Zondagmiddag 26 december 2004, tweede kerstdag. Het traditioneel familiefeest gaat dit jaar door bij ons thuis. Onderweg naar de bakker voor vers stokbrood, hoor ik voor het eerst het nieuws over de radio: een zeebeving en vloedgolf hebben zwaar toegeslagen in Zuid-Azië. Er wordt gesproken van duizenden doden.
Zoals de afspraken voorzien, zet ik meteen een telefonisch overleg op met de humanitaire organisaties die op dat moment lid zijn van het Noodhulpconsortium: het Belgische Rode Kruis, Caritas Internationaal, Oxfam-Solidariteit, UNICEF België en Handicap International.
Aan het einde van de namiddag blijkt de situatie echter nog niet van die aard te zijn om een oproep tot steun van de bevolking op een gemeenschappelijk rekeningnummer te verantwoorden. Enkele leden van het Consortium lanceren intussen wel hun eigen oproep tot fondsenwerving.
Achtenveertig uur later liggen de kaarten al helemaal anders: mensen beginnen massaal te vragen wat ze kunnen doen om te helpen, niet alleen financieel, ook als vrijwilliger, hier of daar. Vanuit de media komen er signalen dat “een bijzondere inspanning geleverd zou kunnen worden, als de humanitaire organisaties zich op één lijn zetten”.
Op dinsdagmiddag 28 december nodigt het Noodhulpconsortium de bevolking via pers en media uit om voortaan op het eenheidsrekeningnummer 000-0000012-12 giften te storten. Artsen zonder Grenzen, waarmee ik in contact gebleven ben, bevestigt haar houding van na de Balkancrisis in 1999 om niet aan te sluiten bij het eenheidsnummer.
Nog een dag later geven wij onze oproep de naam Tsunami 12-12. Vanaf dan trekt een golf van vrijgevigheid zich op gang, spontaan, voluntaristisch en overweldigend, waarvan niemand op dat ogenblik de omvang kan vermoeden.
Het Belgisch Consortium voor Noodhulporganisaties
Het Belgisch Consortium voor Noodhulporganisaties ontstond in 1979, naar aanleiding van de hongersnood in Somalië en het einde van de volkerenmoord in Cambodja, als een breed pluralistisch platform van zeven humanitaire organisaties: Belgische Rode Kruis, Oxfam-België, Belgisch Comité voor UNICEF, Internationale Hulpverlening van Caritas Catholica, Socialistische Solidariteit, Liberale Solidariteit, Protestantse Solidariteit.
De bijzonder zware hongersnood van 1984-1985 in de Sahel, met name in Ethiopië, noopte het Consortium ertoe een versnelling hoger te schakelen en één enkel rekeningnummer voor te stellen voor alle financiële bijdragen.
De ingezamelde fondsen werden volgens een interne verdeelsleutel aan de leden toegewezen. Het eenheidsrekeningnummer 000-0000012-12 (en het verkorte PCR 12-12) werd in april 1985 officieel in gebruik genomen, in aanwezigheid van Prins Albert, toen voorzitter van het Belgische Rode Kruis.
Deze eerste grote gemediatiseerde fondsenwerving voor noodhulp, genoot veel steun bij alle lagen van de bevolking en sloot af op bijna 400 miljoen Belgische frank (9,95 miljoen euro ). Er volgden nog belangrijke mobilisaties rond “de 12-12” eind 1989 (de Roemeense ‘revolutie’) en in 1994 (de genocide in Rwanda en de vluchtelingen in Goma, Oost-Congo), maar zonder het resultaat van 1984 te benaderen.
De Balkanoorlog in 1999, met duizenden Kosovaarse vluchtelingen die ons op televisie wekenlang dagelijks recht in de ogen keken, betekende een nieuw keerpunt voor de aanpak van het Consortium, mede dankzij de vrijwillige medewerking van enkele gedreven externe professionals (zoals acteur Karel Deruwe en het team van Music Hall).
