men vooral de zorg voor het (nog ongeboren) kind. Wel, benoem dit zorgprogramma dan ook als zorg voor het kind en niet als een uitgestoken hand naar de moeder.

De eerste 1000 dagen van een kind spelen zich af in de eerste 1000 dagen in het leven van een moeder

Althans niet indien u ‘moederschap’ reduceert tot thuissituatie, financiële situatie en psychische kwetsbaarheid. Onze ministers vergeten een belangrijk detail: de eerste 1000 dagen van een kind spelen zich af in de eerste 1000 dagen in het leven van een moeder. En een moeder is wel degelijk een vrouw die zwanger is.

Door zorg voor het kind automatisch gelijk te stellen aan zorg voor de moeder, wordt de zwangere vrouw reeds als moeder gezien, nog voordat ze deze rol zelf heeft kunnen ervaren en vormgeven. ‘Vanaf de conceptie’, weet u wel. Dit vergroot het risico op normering van de complexe verhouding moeder-vrouw maar ook van de verhouding moeder-kind.

Psychische kwetsbaarheid: pathologie of structurele normaliteit?

Wie bepaalt wat kwetsbaarheid is, en wie bepaalt welke zorg er voor deze kwetsbaarheid nodig is? Zorg die zich proactief richt op het ‘opsporen’ van psychologische kwetsbaarheid leidt af van de werkelijke behoeften van vrouwen in deze fase van hun leven. Deze behoeftes zijn vaak veel breder en complexer dan wat een screeningsprogramma aanstipt.

Het programma kan een onbedoeld discriminerend effect hebben

Het programma werkt een impliciete vorm van stigmatisering op het punt van psychische kwetsbaarheid in de hand: zowel inhoudelijk, door psychische kwetsbaarheid los te trekken van de context van het moeder worden, als door de koppeling tussen psychische kwetsbaarheid en socio-economische status.

Dit laatste houdt een risico in op het ten onrechte marginaliseren van vrouwen. Het programma kan een onbedoeld discriminerend effect hebben, vooral als vrouwen met een lagere sociaaleconomische status of bepaalde etnische achtergronden sneller als kwetsbaar worden geclassificeerd.

Lichamelijke zelfbeschikking: het kind versus het kind in de buik van de moeder

Minister Gennez stelt dat “de eerste dagen vanaf de zwangerschap zijn cruciaal voor de verdere ontwikkeling van de baby”.  Ik hoor het haar graag zeggen, ‘zwangerschap’. Alleen klinkt het alsof deze zwangerschap los staat van de vrouw waarover men spreekt.

Men spreekt immers alleen over de zwangerschap in het belang en functie van de ontwikkeling van de baby. Alsof de baby al geboren is nog voor het zich in de buik van de moeder bevond. Waar de minister eerder de vrouw tot moeder reduceerde, spreekt ze nu over dezelfde moeder alsof het niet zij is die het kind in zich draagt.

Hier gaat men eigenlijk aan de fase van de zwangerschap vanuit het perspectief én het lichaam van de moeder bruut voorbij hoewel het nochtans de bedoeling is vanaf het prille begin aanwezig te zijn.

Zorg en impliciete macht: van ‘opsporen’  naar ondersteuning

Eén van de argumenten om het ‘screenen’ als ‘zorg’ te kaderen is de mogelijkheid om vroegtijdig te interveniëren.  Men koppelt met andere woorden de detectie van psychische kwetsbaarheid aan een zorgimplicatie. Dit betekent dat wij als hulpverleners beslissen of én op welke manier wij ingrijpen in het leven van een zwangere vrouw die misschien wel om hulp, maar niet om deze screening heeft gevraagd.

Dit kan de autonomie van de vrouw ondermijnen

Net daarin schuilt een ethisch vraagstuk: als screenings zoals deze standaard worden opgenomen in zorgtrajecten, en de implicaties van die screening (inclusief de mogelijkheid van verdere interventie) niet duidelijk genoeg worden gemaakt, kan dit vrouwen het gevoel geven dat deelname verplicht is. Ook al hebben zij daar misschien geen behoefte aan.

Dit creëert een situatie waarin vrouwen indirect gedwongen kunnen worden om zich te verantwoorden voor hun psychologische toestand, zelfs als deze geen probleem is, en dit kan de autonomie van de vrouw ondermijnen.

Mogen we nog moeder worden, alvorens er één te zijn?

In de Morgen[1] staat dat er uit een masterthesis blijkt dat zwangere vrouwen graag aan het zorgprogramma meewerken: “Vrouwen zijn blij als ze over meer dan hun medisch welzijn kunnen praten, als er ook gevraagd wordt naar het psychosociale; slechts één procent van de vrouwen weigerde bevraagd te worden.”

Ik hoop dat ook zij een kans krijgen om over hun zwangerschap te spreken zonder de kunstgrepen van een zorgbemoeienis

Ik geloof het graag, op voorwaarde dat het psychosociale niet opnieuw een reductie betreft, parallel aan het medische. Ik ben benieuwd wat de socio-economische status was van de vrouwen die er wilden over praten. Het meest ben ik ongerust over de preventieve zorgimplicaties van de 1 procent die er niet over spreekt. Ik hoop dat ook zij een kans krijgen om over hun zwangerschap te spreken zonder de kunstgrepen van een zorgbemoeienis.

Nogmaals. De eerste 1000 dagen zijn belangrijk. In het leven van een kind en van een moeder. Maar ook in het leven van een vrouw, die tijdens de zwangerschap zoekend is naar wat het moederschap en de baby in haar buik voor haar zullen betekenen. Vroeg interventie is enkel aan de orde indien er nog een periode aan de interventie voorafgaat. Kortom, mevrouw de minister, mogen we nog moeder worden, alvorens er één te zijn?

 

Bron:

[1] Zorgprogramma moet kwetsbare zwangere vrouwen helpen: ‘Eerste duizend dagen vanaf de zwangerschap zijn cruciaal’ | De Morgen

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!