Het voor democratie zo heilige halfrond is blijkbaar niet De Wevers favoriete plek (Foto © Flickr/Mzximvs VdB)
Essay -

Eén derde van de kiezers wil niet meer mee. Wat te doen?

Ruim één derde van de stemgerechtigden is niet komen opdagen. Op een Facebook-pagina lees ik: “Wat met onze democratie als mensen het gevoel hebben dat hun stem toch geen impact heeft?” Een terechte vraag, maar: vergissen die mensen zich, heeft hun stem dan wel impact op de besluitvorming?

vrijdag 18 oktober 2024 13:29
Spread the love

 

Het kostte eeuwen aan strijd alvorens het volk stemrecht kon afdwingen. In 1647 vindt in het Engelse Putney een discussie plaats tussen vertegenwoordigers van soldaten en die van hoge officieren. De soldaten willen volksvertegenwoordigers in het parlement via een forse uitbreiding van het stemrecht. Stemrecht mag volgens hen niet langer gebonden zijn aan bezit. Slechts 2 procent van de bevolking was stemgerechtigd.

Volgens de legerleiding was stemrecht onmogelijk zonder grondbezit. Generaal Robert Overton stelde het zo: “De taak van de overheid is het beschermen van private eigendom. Als je iedere man toestaat te stemmen, dan zal je het private eigendom vernietigen. De meeste mensen die je wilt laten stemmen, zullen het soort vertegenwoordigers verkiezen die geen grondeigendom hebben. Waarom zouden zij het private eigendom willen bewaren?”[1]

Deze visie loopt als een rode draad doorheen het eeuwenlange verzet van het establishment tegen het algemeen stemrecht. John Adams, voormalig president van de Verenigde Staten, is een van de auteurs van de Amerikaanse grondwet, zogezegd de eerste democratische grondwet in de geschiedenis.

Adams schreef dat politieke gelijkheid een ramp zou zijn. “Als iedereen stemrecht krijgt, zullen mensen hun eigen schulden kwijtschelden, de rijken zwaar belasten, een gelijk aandeel in de rijkdom vragen en dat bij stemming goedkeuren.”[2]

Democratie is enkel mogelijk zolang de aard en de inhoud ervan de privileges van de bezittende klassen niet bedreigen

In maart 1910 hield lord Robert Cecil, topman van de Conservatieve Partij, een toespraak in het Britse parlement. Hij zei: “Het algemeen enkelvoudig stemrecht houdt in dat de hele gemeenschap geregeerd wordt door een onwetende menigte, waarvan een paar halfgeschoolde en sluwe opruiers aan het hoofd staan. Kortom, de rijken zullen alle belastingen betalen en de armen zullen alle wetten maken.”[3]

Dit zijn allemaal openhartige opmerkingen. Ze tonen dat het de taak is van de staat om het eigendom van de rijkere klassen te beschermen. Hiermee worden de grenzen van de democratie vastgelegd. Democratie is enkel mogelijk zolang de aard en de inhoud ervan de privileges van de bezittende klassen niet bedreigen.

Waarom zou je het volk aan het woord laten?

Bart De Wever omschrijft de Britse filosoof Edmund Burke als de sokkel van zijn politiek denken en doen.[4] Burke was een felle tegenstander van de idealen van de Franse revolutie. Hij schreef een boek over de omverwerping van de dictatuur van koning, adel en clerus. Hij beschreef hoe goed het leven was in de periode voor de revolutie, toen “de oude ideeën en leefregels nog werden gerespecteerd”.

De verdiensten van de adel en de clerus konden niet hoog genoeg worden ingeschat volgens Burke. Het volk zou alles om zeep brengen. Heel de wereld gaat verloren “onder de allesvertrappelende poten van die zwijnentroep”.[5] De Wever zit op dezelfde golflengte maar bij hem worden koning, adel en clerus vervangen door Romeinse keizers.

“Wat voor zin heeft het om dat aan de mensen te vragen? Ge vraagt toch ook niet aan kalkoenen wat ze van kerstmis vinden?”

