Uitgeverij Bijleveld gaf recent het werk Marx’ visie op de mens van Erich Fromm opnieuw uit, en dat is goed nieuws. Het boek is een absolute aanrader voor wie op een toegankelijke manier in contact wil komen met de originele ideeën van Karl Marx.
Het boek van Fromm combineert twee zaken die zelden samen voorkomen: het is zowel begrijpelijk geschreven als inhoudelijk rechtvaardig tegenover het onderwerp.
Marx en Darwin
Er zijn, zo valt me opnieuw op tijdens het lezen van het boek van Fromm, veel gelijkenissen tussen Karl Marx en Charles Darwin. Beiden hadden een imposante baard. Beiden zorgden voor een grote omwenteling in het denken in hun domein. En beiden worden vaak verkeerd uitgelegd door mensen die hen niet hebben gelezen.
Wanneer vandaag in het publieke debat Darwin wordt verdedigd, dan is dat vaak door zogenaamde evolutiepsychologen, sociaal-darwinisten en mensen zoals Griet Vandermassen die op de evolutietheorie denken te kunnen steunen om ongelijke verhoudingen tussen mensen te legitimeren.
In werkelijkheid lijkt de karikatuur die sommige evolutiepsychologen en sociaal-darwinisten van de evolutietheorie maken, meer op de ideeën van Herbert Spencer, de bedenker van “survival of the fittest”, dan op die van Charles Darwin. Dit wordt pas duidelijk wanneer je Darwin zelf leest. Net dit eenvoudige principe – dat je een denker eerst moet lezen en begrijpen voordat je grote uitspraken over hen doet – lijkt in onbruik te zijn geraakt.
“De meeste politici en journalisten hebben nooit de moeite genomen om ook maar een regel van Marx zelf te lezen”
Wat geldt voor Darwin geldt ook voor Marx. Zowel voor- als tegenstanders herleiden zijn complexe en diepgravende analyse vandaag graag tot een aantal algemeenheden: dat de arbeidersklasse uitgebuit wordt, dat religie opium van het volk zou zijn en dat de staat de productiemiddelen in handen moet nemen.
“Op enkele uitzonderingen na”, met die vaststelling opent Fromm zijn essay Marx’ visie op de mens, “krijgt men zelfs de indruk dat de meeste politici en journalisten nooit de moeite hebben genomen ook maar een regel van Marx zelf te lezen, terwijl veel sociale wetenschappers al tevreden zijn met een minimale kennis van diens werk”.
Laat dat nu precies de grote verdienste zijn van het boek, dat Fromm duidelijk de moeite heeft genomen om Marx te lézen voor hij erover begon te schrijven en dat zijn boek de lezer ook aanmoedigt om het werk van Marx zelf te gaan ontdekken, ver weg van alle karikaturen die secundaire bronnen ervan gemaakt hebben.
Vrijheid
Liberalen, zo staat het in de schoolboekjes, zijn voor vrijheid. Socialisten zijn voor gelijkheid. Maar dat klopt dus niet.
De grondslag van de filosofie van Marx is het geloof in de mens
De grondslag van de filosofie van Marx, en dus ook zijn pleidooi voor socialisme en communisme, zo stelt Fromm, “is het geloof in de mens, meer specifiek het geloof dat de mens in staat is zichzelf te bevrijden en zijn individuele mogelijkheden te realiseren”.
Vaak wordt verkeerdelijk aangenomen dat de belangrijkste kritiek van Marx op het kapitalisme is dat het voor ongelijkheid zorgt omdat de arbeiders uitgebuit worden. Voor een verhoging van de lonen pleiten, wordt dan als hartstikke marxistisch beschouwd.
Het doel van het socialisme is geen totale gelijkheid, maar vrijheid
Fromm herinnert ons eraan dat Marx zélf schreef dat “een gedwongen verhoging van het arbeidsloon niets anders zou zijn dan een betere salariëring van slaven” en dat “zo’n hoger loon noch de arbeider noch de arbeid hun menselijke betekenis en waardigheid terug zou geven”.
Het doel van socialisme is geen totale gelijkheid, maar vrijheid. Alleen gaat het daarbij niet enkel om de vrijheid van dwang, maar ook de vrijheid om jezelf te zijn. Wat liberalen onderscheidt van socialisten is met andere woorden: het geloof dat er meer in de mens zit, dat we tot iets beter in staat zijn dan dat we nu realiseren.
Het socialisme, zo merkt Fromm meer dan terecht op, was voor Marx nooit als zodanig de vervulling van het leven: het was de voorwaarde tot die vervulling. Het eigenlijke doel, zo stelt Fromm, is dat de mens “zijn eigen leven tot zijn voornaamste bezigheid kan maken, in plaats van alleen maar de middelen voor te brengen om te kunnen leven”.
Of, zoals Marx zélf het verwoordde: “De ontwikkeling van de menselijke krachten die geen ander doel dient dan zichzelf.” Merk daarbij op hoe dit ideaal, waarbij de mens altijd een doel op zich moet zijn en nooit enkel een middel tot een doel, geïnspireerd lijkt op de ethiek van Immanuel Kant.
