Onlangs was het weer zover. Op de Afspraak van woensdag 12 februari werd een grafiek voorgesteld die de verhouding weergeeft tussen het aantal actieven in de bevolking en het aantal gepensioneerden. Of beter: de verhouding tussen het potentieel aantal actieven naar leeftijd (18 tot 66 jaar) en het aantal personen boven de 67 jaar.
De grafiek, kortweg de demografische afhankelijkheid, is verbijsterend. We gaan van een verhouding van 4,98 actieven versus één gepensioneerde in 1992, naar 3,48 vandaag, vervolgens naar 2,67 in 2040, om te eindigen op 2,34 in 2070. Visueel maakt dit nog meer indruk. De VRT zorgde dus ook prompt voor de passende grafiek.

Bron: De Afspraak 12 februari 2025, VRT
Het idee achter dit soort cijfers is dat de pensioenen ronduit onbetaalbaar worden, want “er zullen toch geen actieven genoeg meer zijn om dat aan te kunnen”.
Het gebruik van de demografische indicator is niet nieuw. In het verleden bedienden ook het World Economic Forum of Pieter Timmermans, voorzitter van het VBO, graag dit soort verpletterende cijfers.
In de Afspraak onderstreepte Prof. Michel Maus in fiscaal recht dat “de cijfers zijn wat ze zijn”.
Redeneringsfout
En inderdaad de cijfers zijn wat ze zijn, maar wat betekenen ze? Ze werden vroeger vaak aangehaald om aan te tonen dat het repartitiestelsel onhoudbaar was. Vandaag komen ze niet meer ter sprake aan de onderhandelingstafel of in de werkdocumenten van de Europese Unie, omdat iedereen beseft welke redeneringsfout onder deze cijfers schuilgaat.
Een actieve werkt niet voor een gepensioneerde! Een actieve werkt op de eerste plaats voor zichzelf. En daarnaast heeft in de loop van de geschiedenis elke actieve ook gewerkt voor de leden van zijn gezin, voor zijn of haar kinderen, en eventueel voor de ouderen en zieken in de familie. Intussen hebben we een solidair sociaal stelsel opgebouwd, maar niettemin blijft elke actieve op de eerste plaats voor zichzelf werken.
Een actieve werkt niet voor een gepensioneerde
Als je dus toch wil gebruik maken van bevolkingscijfers dan zijn er in 1992 geen 5 actieven die werken voor één gepensioneerde, maar werken die 5 actieven ook voor zichzelf en voor één gepensioneerde en is de verhouding 5 werkenden voor 6 personen of één werkende voor 1,2 personen. Vandaag is dat één werkende voor 1,28 personen en tegen 2070 wordt de verhouding 1,43.
Zetten we de leeftijdsgroep 18 tot 67 af tegenover de gehele bevolking, ook de jongeren onder de 18 jaar, dan worden die verhoudingen nog verder afgevlakt en zal op basis van de bevolkingsprojecties van het Planbureau de verhouding in 2070 ten opzichte van vandaag met 8 procent toenemen.

Bron: Patrick Deboosere
En wat zijn we dan eigenlijk aan het vergelijken? Puur verhoudingen tussen leeftijdsgroepen binnen de bevolking.
Dit zegt niets over wie ziek of werkloos is en houdt al helemaal geen rekening met het feit dat de meerderheid van de jongeren verder studeert na de leeftijd van 18 jaar. Ook wordt elke “afhankelijke” gelijkgesteld, terwijl pensioenen economisch maar een fractie zijn van een volwaardig loon.
Minder dramatisch
De evolutie van de economische afhankelijkheid is met andere woorden heel wat minder dramatisch dan de grafiek die de VRT aan de kijkers van de Afspraak voorlegde. In een grafiek is dat over een periode van tachtig jaar zo goed als een vlakke lijn en in die tachtig jaar staat de wereld niet stil. Ook de economie en de technologie zijn in sneltreinvaart aan het evolueren.
Patrick Deboosere is demograaf aan de VUB en auteur van Lang Leve de Vergrijzing