De lui aan de top van de staatsmachine horen volgens Burke tot de tegenpool van het plebs, namelijk de natuurlijke aristocratie. Hij schreef: “De leden van de natuurlijke aristocratie brengen Gods wensen over naar de mens. Zonder natuurlijke aristocratie is er geen natie mogelijk.”[6] Met andere woorden: we hebben een elite nodig die de zin van de natuurlijke gang van zaken overbrengt aan het volk. Die opvatting maakt nog altijd de kern uit van de burgerlijke parlementaire democratie.

Bij een terugblik op de voorbije eeuw, schreef Fareed Zakaria, een gezaghebbende stem van CNN en de Washington Post: “Gedurende een groot deel van de twintigste eeuw vormden professionals een soort moderne aristocratie, zeker van hun status en bezorgd over het welzijn en de bredere belangen van het land. Ondanks al het elitaire en de privileges die bij zo’n wereld horen, werd de Amerikaanse democratie goed gediend door elites met burgerzin.”[7]

Zakaria merkte niet eens dat hij elite, privileges en democratie in dezelfde zin gebruikte. Zou hij niet weten wat het woord democratie betekent?

De democratie wordt gecreëerd door de elite, het volk heeft slechts te aanvaarden

De Wever verdedigt dezelfde opvattingen. De regering waar zijn partij deel van uitmaakte, besliste in 2019 om de pensioengerechtigde leeftijd op te trekken van 65 naar 67 jaar. Uit een brede enquête bleek dat 75 procent van de bevolking daar niet mee was gediend. Tijdens een radio-interview repliceerde De Wever: “Wat voor zin heeft het om dat aan de mensen te vragen? Ge vraagt toch ook niet aan kalkoenen wat ze van kerstmis vinden?”[8] 

Diezelfde week schreef de Belgische Kamervoorzitter Siegfried Bracke in het parlementair magazine Woord Vooraf dat het “beter is dat de parlementsleden beslissingen nemen in plaats van actiegroepen, middenvelders of burgers”.[9] Kortom, het volk is dom en vatbaar voor collectieve eisen die niet in overeenstemming zijn met de diepe inzichten van de leidinggevenden. De democratie wordt gecreëerd door de elite. Het volk heeft slechts te aanvaarden.

Een echte democratie is een proces dat aan de basis begint, in de dagelijkse praktijk

Het establishment liet de strijd voor het algemeen stemrecht uitmonden in een opvatting en een praktijk waarbij democratie een passieve vorm van samenleven is. Het enige actieve moment van meebeslissen valt op de dag van de verkiezingen.

Een echte democratie is daarentegen een proces dat aan de basis begint, in de dagelijkse praktijk. Voorbeelden daarvan zijn de vakbonden, de buurtcomités, de vredesorganisaties, de vrouwenbeweging, de jeugdhuizen, de milieubeweging, allerlei actiecomités, …

Geen van die basisorganisaties heeft enig beslissingsrecht in de parlementaire democratie. Ze moeten hun eisen en verzuchtingen telkens door actie bekendmaken en afdwingen. Het parlement en de democratie waar zij voor staat, zijn in wezen vreemd aan het volk en aan wat er aan de basis gebeurt.

Parlement buitenspel

In de jaren negentig vat de Europese Unie het plan op om een eenheidsmunt in te voeren: de euro. Dat impliceert dat de lidstaten bevoegdheden afstaan aan Europa. Conform de grondwet moet de kwestie in sommige landen worden voorgelegd aan de bevolking in een referendum.

Dat is niet naar de zin van de Europese leiders. Jean Monnet, de zogenoemde vader van Europa, zegt in zijn memoires: “Ik vond het onjuist om de volkeren van Europa te raadplegen over de structuur van een gemeenschap waarmee zij geen enkele ervaring hadden.”[10]

Het Verdrag van Maastricht waarin de euro werd vastgelegd, werd in 1992 in verscheidene landen in een referendum weggestemd. In Nederland gebeurde dat met 69 procent van de stemmen, toch passeerde het verdrag. Bij latere fundamentele wijzigingen aan de bevoegdheden van de nationale staten ten voordele van de Europese Unie, weigeren de meeste overheden een referendum te organiseren.

De dag van de verkiezingen is het enige ogenblik dat het volk wordt betrokken bij de besluitvorming

Het volk moet dus zwijgen, maar het mag wel om de vier of vijf jaar gaan stemmen. Dan duidt ze haar vertegenwoordigers aan die in het parlement beslissingen treffen in naam van het volk, of toch niet?

