Iedereen die zich zorgen maakt om de ecologische crisis, kent het riedeltje dat vanuit de N-VA de wereld is ingestuurd en ondertussen een dominante plaats heeft ingenomen in het maatschappelijk debat: we mogen niet doemdenken.
Wie met cijfers en wetenschappelijke studies komt aanzwaaien, krijgt als repliek dat het allemaal wel kan zijn, maar dat het ook belangrijk is dat ‘de mensen mee zijn’. De N-VA pleit voor ‘klimaatrealisme’, en realisme betekent vooral dat alles ‘haalbaar en betaalbaar’ moet blijven.
Contrast
Hoe groot is het contrast met de discussie over de begroting, die nu een centrale plaats inneemt in het debat over de regeringsvorming. Plots klinkt het dat er nu eenmaal onpopulaire maatregelen nodig zijn omwille van de zogenaamde ‘pensioenbom’ die op ons afkomt.
Waar men, wanneer het gaat over klimaatambitie, bij de Europese Unie wil lobbyen om de doelstellingen naar beneden bij te stellen, doet men bij de begroting niet alleen alsof die doelstellingen in steen gebeiteld zijn, maar ook alsof er maar één manier is om die te halen: de hunne.
De grote inspanning wil men laten leveren door het werkende deel van de bevolking
Een symbolische vermogensbelasting kan eventueel om de pil te doen slikken, maar de grote inspanning wil men laten leveren door het werkende deel van de bevolking. Besparingen in de gezondheidszorg en de sociale zekerheid, de afbraak van publieke diensten en de blokkering van de lonen worden op die manier voorgesteld als onvermijdelijk.
Of ‘de mensen mee zijn’ en of het allemaal ‘haalbaar en betaalbaar’ is, doet er dan niet meer toe. De economische realiteit is wat ze is, en het enige dat de politiek kan doen, is uitvoeren wat economisch noodzakelijk heet te zijn.
Zelf gecreëerde realiteit
Nochtans is die economische realiteit helemaal niet zo politiek neutraal als ze wordt voorgesteld. De begrotingsnormen waarvan men doet alsof ze als een soort van absolute geboden uit de hemel zijn komen te vallen, zijn in het Europees Parlement gewoon door diezelfde partijen gestemd die er zich nu achter verschuilen. Die stemming ging overigens gepaard met protest van heel wat gerenommeerde economen die waarschuwden voor de nadelige effecten van de regels op de economische groei.
“De grootste bedreiging voor de Europese democratie is dat een minderheidscoalitie van noordelijke staten een ongepaste fiscale discipline door de strot duwt van een meerderheid van de Europese kiezers”, zo waarschuwde Nobelprijswinnaar en professor economie Joseph Stiglitz toen.
Zelfs als je de begrotingsnormen buiten het politieke debat houdt, zijn de tekorten die nu moeten worden opgevuld, ook door diezelfde partijen zelf gecreëerd, die nu doen alsof we op de rand van de afgrond staan. De afgelopen decennia is de steun aan bedrijven via onder andere loonsubsidies en kortingen op werkgeversbijdragen opgelopen tot zo’n 17 miljard euro. Het zijn net die miljarden die de overheid vandaag tekortkomt.
Oorlogskoorts
Het was de regering-Michel, gedomineerd door schaduwpremier Bart De Wever, die met een niet-gedekte taxshift de inkomsten voor de sociale zekerheid deed zakken. Als we de gelekte supernota mogen geloven, wil men daar nog een schepje bovenop doen met alweer miljarden aan belastingverlagingen voor bedrijven. Bovendien voorziet men grote bijkomende investeringen in het leger, die uiteraard worden voorgesteld als noodzakelijk.
Wanneer het gaat om opvang van vluchtelingen of het bereiken van de klimaatdoelstellingen, klinkt het dat België niet alle problemen van de wereld kan opvangen. In het kader van de oorlogskoorts en de toenemende militariseringscampagne van de NAVO daarentegen is het natuurlijk absoluut noodzakelijk dat we ‘solidair’ zijn met onze bondgenoten en ons steentje bijdragen aan de opbouw van een arsenaal aan wapens dat de wereld kan vernietigen.
Welke realiteit?
Taal is niet neutraal. De taal die men spreekt, zo leerde Jan Blommaert de sociale beweging in Vlaanderen, verraadt het standpunt waaruit gesproken wordt.
Wanneer men spreekt over het verlagen van ‘loonlasten’, dan spreekt men niet vanuit het standpunt van de werkende mensen, die meestal wel graag loon ontvangen. Dan spreekt men vanuit het standpunt van de bedrijven die deze lonen moeten uitbetalen. Het is ook dit standpunt van waaruit gesproken wordt dat verklaart wat men als ‘realistisch’ gaat beschouwen en wat als ‘doemdenken’ wordt beschouwd.
De taal die men spreekt, verraadt het standpunt waaruit gesproken wordt
Wanneer men het heeft over ‘de pensioenbom’ die op ons afkomt, dan spreekt men niet vanuit het standpunt van de gepensioneerden voor wie een pensioen een welverdiende rust is. En dus vertrekt men ook niet vanuit de ‘realiteit’ van de mensen met zware beroepen voor wie tot 67 jaar werken, om dan ook nog eens minder pensioen te krijgen, gewoon niet realistisch is.
Wanneer men zegt dat we niet mogen ‘doemdenken’, dan vertrekt men niet vanuit het standpunt van de slachtoffers van overstromingen en bosbranden die door de klimaatverandering alsmaar toenemen. Wanneer men zegt dat klimaatbeleid vooral ‘realistisch’ moet zijn, dan heeft men het niet over de ecologische realiteit. Waar men het over heeft, is dat een aanpak van de ecologische crisis niet compatibel is met een bepaalde economische realiteit.
Wiens economie?
Voor wie iets van het maatschappelijk debat wil begrijpen, is dat inzicht essentieel: de realiteit van waaruit de dominante stemmen in het debat spreken, is die van de economische realiteit zoals die ervaren wordt door de machtige economische spelers, door het kapitaal.
Als het vandaag als de enige realistische optie wordt gezien om te besparen op de sociale zekerheid, publieke diensten af te breken, de lonen te blokkeren, massaal te investeren in het leger en wat klimaat betreft de pauzeknop in te duwen, dan is dat omdat deze maatregelen als noodzakelijk worden beschouwd voor het beschermen van ‘de economie’.
De vraag die zich echter opdringt, is dat als wat goed is voor ‘de economie’ de planeet waar die economie op gebouwd is verwoest en de arbeiders die deze economie doen draaien verarmt, over wiens economie heeft men het dan eigenlijk?
En wordt het misschien niet stilaan tijd om na te gaan denken over hoe die economie in dienst kan worden gesteld van de samenleving, in plaats van dat de samenleving volledig in dienst komt te staan van die economie?