Boekrecensie -

De mens is een graafdier op zoek naar zichzelf

De Nederlandse schrijver Nikki Dekker schreef 'Graafdier', een zoektocht naar wie we zijn. Zij zoekt het niet in de ruimte, in de diepe oceanen maar gewoon in de grond onder ons. Paul Verhaeghe heeft er een kerstwens bij: “Doe jezelf een plezier, lees het boek en leg een tweede exemplaar onder de kerstboom voor iemand die je liefhebt.”

dinsdag 10 december 2024 11:15
Spread the love

 

Sinterklaas houdt zich al lang niet meer aan de klassieke zes december en komt in vele vermommingen. Bij mij is het – heel eigentijds – een vrouwelijke versie die naar de naam Sofie luistert en mij om de zoveel tijd een boek toestuurt, kwestie van bij te dragen tot het levenslang leren, zij het niet in de versie van onze onderbroekminister voor onderwijs1.

Gelukkig is er kunst en literatuur als bescherming tegen de daling van het kennisniveau als gevolg van de obsessie met groei. Graafdier is daar een mooi voorbeeld van, dus dank u wel, lieve Sint.

Grondwerken

De achtergrond van het boek verneem je slechts zijdelings: de auteur, een Nederlandse schrijver en radiomaker, werd gevraagd een inleidende tekst te schrijven voor een tentoonstelling in Eindhoven, in het huidige Nederland natuurlijk met Engelse titel Soils.

Ze combineerde de opdracht met een veertiendaagse schrijversresidentie in De Peel, ooit een turfwinningsgebied, tegenwoordig een beschermd natuurdomein. Tijdens haar verblijf las ze hedendaagse wetenschappelijke literatuur over de geschiedenis van de regio, zowel geologisch als maatschappelijk-economisch, dacht ze veel na, en trok ze er elke dag op uit.

Ik kan me levendig voorstellen dat veel lezers zich zullen afvragen in welke categorie dit boek thuishoort. Het is geen roman, ondanks het hoog literair gehalte. Het is geen autobiografie, maar toch heel persoonlijk. Het is geen wetenschappelijk traktaat, wel een degelijke, wetenschappelijk onderbouwde studie.

Graafdier vertoont dezelfde kwaliteiten als Ik = cartograaf geschreven door Jeroen Theunissen (2022). Ook de opzet is vergelijkbaar, met dien verstande dat de een het in de breedte zoekt en de ander in de diepte duikt.

Voor sommige mensen zal dit een blasfemie zijn, maar beide boeken roepen bij mij echo’s op van Montaigne2. Zijn essays bulken van eruditie, met voortdurende verwijzingen naar geliefde klassieken, maar ze handelen over paarden, geuren, koeriers, en altijd over mensen.

Toch heeft hij maar één onderwerp, wat hij overigens niet verbergt: hij schrijft over zichzelf, de vele uitweidingen over de meest uiteenlopende thema’s zijn pogingen om zichzelf te begrijpen.

Als cartograaf onderzoekt Jeroen Theunissen de geschiedenis van Europa, wandelend van het uiterste punt van Ierland tot aan de Bosporus. Het resultaat is dat hij zichzelf leert kennen.

Nikki Dekkers blijft ter plaatse, zij graaft naar dingen in de grond en de ondergrond, omdat ze onze geschiedenis wil vatten. Onvermijdelijk komt ze zichzelf tegen, en ontdekt ze bijvoorbeeld dat haar onrust niet alleen de hare is, een zowel geruststellende als verontrustende vaststelling.

Ze gaat nog net een stap verder dan Montaigne, want haar pogingen (dat is de letterlijke vertaling van Essais) vult ze aan met oefeningen die ze aan het slot van elk hoofdstuk half ernstig half humoristisch neerpent.

“Graven is tijdreizen”

Het eigenzinnige karakter van het boek blijkt uit de intrigerende inhoudstafel, een tijdstabel verdeeld in vijftien periodes, vertrekkend bij “Nu”, gevolgd door “2022”, “2017”, “1978”, waarna de intervallen steeds groter worden, met als voorlaatste “300 miljoen jaar geleden”. Op het einde springt de teller terug naar “En nu”.

Michel de Montaigne. Public Domain

Elke periode krijgt ook een inhoudelijke titel, met als opener “Oefening om de bodem te verkennen”, en als uitsmijter “300 miljoen jaar geleden. Oefening om te zijn wat je bent”.

Wat je bènt? Graven naar antwoorden op het grote waarom is van alle tijden, maar dwingender dan ooit voor een generatie opgegroeid in een maatschappij die God en ideologie vervangen heeft door de markt.

Na een gevatte beschrijving van het afscheid van de Mannen Met De Witte Baard (God en de Kerstman) wijst ze nuchter op de ravage die het vroegere o zo geruststellende Grote Verhaal aangericht heeft.

Het plaatste de mens bovenaan een denkbeeldige ladder, met als opdracht alles te overheersen. Onze kennis over de wereld handelt nagenoeg altijd over de wijze waarop we de natuur kunnen gebruiken en misbruiken.

Wat zich daar niet toe leent, benoemen we met woorden zoals onkruid, ongedierte en braakliggend land. Nu al wordt er likkebaardend uitgekeken naar het ogenblik waarop het Noordpoolgebied ijsvrij wordt, ook daar zal er gegraven worden, zij het met andere bedoelingen dan zelfkennis.