Vervreemding
Wat deze realisatie van deze vrijheid in de weg staat, is vervreemding. “Voor een goed begrip van de filosofie van Marx”, zo schrijft Fromm terecht, “is het van groot belang dat men inziet dat het begrip vervreemding altijd het centrale punt in zijn denken was en bleef”.
Arbeid, wat Marx beschouwt als een uiting van de menselijke vrijheid en daarom als doel op zich, wordt in het kapitalisme een middel om geld te verdienen. Geld op haar beurt houdt op louter een ruilmiddel te zijn en wordt in de vorm van kapitaal een doel op zich dat enkel zichzelf wenst te scheppen. Heel eenvoudig gezegd: we zijn in het kapitalisme allemaal slaaf van het geld.
Dit zorgt ervoor dat we, in plaats van dat we in datgene dat we produceren onze eigen creatieve vermogens kunnen herkennen, gedomineerd lijken te worden door onze eigen producten. “Zoals in de religie de mens wordt beheerst door de producten van zijn eigen gelovig brein”, zo citeert Fromm Marx, “zo wordt hij in het kapitalistische productiesysteem beheerst door de producten van zijn eigen hand”.
“De machine maakt gebruik van de zwakheid van de mens om de zwakke mens tot een machine te maken”
Denk maar aan de smartphone, die omwille van het winstmotief waarop het ontwerp gebaseerd is, verandert van een middel om met elkaar in contact te komen tot iets waaraan we verslaafd raken en ons via algoritmes in een bepaalde richting probeert te sturen.
Als je niet betaalt voor het product, dan ben je het product. Een dood varken brengt voor een landbouwer meer geld op dan een levend varken. Op sociale media zijn wij het varken. “De machine”, aldus Marx verder, “maakt gebruik van de zwakheid van de mens om de zwakke mens tot een machine te maken”.
In plaats van dat we vrij zijn om de structuur van de samenleving vorm te geven, is het de structuur van de samenleving die ons domineert. Of zoals Marx het zelf samenvat: “De arbeider bestaat voor het productieproces, en niet het productieproces voor de arbeiders.” En het hele project van het socialisme bestaat erin die omgekeerde wereld weer op haar poten te zetten.
De Parijse manuscripten
Het werk waar Fromm het meeste naar verwijst, zijn de Parijse manuscripten. Dat was ook als bijlage toegevoegd toen de oorspronkelijke versie van Marx’s Concept of Man voor het eerst in Engelse vertaling verscheen.
Belangrijk om daarbij te weten is dat die Parijse manuscripten pas in 1932 voor het eerst in boekvorm verschenen. Die uitgave legde een bom onder de dominante Marx-interpretaties.
Vervreemding bleef altijd het centrale punt in de filosofie van Marx
“Ze laten niet alleen de hegeliaanse wortels van Marx’ denken zien”, zo schrijft Paul Cobben in zijn inleiding voor de Nederlandstalige uitgave van 2023, “maar ook dat de zogenaamde wetenschappelijkheid van zijn geschriften gebonden is aan een normatief kader: de menselijke vrijheid.”
Bovendien ondermijnen de Parijse manuscripten het in academische kringen vaak gemaakte onderscheid tussen de ‘jonge’ humanistische Marx en de ‘oude’ Marx die enkel in economie geïnteresseerd zou zijn.
Het grote voordeel van de Parijse manuscripten is dat de oorspronkelijke samenhang tussen zijn filosofische, politieke en economische denken erin aanwezig is. In feite, zo vat Michael Quante het samen, “zal geen uiteenzetting over Marx kunnen afzien van een analyse van de Parijse manuscripten, omdat zij de eerste versie zijn van het ene, allesomvattende boek dat Marx gedurende zijn leven heeft proberen te schrijven”.
Een goed begin
Het boek van Fromm kan zeker niet dienen als vervanging voor dat grote, allesomvattende werk, dat daardoor ook noodzakelijk onafgewerkt blijft.
Daarvoor gaat hij te vaak te kort door de bocht, gaat hij licht over Marx’ politieke en economische analyse en mankeert hij te vaak precisie. Zo gaat hij voorbij aan het feit dat Marx in de strijd voor hogere lonen wél degelijk een aanknopingspunt zag voor de strijd voor het socialisme en lijkt hij soms gewoon alles wat hij niet leuk vindt ‘vervreemding’ te noemen.
Toch is het boek van Fromm een uitstekend begin, net omdat het in tegenstelling tot tal van zogenaamde inleidingen in het marxisme op een originele en toegankelijke manier interesse opwekt in wat Marx geschreven heeft. Hopelijk kan de heruitgave een klein beetje voor een gelijkaardige schok zorgen in de manier waarop er over Marx gedacht wordt, als dat met de eerste uitgave van de Parijse manuscripten het geval was.