Analyse

Miljarden sociale uitgaven doorgesluisd naar leger en wapenfabrikanten

Afbeelding
Beeld: @jemastock2 en Pixabay, via Canva
Beeld: @jemastock2 en Pixabay, via Canva
In het uitgebreide dossier 'De plannen van de regering De Wever' analyseren we het federale regeerakkoord tot op het bot. In dit deel gaat Ludo De Brabander van Vrede vzw dieper in op hoe de regering onze samenleving wil militariseren.

De zopas gevormde coalitie onder het premierschap van De Wever belooft de geschiedenis in te gaan als de meest gemilitariseerde regering sinds het einde van de Koude Oorlog. Theo Francken, die zijn ambities voor de post van minister van Defensie vervuld zag, wil België “terug weerbaarder maken” en zorgen dat “defensie weer ernstig wordt genomen”.

Terwijl het mes wordt gezet in de sociale zekerheid, de werkloosheidsvergoedingen, ontwikkelingssamenwerking en opvang van asielzoekers met een besparing van miljarden euro, zullen de militaire uitgaven, zoals verwacht, sterk stijgen. Het regeerakkoord spreekt over een “herfinanciering van Defensie”. Nochtans is er de afgelopen jaren ook al zwaar in het militaire apparaat geïnvesteerd.

In 2016 was er in de ‘Strategische Visie’ van minister van Defensie Steven Vandeput al sprake van de “herkapitalisatie van Defensie”, waarop een programmawet werd goedgekeurd met een ambitieus legeraankoopprogramma ter waarde van 9,2 miljard euro. Een belangrijk deel van die som was bestemd voor de aankoop van 34 F35 gevechtsvliegtuigen met nucleaire capaciteit.

Vervolgens keurde de vorige Vivaldi-regering (in 2022) met het STAR-plan een bijkomende injectie in het leger van 10 miljard euro goed waarbij er opnieuw werd gesproken over een ‘herkapitalisatie’. De regering besliste ook om het budget van het Belgische leger tegen 2030 te verhogen tot 1,54 procent van het bbp. Al deze beslissingen hebben grote gevolgen voor de overheidsuitgaven. Volgens de NAVO verdubbelden de Belgische militaire uitgaven zelfs van 3,9 miljard in 2017 naar 7,9 miljard euro in 2024.

Toch stelde kersvers minister van Defensie Francken kort na zijn aantreden dat we te weinig in onze strijdkrachten hebben geïnvesteerd. Het is al jaren de strategie vanop rechts, maar ook bij een deel van centrumlinks om te doen alsof het leger er slecht aan toe is als gevolg van ‘onderfinanciering’ of zelfs ‘desinvesteringen’.

Met voortdurende alarmkreten probeert het politiek establishment en de militaire top er de bevolking van te overtuigen dat er offers moeten worden gebracht voor onze 'veiligheid' door vele extra miljarden in het militaire apparaat te pompen, terwijl er voor minstens 16 miljard euro wordt gesnoeid, vooral aan de kant van de sociale uitgaven.

De 2% norm van de NAVO

De druk op België om de militaire uitgaven te doen stijgen is groot. In 2014 beslisten de NAVO-leiders dat voortaan 2 procent van het bbp naar militaire uitgaven moet gaan. Dat was voor België onder de ontslagnemende regering Di Rupo. In de jaren erop is de “doelstelling” van 2 procent meermaals onder de aandacht gebracht, zowel in België als op NAVO-niveau, zonder uitleg over de redenen om een dergelijk niveau vast te leggen. Anders dan de “Russische dreiging” die nu gebruikt wordt. De oorlog in Oekraïne heeft het proces versneld.

 

Terwijl zeven NAVO-landen in 2022 effectief de 2 procent “NAVO-norm” bereikten, zullen dat er 23 zijn in 2024. Verdedigers van hogere militaire uitgaven gebruiken dat graag als argument om te zeggen dat we een slechte leerling zijn. Terwijl ons land met een militair budget van 7,9 miljard euro zich precies in het midden bevindt (15e op 31 NAVO-landen zonder IJsland dat geen leger heeft). Als we kijken naar de militaire uitgaven per hoofd van de bevolking (585 euro voor België in 2024, NAVO-cijfers), staat België zelfs op de 14e plaats.

Dat de norm geen antwoord is aan reële defensiebehoeften is duidelijk geworden in Nederland. Dat land liet zijn militaire uitgaven in snelvaart stijgen van 8 miljard euro (in 2014) naar 22 miljard euro om vandaag vast te stellen dat de regering dat geld niet meer besteed kan krijgen.

In 2034 dikt de militaire begroting met 10 miljard aan

Het huidige regeerakkoord komt de NAVO nu tegemoet met het plan om de militaire uitgaven tegen 2019 naar 2 procent van het bbp te laten stijgen. Rekening houdend met een bescheiden economische groei zou dat neerkomen op een militair budget van rond de 13,5 miljard.

 

Daarna zouden de uitgaven verder moeten stijgen naar 2,5 procent tegen uiterlijk 2034, waardoor het totale militaire budget 10 miljard euro hoger zou komen te liggen dan vandaag het geval is. De “herfinanciering” waarvan sprake in het pas afgesloten regeerakkoord is zo in werkelijkheid een overfinanciering gebaseerd op onredelijke eisen die binnen de NAVO worden gesteld.