Bovendien schaarde voor het eerst (en voor het laatst) Artsen zonder Grenzen zich achter het eenheidsrekeningnummer. De ‘nationale consensus’ was zo groot dat VRT en VTM, ook voor het eerst, één gemeenschappelijke benefietavond organiseerden, drie weken later gevolgd door RTBF en RTL.
De belangrijkste innovatie van Help Kosovo was het inschakelen van een callcenter, waar de bevolking antwoord kreeg op haar vragen en waar ze solidariteitsacties kon laten registreren. De dynamiek werd meetbaar, acties traceerbaar, creativiteit en inzet zichtbaar.
Help Kosovo was uiteindelijk goed voor een recordbedrag van 680 miljoen BF (17 miljoen euro) op de 12-12-rekening, naast meer dan 500 miljoen BF ( 12,5 miljoen euro) rechtstreeks op de rekeningen van de deelnemende humanitaire organisaties.
Tijdens de 20 jaren die aan de tsunami van 2004 voorafgingen, was dus reeds een massale en gemediatiseerde solidariteitsactie, met een eenheidsrekeningnummer, mogelijk gebleken voor vijf grote humanitaire crisissen.
Een veelheid van factoren bepalen of zo’n ‘moment van gratie’ inderdaad tot stand komt. Veel, zo niet alles, hangt af van de emotionele lading die een crisis in zich draagt, de objectieve ernst ervan komt vaak pas op de tweede plaats.
Die factor bepaalt mede of de media erop focussen en of de bevolking erop zal antwoorden, buiten de relatief beperkte kring van mensen die traditioneel projecten van internationale solidariteit steunen. Als zo’n crisis dan echt aanslaat (1984-85, 1999, 2004-2005), dan staat er vaak ook geen maat op en worden de grote middelen vanzelfsprekend ingezet. Alles of niets.
Het Britse Disaster Emergency Committee (DEC, opgericht in 1964) kan model staan voor een meer doordachte en graduele aanpak. In het DEC zitten vertegenwoordigers van de media (BBC, ITV…) en van de humanitaire organisaties samen op permanente basis.
In overleg wordt bepaald wanneer een gemeenschappelijke oproep gelanceerd wordt, onder welke voorwaarden en met welke steun vanuit de media. Dit inspireerde ons vanaf 2005 om met de VRT eerst een zogenaamd ‘nuloverleg’ op te zetten, om de haalbaarheid en randvoorwaarden af te toetsen, alvorens andere media te betrekken en een oproep van 12-12 te lanceren.
Tsunami 12-12
Tsunami 12-12 ging hoger, sneller, verder en breder dan alle voorgaande humanitaire mega-campagnes in ons land. Op 31 december 2004 kwam er op één dag bijna 2,5 miljoen euro op de rekening.
Op 3 januari klom het dagtotaal van de giften op tot 3,8 miljoen euro en de dag erna tot 3,5 miljoen euro. Vier maanden later stond op de 12-12-rekening 48 miljoen euro, terwijl de leden zelf ook nog ruim 7 miljoen euro hadden ontvangen. Bijdragen van een half miljoen medeburgers leverden een totaalbedrag van 56 miljoen euro op. Ongezien tot op vandaag (des te meer als men rekening zou houden met de inflatie …).
Ongeveer een derde van dat bedrag was een direct of indirect resultaat van de media-events van 14 januari. De televisieshow van VRT en VTM werd opgezet in minder dan twee weken door het productiehuis Telesaurus.
Overigens beslisten de Franstalige zenders voor het eerst om op dezelfde avond Solidarité Asie, een benefietshow in coproductie van RTBF en RTL, uit te zenden. De implicatie hiervan was dat de giftensystemen, de communicatiestromen die erachter zitten en de teller voor die avond gemeenschappelijk en vrijwel synchroon moesten opgezet worden voor beide shows, hoewel die op meer dan 100 kilometer van elkaar en niet simultaan doorgingen. Tijdens die bewuste avond werden op 3 uur tijd meer dan 75.000 telefoonoproepen geregistreerd, opgenomen door 1.700 vrijwilligers.
