“Het is tijd om ons geestelijk voor te bereiden op oorlog." Dat zei Mark Rutte op zijn eerste grote toespraak als secretaris-generaal van de NAVO. De oorlogskoorts neemt voelbaar toe.
“Is Europa klaar voor een oorlog met Rusland?”, zo kopte De Morgen afgelopen weekend. “‘De wil om te sneuvelen, die is van groot belang.’” Het citaat is afkomstig van oud-kolonel Roger Housen, auteur van het boek Geen vrede zonder wapens.
“De grote generaals uit de geschiedenis − Alexander de Grote, Hannibal, Napoleon”, zo schrijft hij in dat boek, “waren allemaal meesters in de kunst om soldaten boven zichzelf te laten uitstijgen.” Lees: om soldaten de dood in te jagen.
Meer geld naar het leger
Housen is niet alleen, en het artikel in De Morgen is geen uitzondering. Er gaat geen week voorbij of er is wel een generaal of officier die in de kranten of televisiestudio’s pleit voor meer investeringen in het leger.
Terwijl generaals dagelijks in de media pleiten voor meer investeringen in het leger, wordt de vraag van het zorgpersoneel om meer middelen veel minder gehoord
Dat militairen meer investeringen willen in de militaire industrie is niet verwonderlijk, maar het is op zijn minst opmerkelijk te noemen dat hun stem veel vaker aan bod komt, dan bijvoorbeeld zorgpersoneel dat pleit voor meer investeringen in de zorg.
Je voelt het langs alle kanten: we worden voorbereid op oorlog. Mark Rutte, de nieuwe secretaris-generaal van de NAVO, zei het in zijn toespraak letterlijk: “Het is tijd om ons geestelijk voor te bereiden op oorlog.”
Er moet op korte termijn veel meer geld naar het leger en de militaire industrie, dat is de boodschap van Rutte. Als België haar militair budget zou verhogen naar 2 procent van het bruto binnenlands product (bbp), zoals de NAVO van ons verwacht, dan zal ons dat − zo rekende econoom Gert Peersman uit − 5 miljard euro extra kosten, of 1.000 euro per huishouden.
In heel Europa worden klimaatplannen afgezwakt en wordt bespaard op sociale uitgaven om meer te kunnen investeren in de oorlogsindustrie. In Denemarken offert men er zelfs een vakantiedag voor op. Ondertussen wordt achter de schermen al gesproken over 3% van het bbp dat naar het leger zou moeten gaan.
Angst
We mogen niet naïef zijn, zo klinkt het bij Europese leiders steeds vaker. Vrijheid heeft nu eenmaal een prijs. Centraal in die retoriek staat Rusland en de figuur van Vladimir Poetin, die angst inboezemt. Nochtans zijn de militaire uitgaven van Rusland vele malen lager dan die van de NAVO.
Naïviteit is uiteraard een slechte raadgever, maar angst is dat evenzeer. De cultivering van de angst voor Poetin staat een rationele analyse van de situatie in de weg, en de weigering om die te maken heeft alles te maken met een verwarring tussen twee vormen van begrip: ‘begrip van’ en ‘begrip voor’.
Men doet stelselmatig uitschijnen dat een goed begrip van de dynamieken die Poetin hebben doen besluiten de oorlog in Oekraïne te starten, gelijkstaat aan begrip voor de oorlogsmisdaden van Poetin.
Angst is een slechte raadgever
Wie – zoals Christophe Callewaert en Ludo De Brabander in het boek Oorlogskoorts uitstekend deden – wel de oorzaken van de oorlog bestudeert voorbij het simplistische frame, waarin het Westen de kant van het licht vertegenwoordigt dat strijdt tegen de krachten van de duisternis, wordt weggezet als verdediger van Poetin, landverrader, vijand.
Macht en geld
In dat boek stellen Callewaert en De Brabander nochtans vragen die in de media zelden aan bod komen. Vragen zoals: Hoe komt het eigenlijk dat Oekraïne steun krijgt en Poetin de vijand is van het Westen? Dat is namelijk minder vanzelfsprekend dan het lijkt.
Vanuit het perspectief van de machthebbers lijkt oorlog onafwendbaar
Natuurlijk, Poetin is een oorlogscrimineel. Maar dat was hij ook toen hij in 1999 de tweede oorlog tegen Tsjetsjenië lanceerde, die tienduizenden burgers het leven kostte. Toen vond de toenmalige Britse premier, Tony Blair, nog dat het belangrijk was om Rusland te steunen in hun strijd tegen het terrorisme. “Als premier is het mijn job om Poetin leuk te vinden”, aldus Blair toen.