Over de situatie in Nederland schrijven hoogleraar Frank Ankersmit en bestuurskundig adviseur Leo Klinkers: “Het parlement is een zinloze overbodigheid geworden die de politieke realiteit eerder verhult dan verheldert en even weinig invloed heeft op de besluitvorming als een houtvuurtje op het klimaat.”[11]

De Nederlandse gewezen Kamervoorzitter Anne Vondeling drukt het zo uit: “Door de groeiende horigheid van het parlement jegens die andere macht, de regering, lijdt de Kamer aan functieverlies. Zij staat in de leegte.”[12] De dag van de verkiezingen is het enige ogenblik dat het volk wordt betrokken bij de besluitvorming. Dan duidt ze haar vertegenwoordigers aan in het parlement dat meteen buitenspel wordt gezet.

“Het parlement is een zinloze overbodigheid geworden die de politieke realiteit eerder verhult dan verheldert.”

Er is niet alleen de groeiende horigheid aan de regering, sommige functies worden ook nog eens in alle stilte overgenomen door bedrijfsleiders en financiers. In Nederland hebben de werkgeversorganisatie VNO-NCW, de Amerikaanse Kamer van Koophandel, zestig grote bedrijven, en de ministeries van Buitenlandse Zaken, Economische Zaken en Financiën de Dutch Trade and Investment Board (DTIB) opgericht.

De organisatie stelt zich voor als een adviesorgaan voor het parlement, maar uit de notulen van de vergaderingen blijkt dat de leden toegang krijgen tot vertrouwelijke informatie over het lopende beleid en dat ze meebepalen hoe dit beleid er verder zal uitzien.[13]

Ministers, staatssecretarissen en directeurs-generaal van diverse departementen zitten aan tafel met de bedrijfsleiders van Shell, Rabobank, Heineken, Achmea, Randstad, consultancy KPMG, om samen te beslissen over het economisch en financieel beleid.

Het Europese democratische deficit

Zoals de nationale parlementen, staat ook het Europees Parlement er voor spek en bonen bij. De beslissingsmacht is in handen van de Europese Commissie, die je zou kunnen omschrijven als de regering van de Europese Unie. 

De Nederlandse Europarlementsleden Pieter Omtzigt (CDA) en Renske Leijten (SP) hebben een krachtig manifest geschreven over het gebrek aan democratie in de Europese instellingen.[14] Ze geven met concrete voorbeelden aan hoe het Europees Parlement en de nationale parlementen buiten de beslissingen van de Europese Commissie worden gehouden.

Het democratisch deficit in Europa staat gelijk aan het monddood maken van bevolking en parlement

Ze beschrijven hoe financiële maatregelen en de gigantische steun aan de banken na de financiële crisis in 2008 nauwelijks voorgelegd worden aan het Europees Parlement en de nationale parlementen. Nochtans hebben die maatregelen een verregaande impact op de financiën van de lidstaten en dus op de bevolking.

De begroting van de Europese Unie is een ander voorbeeld. De Europese Commissie jaagt ze door het Europees Parlement, zodat noch de betrokken parlementen, noch de Europese burger ook maar de tijd krijgen om ze te lezen. De begroting is nochtans een sleutelgegeven in de politiek van een staat of een unie. Het democratisch deficit in Europa staat gelijk aan het monddood maken van bevolking en parlement, noteert de Duitse auteur Hans Magnus Enzensberger.[15]

Onderschikking van het parlement aan de markt

De wortels van het democratisch deficit liggen in het feit dat zelfs de hoogste politieke organen niet bepalen wat er gebeurt. Dat doet de markt. De voormalige topman van het Internationaal Monetair Fonds, Michel Camdessus zegt: “De staat moet geen bevelen geven aan de banken.”[16] 

Hij wordt bijgetreden door Hans Tietmeyer, die vijftien jaar lang voorzitter was van de Duitse Centrale Bank. Tietmeyer zei in Davos, voor een gehoor van rijken en machtigen: “Ik heb de indruk dat de meeste politici niet eens beseffen in welke mate zij vandaag onder de controle staan van de financiële markten en door die markten beheerst worden.”[17] 