Twee derde van de Vlamingen volgden de show, tegenover een kwart aan Franstalige zijde. De verschillen tussen beide gemeenschappen zijn opvallend. Een deel van de verklaring is te vinden in de rol die de Vlaamse Infolijn twee weken lang speelde, een rol die door de Franse Gemeenschap pas een week later werd ingevuld.
Geert Bourgeois, toenmalig Vlaams minister van Media en Ontwikkelingssamenwerking, had immers de Vlaamse Infolijn ter beschikking gesteld van Tsunami 12-12. Naar analogie met het callcenter van Help Kosovo in 1999, konden mensen vragen stellen en acties laten registreren.
Onze Franstalige vrienden waren daarmee niet vertrouwd, maar verhoudingsgewijs deden zij tijdens de show wel meer giften dan de Vlamingen, omdat zowel RTL als RTBF de telefoon reeds gebruikten om giften te doen tijdens hun jaarlijks téléthons.
In Vlaanderen voelden wij, dankzij de Infolijn, voortdurend de polsslag van de dynamiek. Pers en media vonden er tips voor interessante reportages, wat op zijn beurt de campagne nog levendiger maakte.
Tsunami 12-12 was niet (enkel) “de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie” van honderdduizenden burgers die milde giften deden vanuit de eindejaarswarmte en hun comfortabele welstand.
Tsunami 12-12, dat waren ook 3.000 benefietacties, dwars doorheen alle lagen en standen van de bevolking, gedragen door verenigingen, bedrijven en hun personeel, middenstanders, instellingen, gemeentebesturen, wijkcomités, culturele centra, …
Tsunami 12-12 was een sociologisch relevant fenomeen, waarbij een ‘betekenisvolle massa’ zich organiseerde en aantoonde dat niet iedereen eerst en vooral aan zichzelf denkt of ‘de anderen’ als sjoemelaars beschouwt.
De hele rit uitrijden
Artsen zonder Grenzen (AzG) had zeer vroeg beslist om de fondsenwerving voor de dringende hulpverlening na de tsunami stop te zetten, omdat er op korte tijd meer dan voldoende fondsen binnenkwamen om hun noodhulpprogramma’s te financieren (vanaf dan zou de organisatie altijd oproepen om geld te storten in een algemeen noodfonds, dat kan ingezet worden volgens de behoeften).
Dankzij een open telefoonlijn tussen AzG en ons Consortium en een transparante communicatie door beiden, konden we vermijden dat deze moeilijk te begrijpen beslissing een negatief effect had op de mediacampagne van Tsunami 12-12.
Ook wij zagen uiteraard vrij snel dat er veel middelen beschikbaar zouden komen, en dat niet alleen in ons land. De grote humanitaire organisaties (als Oxfam, UNICEF, Rode Kruis, Caritas, …) waren internationaal georganiseerd en kregen uitzicht op ruime budgetten, zelfs rekening houdend met het feit dat de opdracht gigantisch was.
Voor het eerst na een zware humanitaire ramp zeiden wij “dat we de rit helemaal zouden kunnen uitrijden”, dat er voldoende middelen waren voor de eerste fase van dringende noodhulp, voor de wederopbouw en voor een fase van structurele ontwikkeling. Vijf jaar later zouden we dat enigszins moeten nuanceren.
Het succes van Tsunami 12-12 en Solidarité Asie was in grote mate te danken aan de media, vooral televisie. Vandaar dat wij de opvolging en verslaggeving vooral over datzelfde kanaal wilden laten lopen.
Een terreinbezoek in juni 2005 van prinses Astrid en federaal minister van ontwikkelingssamenwerking Armand De Decker aan het zuiden van Sri Lanka, bood een eerste kans. Enkele televisieploegen waren mee en Consortium 12-12 was ook van de partij. Iedereen was onder de indruk, zowel van de schade als van de opvang van de talrijke daklozen en de eerste plannen voor wederopbouw.
