Het najaar van de Vlaamse film. Of van de langspeelfictiefilm debutanten. Daar kunnen we na Leonardo Van Dijls Julie zwijgt, Dimitri Verhulsts Waarom Wettelen? en Christina Vandekerckhove’s Milano van spreken. Drie verrassende, stijlvolle en straffe films.
Naar Milano werd na het succes van de documentaire Rabot (“een universeel verhaal van een dorp in de hoogte” dixit Vandekerckhove) heel erg uitgekeken. Fictie is natuurlijk een ander beestje, maar bij zijn Gentse première bleek Milano een emotionele, poëtische voltreffer.
Familieverhaal
Fantasie, maar echt en authentiek. Vandekerckhove focust in Milano op een wankel gezin in een sociale woonwijk. Op een worsteling met armoede, ouderschap en een kille samenleving. Alain tracht als alleenstaande vader zijn dove zoon Milano op te voeden terwijl die elfjarige zijn vader in bescherming probeert te nemen.
Hun relatie staat onder druk door chronisch geldgebrek, een biologische moeder die opnieuw in beeld komt, maar fragiel blijft en Milano’s escapades naar de villa-met-zwembad van Renée, een welgestelde deurwaarder met eigen issues.
Christina Vandekerckhove was bij Rabot geen barricade springer die ten strijde trekt tegen sociale (wan)toestanden en structureel maatschappelijk falen. Dat is ze met Milano nog altijd niet. Dit is geen militante, maar wel empathische cinema die inspeelt op gevoelens en aangeeft dat omstandigheden en gewoontes kunnen en moeten veranderen.
Cruciaal is de schets van een perpetuum mobile op het vlak van gedrag bij ouders die zelf uit achtergestelde gezinnen komen en de opvoedingsfouten van hun ouders herhalen bij hun eigen kinderen.
Warm en empathisch
Het klinkt serieus, en dat is het ook, maar Milano is geen saaie boodschapfilm of droog sociaal realisme. Dit warme gezinsportret (of als je wil, dit verhaal van een laagbouwdorp) dompelt ons op speelse wijze onder in het emotionele leven van mensen die doorgaans bij film buiten beeld blijven.
Met een tikkeltje humor en een snuifje verbeelding. Met oog voor details en objecten (een pot schelpen blijkt emotie beladen) ook. En gevoel voor kleur, ritme, geluid en muziek. Kortom, een geslaagd debuut en de perfecte aanleiding voor een gesprek tijdens Film Fest Gent.
Je eerste langspeelfilm Rabot (2017), een kleurrijk portret van de bewoners van de ondertussen gesloopte Gentse sociale woontorens, was een empathische documentaire die mensen raakte en die ook indruk maakte als film. Hoe voelt het om steeds opnieuw geconfronteerd te worden met enthousiaste reacties?
Christina Vandekerckhove: “Rabot lijkt zo lang geleden en ik ben iemand die liever vooruitkijkt dan terugblikt. Ik ben heel blij dat mijn langspeeldebuut zo erg beviel en het is leuk dat mensen me er nog altijd over aanspreken. Maar omdat ik graag met nieuwe dingen bezig ben wil ik me ook enigszins losmaken van wat ik gedaan heb. Rabot is een fijne herinnering geworden, niet iets waar ik nog dagelijks mee bezig ben.”
Welke impact had Rabot op jou als filmmaker?
“De waardering voor Rabot zorgde voor een boost, maar toen ik aangaf met het idee voor een fictieproject te spelen kreeg ik toch een ‘schoenmaker blijf bij je leest’ reactie. Het was veel eenvoudiger geweest om gewoon documentaires te blijven maken.”
“Ik werd er op gewezen dat fictie wel heel anders is dan documentaire. Men vroeg zich ook af of ik wel het scenario voor een fictieverhaal zou kunnen schrijven. Veel twijfels dus, maar die heb ik van me afgeschud.”
Van documentaire naar fictie
Bij de release van Rabot sprak je trouwens al van je fascinatie voor fictie.
“Zeker. Reeds tijdens het maken van Rabot was ik daarmee bezig. Omdat ik overal verhalen zie die ik wel wil vertellen. Op dat vlak biedt fictie meer mogelijkheden dan documentaire.”
Je kortfilm Mia (2020) vloeide, met het personage van een thuisverpleegster, haast organisch voort uit Rabot.
“Vooraleer aan een langspeelfilm te beginnen, wilde ik voelen hoe het is om fictie te maken. Een kortfilm was ideaal om te zien of ik het wel fijn vond om te doen. Met name werken met een team van drie man in te ruilen voor een grotere filmcrew.”