Alan Greenspan, de voorzitter van de Centrale Bank van de Verenigde Staten, werd in 2008 gevraagd wie best president zou worden van de VS, George W. Bush of Barack Obama. Greenspan antwoordde: “Wij hebben het geluk dat de politieke besluiten in de Verenigde Staten grotendeels bepaald worden door de wereldwijde werking van de markt. Met uitzondering van het thema van de nationale veiligheid, speelt het geen rol wie de volgende president wordt. De wereld wordt geregeerd door de marktkrachten.”[18]

De vertegenwoordigers van de overheid die moeten beslissen over de regelgeving van de banken, staan grotendeels onder controle van die banken

De marktkrachten waar de drie topbankiers het over hebben, zijn de krachten die werken binnen het kader van het kapitalisme. Onder die verhoudingen zeggen de marktkrachten altijd dat de uitbuiting van de loonarbeid moet worden opgedreven, dat een radicale energiepolitiek om het milieu te redden een onbegonnen zaak is, en dat het noodzakelijk is om oorlog te voeren. 

Politici en economen die de opvatting van het bankierstrio genegen zijn, noemen de marktkrachten een onzichtbare hand. Toch hebben de marktkrachten niets mythisch. Ze zweven niet ergens in het universum. Integendeel, ze zijn zeer concreet en precies. Ze kiezen altijd dezelfde klasse en toplaag als begunstigden van hun functionering.

De marktkrachten sturen mensen in de politiek om de functie van politici over te nemen. Een voorbeeld daarvan is FISMA. Dat is het directoraat-generaal van de Europese Commissie dat bevoegd is voor de financiële stabiliteit en de regelgeving van de banken en de financiële markten.[19] Dit beleidsinstrument moet garanderen dat de banken de regels niet overtreden en dat er geen avonturen gebeuren zoals voor de financiële crisis in 2008. 

De bezittende klasse heeft het stemrecht kunnen ombouwen tot een ideologische illusie die leidt tot de aanvaarding van de maatschappelijke toestand

Eén op de drie van de FISMA-topmensen komt rechtstreeks uit de banksector of trekt daarnaartoe na het werk bij FISMA. Van de absolute top, de kaderleden met het niveau van directeur en hoger, verlaat 80 procent FISMA om in de financiële sector te werken. 92 procent van de beslissende vergaderingen van FISMA vindt plaats in aanwezigheid van vertegenwoordigers van de banksector.[20]

De vertegenwoordigers van de overheid die moeten beslissen over de regelgeving van de banken, staan grotendeels onder controle van die banken.

De parlementaire democratie is een fata morgana 

In de economie is niet iedereen gelijk. Wie werkt, is afhankelijk van wie bezit. De resultante van die tegenstelling is onophoudelijke klassenstrijd. De werker wil zijn arbeidskracht zo duur mogelijk verkopen, de bezitter van de productiemiddelen wil zo veel mogelijk meerwaarde uit de arbeidskracht halen. Dat maakt een harmonieuze maatschappelijke eenheid onmogelijk.

Als deze werkelijkheid niet verdoezeld zou worden door de parlementaire democratie, dan zouden de bezitters meer geweld moeten gebruiken om de ontevredenen in toom te houden. Maar de parlementaire democratie geeft aan iedereen een stem. Iedereen is gelijk en kan in dezelfde mate deelnemen aan de politieke macht. De parlementaire democratie schept zo het fata morgana van één natie, zonder onderscheid op het vlak van bezit en klassepositie, waar iedereen in dezelfde mate beslissingsrecht heeft.

De bezittende klasse heeft het stemrecht kunnen ombouwen tot een ideologische illusie die leidt tot de aanvaarding van de maatschappelijke toestand. Daarom is de parlementaire democratie de beste regeringsvorm voor de bezittende klasse. De parlementaire democratie heeft zichzelf uitgehold en toont haar ware gedaante aan de bevolking, dat van een fata morgana.