Om de werkelijke dynamieken achter oorlog te begrijpen, moet je verder kijken dan de retoriek over zogenaamd humanitaire waarden die verdedigd worden door massaal mensen te doden en de onderwerping van de vijand als een strijd voor vrijheid. Achter elke oorlog gaat een strijd om geld, macht en geopolitieke belangen schuil.
Vanuit het perspectief van de machthebbers lijkt oorlog onafwendbaar. Dat merk je ook aan de retoriek van onze machthebbers: het is eten of gegeten worden, en de misdaden van de vijand leveren daarbij telkens de legitimering voor de eigen misdaden.
Met wiens leven er gespeeld wordt
Callewaert en De Brabander beschrijven de oorlog echter niet louter als een spelletje Stratego tussen Vladimir Poetin, Joe Biden en Volodymyr Zelensky. Ze schrijven ook over de mensen met wiens leven er gespeeld wordt.
Zinvol schrijven over oorlog moet altijd schrijven over vrede zijn
Ze schrijven over Sveta uit Kiev, die haar eigen zoon moest begraven. Over Aziz, de Nigeriaanse student die op de vlucht sloeg maar aan de grens met Polen te maken kreeg met discriminatie. Over Mikhail, de Russische journalist die in de gevangenis belandde omdat hij over het verzet tegen de oorlog durfde te schrijven. Over Afrikaanse boeren die vijf keer meer betalen voor meststoffen dan vóór de oorlog en over mensen hier bij ons die de energiefactuur niet meer kunnen betalen.
Wat Callewaert en De Brabander zo duidelijk maken, is hoe datgene wat vanuit de logica van de macht onvermijdelijk lijkt, vanuit menselijk standpunt onoverkomelijk is. Zinvol schrijven over oorlog moet altijd schrijven over vrede zijn.
We lijken met z’n allen de belangrijkste lessen uit de wereldoorlogen te vergeten, namelijk dat we zoiets nooit meer mogen laten gebeuren. Het is, zo schreef Thomas Decreus eerder al, “utopisch te denken dat je oorlog kan vermijden door middel van oorlog.”
Veiligheid nastreven door middel van nog meer bewapening is, zoals Lectrr terecht stelt, “dezelfde logica als de NRA die Amerikaanse scholen veilig wil maken door leerlingen te bewapenen.” Tegenover dat realisme van de wapenindustrie plaatst hij het realisme van het gezond verstand: “Laat u niets wijsmaken. Om veilig te zijn moet de wereld ontwapenen, niet bewapenen.”
Militarisering van de geesten
Het ‘winnen’ van de oorlog is het abstracte doel, waartoe zij als middel worden ingezet. Maar in werkelijkheid zijn er, op de militaire industrie en enkele andere oorlogsprofiteurs na, enkel verliezers.
Op VTM konden we kijken naar Special Forces: Wie durft wint. Op VRT naar Kamp Waes, volgens Theo Francken was dat programma de “beste reclame voor onze strijdkrachten ever.” Maar echte oorlog levert natuurlijk geen mooie beelden op zoals militaire reality-tv dat doet.
Hoe harder onze leiders oorlog willen voeren tegen Poetin, hoe meer ze op hem beginnen te lijken
Oorlog is geen sprookje, geen epische strijd tussen Goed en Kwaad. Voor wie erin leeft, is oorlog niets meer dan dood, verderf en doffe ellende. Emmanuel Macron mag dan wel de Europese landen oproepen om “geen lafaards te zijn,” maar hij is het natuurlijk niet die zich bereid moet tonen om te sneuvelen.
Hoe harder onze leiders oorlog willen voeren tegen Poetin, hoe meer ze op hem beginnen te lijken. Wanneer je ervan uitgaat dat macht enkel beantwoord kan worden met een grotere macht en geweld enkel beantwoord kan worden met meer geweld, dan verdwijnt niet enkel elke ruimte voor onderhandelingen en diplomatieke oplossingen tussen landen, maar ook steeds meer de ruimte voor democratisch debat binnen landen.
De militarisering van de samenleving gaat samen met een militarisering van de geesten. Tegelijkertijd met de verschuiving van investeringen in het verzorgen van mensen naar investeringen in het doden van mensen, zien we een verschuiving in het politieke discours van ‘zorgzaamheid’ naar ‘weerbaarheid’.
Die verschuiving is niet onschuldig. Ze is de voorbereiding van de ontmanteling van de verzorgingsstaat ten voordele van een meer autoritaire staatsvorm, met een eengemaakt volk dat zijn leiders blindelings volgt in de oorlog tegen de vijand. De oorlog voor de democratie is dus een mythe. Elke oorlog is in essentie een aanval op de democratie.