“Dat bleek bij Mia heel erg mee te vallen. Ik vond het niet angstaanjagend om daar met veel volk op de set te staan maar net heel geruststellend. Want je trekt met zijn allen aan een zeel. Dat werkt stimulerend én inspirerend.”
Ook in Milano (2024) is er, met het personage van de deurwaarder, een personage uit de wereld van Rabot aanwezig.
“Zeker, dat is zo. Maar er is meer. Het idee voor Milano ontstond tijdens de research voor Rabot. Ik maakte kennis met een vader die zijn zoon niet meer zag omdat die geplaatst was. Doordat ik ook nog andere ouders ontmoette van wie de kinderen in pleeggezinnen verbleven groeide mijn interesse voor de problematiek.”
“Bij het doorvragen naar hun eigen jeugd stuitte ik immers steevast op schrijnende verhalen. Verhalen waar het gebrek aan liefde, het ontbreken van vertrouwen en heel veel misbruik in doorklonken. Dat patroon bleek zich te herhalen wanneer ze zelf kinderen kregen en dezelfde fouten maakten. Erg pijnlijk, maar heel menselijk. Daarom wilde ik graag een verhaal vertellen over kwetsbare gezinnen en problematische thuissituaties waar die vicieuze cirkel speelt.”
Moeilijk ouderschap
Alain (Matteo Simoni) worstelt in Milano met moeilijke levensomstandigheden én met ouderschap.
“Ouderschap is voor iedereen moeilijk. Maar ik denk dat het nog moeilijker wordt wanneer je zelf heel weinig liefde en vertrouwen hebt meegekregen. Wie in zijn kindertijd goede fundamenten meekreeg kan die later iets gemakkelijker verder geven.”
“Wanneer je niet veel reserve hebt, in armoede leeft, heel veel dingen op je bord krijgt is het veel moeilijker om iets over te hebben voor een ander. Bij Alain voel je de liefde voor zijn zoon Milano. Hij wil het goed doen, maar maakt veel fouten. Ik hoop wèl dat je als toeschouwer onderweg ziet waar het vandaan komt, zodat je hem kan vergeven.”
In gezinnen waar de thuissituatie niet zo precair is gebeuren die fouten ook maar worden ze niet meteen afgestraft.
“Bij een slechte thuissituatie worden gezinnen ook onder de loep genomen. Er hangt een zwaard van Damocles boven hun hoofd, sociale instanties zijn dreigend aanwezig. Alain leeft in constante stress en gaat daardoor nog sneller fouten maken. Ik ben zelf moeder en maak fouten maar hij staat er alleen voor en heeft het gevoel dat de buitenwereld klaar staat om hem te bestraffen.”
Terwijl die buitenwereld, van sociale diensten tot scholen, ook wel eens in de fout gaat. Wanneer ouders zelf niet sterk gestaan en niet mondig genoeg zijn is het vaak moeilijk om bij problemen op te komen voor zichzelf en de eigen kinderen.
“Wanneer de fundamenten niet stevig genoeg zijn, is het bijzonder moeilijk om je te weren tegen de wereld, om assertief te zijn. Milano is een pleidooi voor empathie. Ik wil begrip creëren voor hoe moeilijk het is om een veilig gezin te bouwen, wanneer je zelf die geborgenheid gemist hebt. Begrip ook voor het gevoel van onmacht bij een vader die ondanks de wederzijdse liefde er niet in slaagt zijn zoon te geven wat hij nodig heeft.”
Doofheid en isolement
Gehoorproblemen versterken het isolement van mensen. Koos je daarom voor een personage dat zijn CI (een apparaat dat helpt geluiden waar te nemen), zijn elektronisch gehoorapparaat, kan aan- en uitschakelen?
“Communicatie vormt een belangrijk thema in Milano. Het gaat om mensen die niet communiceren of niet de macht hebben om te communiceren. Waarbij de liefde ergens tussenin zit en niet altijd geuit kan worden. Met een kind dat zorgt voor zijn vader, loyaal is tegenover zijn beide ouders.”
“Je ziet dat Milano zich ontfermt over Alain. Kinderen zijn zo. Ook al worden ze alleen gelaten en loopt alles verre van normaal, ze blijven een groot hart hebben voor die ouderfiguren. Aanvankelijk was Milano geen dove jongen, maar in een documentaire over kinderen met gehoorproblemen trof me de opmerking dat we zelden te zien krijgen hoe normaal dove kinderen zijn.”
