Gedurende vijf neoliberale decennia was de arbeidswetgeving een geliefd terrein voor de politieke rechterzijde en zijn sociaalliberale sympathisanten om hun diepgegronde afkeer voor de sociale ontvoogding van de arbeiders te botvieren.
Onder het mom van een dringende nood aan modernisering, actualisering, bestrijding van de stroefheid, of aanpassing aan de noden van een sterk en snel wijzigende arbeidsmarkt, moesten vooral de arbeiders sociaal en financieel inleveren.
De maatregelen troffen zogezegd alle bevolkingsgroepen, maar in werkelijkheid troffen ze de arbeiders en loon- en weddetrekkenden meer. Gedurende vele jaren werden de lonen, wedden en sociale uitkeringen vrolijk afgetopt, ingeleverd of niet geïndexeerd.
De inleveringsoefening was trouwens primair bedoeld om de ondernemingen meer zuurstof te gunnen. Dat was zogezegd broodnodig zodat ze konden overleven. Maar eigenlijk diende het om hun winstmarges hoog te houden.
Er was echter meer aan de hand. Het sociaal-rechtse groepje beleidsvoerders voerden eveneens een actieve ontmoedigings- en demotiveringspolitiek ten aanzien van de rechtspositie van de arbeiders en hun collectieve rechten.
De sociale dialoog werd een alibi voor de neoliberale beleidsvoerders om zich af te keren van de rechten waarop de emancipatie van de arbeiders berustte
Ze trokken de scheiding tussen arbeidsrelaties en de wettelijke arbeidsaangelegenheden verder door. De arbeidsverhoudingen werden gedepolitiseerd en doorgeschoven naar de sociale dialoog. De politiek hield zich er niet mee bezig. Dat was niet zonder gevolgen voor het gewicht van de arbeidersbeweging in de krachtsverhouding tot het kapitaal. Het bezorgde de werkgevers een quasi alleenrecht op het verloop van de sociale dialoog.
De zogeheten doorschuif- en responsabiliseringsoperatie ten aanzien van de sociale gesprekspartners, oversteeg het domein van de voor collectieve onderhandelingen vatbare materies. De beweerde autonomie van de sociale dialoog werd een alibi voor de neoliberale beleidsvoerders om zich af te keren van de rechten waarop de emancipatie van de arbeiders berustte.
Men liet het reglementair apparaat verkommeren. Waar het enigszins mogelijk was, werden individuele en collectieve rechten geformaliseerd en zelfs gebureaucratiseerd. Dat zette het argument over de stroefheid van het arbeidsrecht kracht bij.
Het is meer dan ooit een noodzaak om te vechten voor de waardigheid van de werkende klasse
Vijftig jaar neoliberalisme en socialisme van de derde weg hebben de kwaliteit van het arbeidsrechtelijk apparaat, en zijn regelgeving aangetast. Het gooide bovendien de arbeidsrechtelijke emancipatie, ooit een voorbeeld voor andere nationale Europese sociale verhoudingen, gewoonweg te grabbel.
Het Belgisch stelsel van sociale relaties, lang geprezen voor zijn voluntarisme en dynamisme, lijkt nu ondergedompeld in onmacht en passiviteit. Het is meer dan ooit een noodzaak om te vechten voor de vrijwaring van de eerbied voor de waardigheid van de werkende klasse.
De wederopbouw van een emancipatoir arbeidsrecht
Het is hoogtijd om elementen aan te brengen die de thematiek rijp maken voor een hernieuwde politieke interesse en voor een brede discussie in syndicale kringen. Werken aan de wederopbouw en aan de uitbouw van een eigentijdse arbeidsrechtelijke emancipatie wordt de opdracht. In de schoot van het Masereelfonds Antwerpen bereidt een collectief van practici en academici in alle bescheidenheid zo’n oefening voor.
Er wordt gereflecteerd over een wederopbouw van een emancipatoir arbeidsrecht. Wederopbouw houdt in dat het om fundamentele wet- en regelgeving gaat, en dat die regelgeving zo nodig wordt geherformuleerd, geherdefinieerd en herschikt.
Investeren in een wederopbouw van een emancipatoir arbeidsrecht, zal niet kunnen zonder de nodige sociale tegenmacht te ontwikkelen om de marktwerking te corrigeren
De vooropgestelde wederopbouw behoeft een eigentijds kader en moet aan de eigentijdse behoeften voldoen. Dat impliceert dat de voorstellen rekening houden met de vier ’i’s: interactie, informatisering, intensifiëring, internationalisering.
We mogen niet vergeten dat het regelen van de arbeidsverhoudingen neerkomt op het modelleren van de menselijke interactie. Die interactie is het resultaat van machtsverhoudingen, die in het kapitalisme worden aangedreven door de markt en dus door het kapitaal.
Anders gesteld: investeren in een wederopbouw van een emancipatoir arbeidsrecht, zal niet kunnen zonder de nodige sociale tegenmacht te ontwikkelen om de marktwerking te corrigeren.
De wederopbouw moet worden overwogen in een context van internationalisering van de arbeidsverhoudingen
We denken vervolgens aan informatisering en zijn inbedding in het hyperkapitalisme. Voor het nieuw te ontwikkelen arbeidsrecht zal het erop aan komen om informatiestromen te vatten en te controleren. Daarnaast moet ook de intensifiëring van de menselijke relaties worden verwerkt. Die laat zich ook voelen in de economische en sociale verhoudingen.
Ten slotte dient de wederopbouw uiteraard ook te worden overwogen in een context van internationalisering van de arbeidsverhoudingen. Dat betekent dat arbeidsrechtelijke figuren transnationaal moeten werken.
De raadgevingen en de suggesties van het collectief pogen zich in deze geest te plaatsen. Het Masereelfonds Antwerpen zal niet nalaten de lezers op de hoogte te houden over het verschijnen van de rapporten en de inhoud ervan.
Marc Rigaux is Voorzitter van het Masereelfonds Antwerpen.