Daar gaat het al lang niet meer over ‘defensie’ in de strikte betekenis van het woord, maar over de uitbouw van een strategische dominantie in een confrontatiestrategie met een compleet opgeblazen ‘Russische dreiging’ als onmiddellijk argument. De NAVO-norm van 2 procent die in 2014 is afgesproken, is inmiddels ruimschoots onvoldoende zo klinkt het.

Volgens NAVO-secretaris-generaal Mark Rutte moeten de NAVO-lidstaten mogelijks naar 3,6 of 3,7 procent van het bbp. Op de bijeenkomst van de ministers van Defensie in Brussel benadrukte de NAVO-baas de noodzaak aan nog hogere militaire uitgaven met de woorden dat we naar een “oorlogsmentaliteit” moeten evolueren.

Als het van de VS afhangt gaat dat gepaard met een budget van 5 procent van het bbp. De discussie zal gevoerd worden op de komende NAVO-top in Den Haag in juni 2025. We worden om de oren geslagen dat België zijn verantwoordelijkheid niet neemt, terwijl de discussie moet gaan over de gevaren van een overbewapende NAVO - vandaag al goed voor meer dan de helft van de wereldwijde militaire uitgaven - en de nood aan een alternatieve veiligheidspolitiek gebaseerd op diplomatie, ontwapening en bi- of multilaterale veiligheidsafspraken.

De extra middelen die de regering wil besteden aan het leger, komen slechts voor een gedeelte uit de bestaande begroting. Het grootste deel van de extra financiering gebeurt daarbuiten via een nieuw op te zetten Defensiefonds dat een dochteronderneming wordt van de Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij (SFPIM).

Dat Defensiefonds wordt gespijsd met middelen uit de verkoop van activa om onder meer de wapenindustrie te helpen versterken. Die zal alvast hopen om mee te genieten van het verlanglijstje aan wapensystemen dat in het regeerakkoord staat opgesomd: investeringen in een gelaagde luchtafweer, bijkomende gevechtsvliegtuigen, kleinere transportvliegtuigen, de bewapening en uitbreiding van de dronevloot en onbemande systemen, brede integratie van onbemande en bewapende systemen doorheen de componenten, een operationele helikoptervloot, een derde fregat, ambitieuze toolkits voor mijnenbestrijding, capaciteiten voor elektronische oorlogsvoering, enzovoort.

Met deze lijst moet België er in slagen om ook die andere NAVO-norm te respecteren die bepaalt dat 20 procent van de militaire uitgaven aan wapens en militaire uitrusting moet worden besteed.

Een ander deel van de bijkomende militaire middelen zal dienen om de steun aan Oekraïne te financieren “via opleidingen en de ter beschikking stelling van materiaal” waaronder de bevestiging van de levering van de eerste F-16s voor het eind van dit jaar. De steun aan Oekraïne blijft doorgaan “zolang dat het nodig is”. Een pleidooi voor of mogelijkheid van een diplomatieke piste zal je niet vinden in het regeerakkoord.

De regering wil voorts de deelname aan defensieprogramma’s binnen de EU en NAVO versterken, wat opnieuw economische vooruitzichten biedt aan de wapenindustrie. Op Europees vlak wil de regering ijveren voor het wegwerken van “belemmerende voorwaarden” voor de militaire industrie en streven naar een eengemaakte defensiemarkt.

Op de publieke omroep zei Francken dat er een ‘push’ moet worden gegeven aan de Vlaamse kmo’s die in de sector actief zijn. Die “moeten kunnen groeien” en “exportvergunningen moeten kunnen krijgen” (vanuit Vlaanderen). Hij zei het niet met zoveel woorden, maar hij lijkt te laten uitschijnen dat een ‘te streng’ of tijdrovend vergunningsbeleid zo’n belemmering vormt voor de wapenexport.

“Een nieuwe veiligheidscultuur”

Die militarisering in het regeerakkoord beperkt zich niet tot de financiering van het militair apparaat of de versterking van de industriële basis van defensie. Volgens het regeerakkoord moet de hele samenleving bewust worden gemaakt “van een nieuwe veiligheidscultuur”. De strategische communicatie moet gericht zijn “op het ontwikkelen van een veiligheidscultuur, om de bevolking een beter beeld te geven van veiligheid en defensie” en het “draagvlak te vergroten”.

Dat kan onder meer, aldus het regeerakkoord, door actief een band te smeden tussen Defensie en de samenleving met de organisatie en ondersteuning van allerlei publieke evenementen. Kortom: “We verhogen de zichtbaarheid van Defensie in de samenleving”. De boodschap is duidelijk: we zijn in oorlog, of toch bijna en dus moet de bevolking gevoed worden met een militaristische cultuur.

In samenspraak met de deelstaten komt er een “militair referendaris die in scholen uiteenzet wat Defensie doet en hoe dit bijdraagt tot internationale vrede en onze veiligheid.” Het lijkt erop dat vredeseducatie de schop op moet en vervangen moet worden door militaire indoctrinatie.

Om de maatschappelijke verankering van het leger in de samenleving verder te versterken, wordt er voorzien in de mogelijkheid tot een vrijwillige militaire dienst van twaalf maanden. Ook de uitbouw van “een operationele, goed getrainde en beschikbare reserve” die “evolueert naar een systeem van voltijdse en deeltijdse militairen” moet aan die verankering bijdragen. Dat moet gebeuren in samenspraak met onder meer de private en de academische sector die hun schouders zetten “onder de uitbouw van een performant reservekader.”

Vredespolitiek zal een vies en onpatriottisch begrip worden in de gemilitariseerde samenleving die de nieuwe regering voor ogen heeft.

Vandaag op de hoogte van de wereld van morgen?