“Dat deed me nadenken over doofheid en over ‘anders zijn’. Tegelijk begon ik te beseffen hoe mooi en expressief gebarentaal is. Wat heel dankbaar is voor een filmmaker die wil experimenteren met taal. Toen ik ging praten met kinderen met CI’s, merkte ik dat ze soms hun apparaat afzetten omdat alles heel luid bij hen binnenkomt en ze vaak nood hebben aan rust.”
“Dat geeft een extra dimensie aan het aspect isolement. Bovendien vond ik het goed om bij een moeilijk lopende communicatie tussen vader en zoon nog een extra element te introduceren. Gebarentaal leren vraagt iets van de vader en het feit dat Alain het doet zegt iets over hem.”
Over beeldtaal gesproken, visueel is Milano helemaal anders dan Rabot.
“De natuurelementen, de wind en de regen, zijn belangrijk. En de manier waarop alles in beeld is gezet ook. Daar waar Rabot heel observerend was en we keken naar tableau vivants, gaan we in Milano bijna documentair tussen vader en zoon staan en meevolgen. Ik gebruik ditmaal een meer emotionele cameravoering.”
Met toon- en stijlverschillen.
“Er is een verschil tussen opnamen bij Renée, in een leefwereld die rust en stabiliteit uitstraalt, en die bij Alain en Milano thuis waar de woelige gevoelswereld tussen die twee visueel wordt uitgedrukt. Dat weerspiegelt zich trouwens ook in het kleurgebruik met aardetinten bij Renée en blauw bij Alain. Als kijker hoef je dat zo niet te registreren, maar het is wel iets dat je voelt.”
In de actiescènes introduceer je ook afstand.
“Ik zit er inderdaad meestal dichtbij, duik bewust in de chaos. Maar soms is het goed om even afstand te nemen om daarna de turbulentie nog krachtiger te beleven.”
Tragiek in beeld
Milano is ook een tragische film.
“Om persoonlijke redenen wou ik iets doen met verlies en schuldgevoel, maar ook met achterblijven en veerkracht. Het is verbazend hoe mensen kunnen rechtkrabbelen wanneer er iets ergs gebeurt. Hoe er een soort omkanteling kan optreden.”
Er treedt een loutering op die je niet met dialogen, maar via beelden toont.
“Dingen visueel duidelijk maken vind ik belangrijk. Het medium film is fantastisch en moet je helemaal gebruiken. Vandaar ook dat wind en regen zo nadrukkelijk in beeld komen. Al wat niet in woorden kan gebracht worden, emotionaliteit, wil ik laten voelen. Daarmee overstijgt Milano het sociaalrealisme waaruit we vertrekken.”
Wat herinnert aan het slot van Rabot waar de camera een vlucht neemt en de mensen beginnen te dansen in de appartementen.
“Dat is iets wat ik zoek. Ik ben daarmee bezig. Bij Rabot wilde ik uit de woningblokken treden en bij Milano wil ik uit het realisme-realisme stappen. Meegeven wat ik niet in tekst kan zetten. Die keuze was snel gemaakt. Realisme boeit mij, maar het boeit mij nog meer wanneer je er iets mee kan doen.”
Dan is de vraag natuurlijk: hoe ver ga je?
“Volgende keer ga ik nog verder. Ik ben altijd wel bezig met een nieuw project, noteer in mijn notitieboekje nieuwe ideeën. Mijn volgende film zal weer anders zijn dan Rabot en Milano.”
Observatie en empathie
Opnieuw geïnspireerd door dingen die je meemaakte?
“Ja, veel zaken haal ik uit observatie. Milano is ook zo ontstaan tijdens Rabot. Ik ging op stap met een deurwaarder en ontdekte zo de dualiteit van zijn job. Toen ik met hem op de terugweg in de wagen zat zei hij ongevraagd ‘mocht ik er niet zijn, wie zou er zich dan bezighouden met de schulden van die mensen?’.”
“Daardoor merkte ik dat hij zich niet zo goed voelde bij zijn job. En doordat ik erbij was, doordat hij bekeken werd, was dat uiteraard nog erger. Het is natuurlijk heel heftig allemaal. Die vreemde wereld wilde ik in mijn film. Maar niet door de deurwaarder bij Milano thuis te laten gaan.”
De dialogen van Milano zijn niet puur informatief, het gaat je niet om het toelichten van de plot.
“In het echte leven praten mensen ook niet puur informatief, bij communicatie wordt er vaak om dingen heen gesproken en blijven vragen dikwijls onbeantwoord. Vaak zit er dan weer veel info in wat er niet gezegd wordt. Dat is in Milano ook zo.”
Anders zijn
Ondanks de hulp van de logopediste wil Milano niet praten.