Deze ‘getuigenreis’ was origineler en enigszins gedurfd: tien schenkers, toevallig uitgelote individuen en bedrijven, kregen in november 2005 de kans om in twee groepen Sri Lanka en het Indonesische eiland Sumatra te bezoeken.
Op het terrein konden zij zich rekenschap geven van de acties van de hulporganisaties van 12-12 en van de beginnende wederopbouw in het bijzonder. Op 12 december 2005 werden deze bevoorrechte getuigen voorgesteld aan de pers. Zij brachten een ongezouten getuigenis van hun reis, onder de indruk van wat gerealiseerd was, maar niet zonder kritische bemerkingen.
In december 2009, vergezelde ik VRT-journalist Peter Verlinden op een trip langs de noordkust van het Sumatraanse schiereiland Aceh, een van de zwaarst getroffen zones, waar hij begin en eind 2005 reeds reportages had gemaakt. Onze verslagen uit Aceh werden in de kerstperiode van 2009 opgenomen in de nieuwsuitzendingen en brachten een overtuigend beeld van hetgeen daar op vijf jaar veranderd, verbeterd was.
Twee weken later, op 12 januari 2010, beefde de aarde in Haïti en verloren opnieuw meer dan 200.000 mensen het leven ten gevolge van een natuurramp. De campagne Haïti Lavi 12-121 werd gelanceerd, met het positief bilan van Tsunami 12-12 nog fris in het geheugen.
Tien jaar na de verwoestende vloedgolf, bleek uit een onderzoek door de Zwitserse homologen van Consortium 12-12 dat de meeste mensen in de getroffen zones tevreden waren over hun nieuwe levensomstandigheden. De grootste tevredenheid betrof het groot aantal woningen dat gebouwd of hersteld was.
Een huis krijgen betekende niet enkel een dak boven het hoofd, maar ook energie en middelen die vrijkwamen voor andere dingen, zoals levensonderhoud en inkomen, onderwijs voor de kinderen, gezondheidszorg … Nochtans is huizenbouw niet de specialiteit van de meeste grote humanitaire organisaties.
De hulpverlening zelf was niet de enige verantwoordelijke voor de goede of minder goede resultaten op de lange termijn na de ramp van 2004. De globale impact hing uiteindelijk af van interacties tussen vele factoren, mensen en instellingen.
Zo was het bilan erg verschillend in het oosten van Sri Lanka, waar de burgeroorlog nog bijna tien jaar duurde, van het resultaat in de provincie Aceh in Indonesië, waar een vredesakkoord tot stand kwam, zes maanden na de tsunami.
Ondanks de beste bedoelingen, heeft de hulpverlening na de tsunami te weinig invloed gehad op de vermindering van de armoede en ongelijkheid in de getroffen regio’s. Initiatieven om mensen nieuwe beroepen en economische activiteiten te leren, hebben soms niet langer dan een paar jaren gewerkt en lokale tradities opnieuw de bovenhand kregen.
Hulporganisaties hadden ongetwijfeld meer tijd moeten nemen om te luisteren naar de verwachtingen van de overlevenden en om samen met hen ontwikkelingsprocessen te bedenken en te ondersteunen.
De fondsen waren echter opgebruikt, veel sneller dan wij tien jaar tevoren durfden dromen. De druk vanuit de publieke opinie (en de media) in de donorlanden, om snel de middelen te besteden, heeft er mede toe geleid dat soms overhaast te werk werd gegaan.
Erik Todts was crisiscoördinator van Tsunami 12-12 en directeur van het Consortium 12-12. Dit is zijn persoonlijke opinie, een geactualiseerde versie van een vorige opinie van 24 januari 2005.
Note:
1 Lavi is Haïtiaans Creools, naar het Franse ‘la vie’, het leven (nvdr).