Pas de voorbije decennia confronteert de wetenschap ons met een realiteit waar de overgrote meerderheid van de verondersteld intelligente homo sapiens (Latijn voor ‘denkende mens’, nvdr) vooralsnog niks van wil weten.

We zijn een onderdeeltje van een groter geheel dat niet om ons maalt, we stellen niks voor en onze zogenaamde vooruitgang kan straks hetzelfde effect hebben als de meteoriet die 66 miljoen jaar geleden het einde van de dinosaurussen inluidde. En nee, dat is niet het einde van ‘de natuur’, daarna komen er andere levensvormen.

Een doemverhaal dus, hoor ik u denken, en daar hebben we er al te veel van. Dat is het niet, wel een nuchtere beschrijving die andere perspectieven toelaat. Bijvoorbeeld over eenzaamheid, ook een vaak gehoorde klacht.

Hoe kan je alleen zijn in een wereld waar alles en iedereen verbonden is? Dat steeds meer mensen zich alleen voelen, illustreert hoe we ziende blind zijn en onze reële verbondenheid met de wereld om ons heen, met andere mensen en andere levensvormen, niet langer opmerken.

Nuchter en literair

Het boek mag dan grossieren in nuchtere vaststellingen, toch is het literaire gehalte hoog. Ik pluk één zin uit het rijke boeket:

“De toekomst ligt als een vroege ochtend in de mist, ik kan er nauwelijks mijn uitgestrekte hand in ontwaren, en het spookachtige wit is zo mooi dat ik liever blijf staan om te zien wat zich ontvouwt wanneer de sluier optrekt.”

Het verwondert me niet dat Dekker tussendoor prachtige bespiegelingen meegeeft over de verschillende talen en hun effecten. Hoe denken mensen wiens woordenschat vooral uit werkwoorden bestaat?

Welk effect heeft onze taal, met haar accent op zelfstandige naamwoorden – bestaat een ding wel ‘zelfstandig’, los van de rest? Wat met het mooie onderscheid in het Spaans tussen het tijdelijke ‘zijn’ (estar) en de eeuwige versie (ser)?

En dan is er nog het Terpeens, de communicatie gebaseerd op geuren en andere chemische signalen, tussen organismen die niet noodzakelijkerwijze tot dezelfde soort behoren, bacteriën, schimmels, planten en mensen, waarvan de wederzijdse effecten pas de laatste jaren aan het licht komen.

Dat alles vraagt een andere manier om na te denken over taal. Laat dat nu net een illustratie zijn van écht denken, duidelijk te onderscheiden van het overheersende nà-denken. Graven gecombineerd met denken levert verrassende vaststellingen op.

Al het organisch materiaal dat zich tussen de stenen bevindt, zijn dode restanten van wat ooit levend was. Zonder leven en dood was er alleen steen. “We lopen op de doden die ons voorgingen, in lagen van miljoenen en miljarden jaren diep.” We zijn niet alleen geworteld, we zijn gegrond.

Halverwege haar verblijf raapt ze een steen op, vuistgroot, grijsbruin met putten (de enige foto in het boek toont de steen) – ze neemt hem mee, zonder goed te weten waarom. Later vertelt een geoloog haar dat het melkkwarts is, 300 miljoen jaar oud, gevormd in de Ardennen en door de Maas meegevoerd tot in de Peel.

Geen wonder dat het graven haar leert te relativeren, wat ze onmiddellijk koppelt aan ‘in relatie plaatsen’. Wanneer we dingen in relatie tot andere dingen zien, krijgen ze hun contextbepaalde en dus correcte betekenis, ver van het alleen maar ‘ding’ zijn.

Was zij Amerikaanse geweest, dan had dit boek haar in een klap tot Een Naam gemaakt. In onze Lage Landen zal het een zuinig applausje worden, met op de achtergrond een flinke portie na-ijver, zeker bij de mindere goden.

De spoiler – haar antwoord op de vraag wat de zin van het leven is – verklap ik niet. Doe jezelf een plezier, lees het boek en leg een tweede exemplaar onder de kerstboom voor iemand die je liefhebt.

 

Nikki Dekker. Graafdier. De Bezige Bij, Amsterdam, 2024, 215 pp. ISBN 978 9403 1314 29

Deze recensie werd overgenomen van Paul Verhaeghe’s Boekenblog.

Notes:

1   Noot voor lezers in Nederland: dit is een verwijzing naar de Vlaamse minister van Onderwijs Ben Weyts (2019-2024) (N-VA) die het presteerde om tijdens een ludieke actie ongevraagd in onderbroek te verschijnen in plaats van in pyama (zoals de actie bedoeld was). Onderwijs in België een bevoegdheid van de regionale regeringen (nvdr).

2   Michel de Montaigne (1533-1592), Frans filosoof, auteur en politicus tijdens de renaissance. Met zijn belangrijkste werk Essais (letterlijk ‘probeersels’, ‘pogingen’) was hij de eerste filosoof die een psychologie van zichzelf schreef. Hij wordt aangezien als de pionier van het literaire genre van het essay (nvdr).

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!