“Omdat zwijgen zijn houvast is. In mijn research merkte ik dat kinderen die in een heel onstabiele thuissituatie zitten op zoek gaan naar iets waar ze wel grip op hebben. De thuissituatie en hun ouders blijven immers te onbetrouwbaar.”
“Bij Milano zorgt ‘niet praten’ voor houvast, zwijgen is het enige waarmee hij zijn vader en de wereld kan raken. Het is eigenlijk zijn revolte. Zijn manier om zich als individu te tonen. Wanneer zijn vader vraagt om naar de logopediste te gaan en ‘normaal te doen’, kaatst Milano de bal terug met ‘wat is normaal?’ Dat vond ik een heel belangrijke scène, een moment waarop dingen wèl expliciet gezegd worden.”
Daar leg je de vinger op hoe de maatschappij omgaat met ‘anders zijn’.
“We willen iedereen ‘ombouwen’, iedereen maken naar hoe we zelf zijn. Ik wil personages die ‘anders’ zijn met heel veel liefde benaderen, hun ‘anders zijn’ omhelzen. Het is ook niet zo dat er voor iedereen geldende oplossingen zijn. Dat werd me duidelijk toen ik research deed naar dove mensen en mensen die een CI lieten implanteren.”
“Basil wil geen CI en ik ontmoette iemand die op zijn zeventiende zijn CI heeft laten verwijderen omdat het voor hem een te indringende manier van horen was. Het beeld van de maakbare mens leeft te zeer in onze maatschappij. De wetenschap is fantastisch en je kan voor ingrepen zijn maar je moet ook respecteren dat er mensen zijn die niet voor het ‘herstellen’ kiezen.”
Naar praten toe is een CI trouwens ook niet evident.
“Nee, het gaat om heel veel klanken en het is super vermoeiend. Ze moeten daarop oefenen want de klanken komen heel hard en metalig binnen.”
Beeld en geluid
Een geluid dat je in de klankband hebt verwerkt.
“Ik heb heel veel met geluid en met stilte gespeeld. Mijn sound designer Jan Schermer aarzelde om zo nadrukkelijk alle geluid weg te halen omdat je in een filmzaal dan meteen ook het geluid van de toeschouwers en de airco hoort. ‘Dat gaan we echt wel doen’ zei ik. Bij een eerste versie had hij er toch nog iets onder gezet maar dat hoorde ik. Het moest weg want ik wilde absolute stilte. Zo ervaar je als toeschouwer hoe Milano hoort. Verder koos ik voor een auditieve onderdompeling met nadrukkelijk hoorbare wind en regen terwijl ook de muziek heel erg aanwezig is.”
Voor de muziek werkte je andermaal samen met Stijn Ylode De Gezelle.
“Omdat hij mijn vriend is heeft Stijn het scenario al heel vroeg gelezen en kon ik hem meegeven waar ik muziek voelde. Ik ben totaal niet muzikaal maar ik kan wel zeggen welk soort muziek ik voel op welke plaats.”
“Stijn maakte dan schetsen voor mij, waarmee ik aan de slag kon. Hij koos voor een muziek die niet zomaar onder de film geschoven kan worden, maar die heel aanwezig is. Muziek die met zijn eigen identiteit ook mee het verhaal vertelt.”
Milano is dramatisch, maar wordt nooit donker en zwaarmoedig.
“Ik ben blij dat je dit zo voelt. Milano is een emotionele, dramatische film, maar hij bevat ook hoop en positieve gevoelens. Daardoor wordt hij nooit te zwaar ook al gebeuren er zware dingen. Dat was toch de bedoeling, want ik wil niet dat de toeschouwer de zaal gedeprimeerd verlaat.”
“We zijn voor de duur van de film in de wereld van die vader en zoon geweest maar alles zal wel goed komen, het leven gaat verder. Ook bij Rabot sloot ik heel bewust af met een gevoel van vitaliteit en veerkracht. Alain is iemand met heel veel veerkracht en daar kunnen we van leren. Veerkracht helpt je omgaan met het leven.”
Gent, 15 oktober 2024
MILANO van Christina Vandekerckhove. België, 2024, 119’. Met Matteo Simoni, Basil Wheatley, Alexia Depicker, Thibaud Dooms, Jo Deseure, Taeke Nicolaï. Scenario Christina Vandekerckhove. Fotografie Frederic Van Zandycke. Montage Jan Van der Weken. Muziek Stijn Ylode De Gezelle. Sound design Jan Schermer. Productie Jan De Clercq & Annemie Degryse voor Lumière. Distributie Lumière. Release 6 november 2024.