De elite beseft niet dat ze zelf een tijdbom onder het politiek bestel heeft gelegd door ideologisch en economisch een ultra-liberale lijn op te leggen

De vervreemding tussen het volk en het politiek staatsbestel verdiept zich sinds de crisis van het kapitalisme in het midden van de jaren zeventig. De politieke elite is niet in staat om oplossingen uit te werken voor de problemen. Dat geldt voor het milieu, het woonvraagstuk, de armoede, de problematiek van onderwijs en gezondheidszorg, maar ook voor Gaza en Libanon, voor de oorlogsdreiging door de achteruitgang van de VS, …

De elite beseft niet dat ze zelf een tijdbom onder het politiek bestel heeft gelegd door ideologisch en economisch een ultra-liberale lijn op te leggen. Die lijn drijft flexibiliteit op, creëert onzekerheid, vernietigt sociale verbanden en isoleert individuen. 

Kathleen Van Brempt, De voorvrouw van Vooruit in Antwerpen, zei in een interview dat je als progressief wel verplicht bent om met partijen als de N-VA samen te werken, anders kun je geen verandering afdwingen. Wie aan de kant blijft staan, kan niets realiseren, zei ze.

De sociaaldemocratie herhaalt die mythe al twee eeuwen. Het afhaken van miljoenen kiezers afgelopen zondag toont daarentegen dat er maar één oplossing is voor de problemen en dat is de opbouw van nieuwe sociale verbanden van onderaf. Alleen de organisatie van mensen zal zorgen voor verandering. 

[1] Woodhouse, Arthur. Puritanism and Liberty, Being the Army Debates 1647-1649. Chicago: University of Chicago Press, 1951, blz. 119.
[2] Hacker, Jacob en Pierson, Paul. Let them Eat Tweets. How the Right Rules in an Age of Extreme Inequality. New York: Liveright Publishing, 2020, blz. 17.
[3] Ziblatt, Daniel. Conservative Parties and the Birth of Democracy. Cambridge: Cambridge University Press, 2017, blz. 28.
[4] Bart De Wever, ‘Filosofie leeft’, De Standaard, 16 augustus 2003.
[5] Burke, Edmund. Reflections on the Revolution of France. Oxford: Oxford University Press, 1790, blz. 173.
[6] Burke, Edmund. An Appeal from the New to the Old Wighs in Consequence of Some Late Discussions in Parliament Relative to the Reflections on the French Revolution. Londen: Dodsley, 1791, blz. 107-108.
[7] Wolin, Sheldon S. Democracy Incorporated. Managed Democracy and the Specter of Inverted Totalitarianism. Princeton: Princeton University Press, 2017, blz. 174.
[8] Interview Bart De Wever, Radio 1, De Ochtend, 24 april 2019.
[9] Bert Bultinck, ‘Siegfried’, Knack, 24 april 2019, blz. 3.
[10] Featherstone, Kevin. ‘Jean Monnet and the ‘Democratic Deficit’ in the EU.’ Journal of Common Market Studies, 1994, nr. 2, blz. 159.
[11] Marcel ten Hooven, ‘De onmacht van het parlement’, Vrij Nederland, 25 november 2006.
[12] Marcel ten Hooven, idem.
[13] Bas van Beek, Alexander Beunder en Jilles Mast, ‘Deze club heeft al dertien jaar invloed op ons economisch beleid (en toch kent niemand hem)’, Follow the Money, 5 mei 2018.
[14] Pieter Omtzigt (CDA, EPP) en Renske Leijten (SP, GUE-NGL), ‘Opening up closed doors, Paper from the Dutch COSAC delegation to be presented at the COSAC panel Bringing Europe closer to its citizens’, Tallinn, 26-28 november 2017.
[15] Enzensberger, Hans Magnus. Brussels, the Gentle Monster or the Disenfranchisement of Europe. Londen: Seagull, 2011, blz. 59.
[16] Galeano, Eduardo. Patas Arriba | La Escuella Dell Mundo All Revés. Madrid: Siglo XXI de Espana, 1998, blz. 91.
[17] Thielemann, Ulrich. ‘Das Ende der Demokratie.’ Wirtschafsdienst – Zeitschrift für Wirtschaftspolitik, 2011, nr. 11, blz. 820.
[18] ‘Interview mit Alan Greenspan, Ich bin im falschen Jahrhundert geboren‘, Tages-Anzeiger, 19 september 2007.

[19] Voluit: Directorate-General for Financial Stability, Financial Services and Capital Markets Union.
[20] Yiorgos Vassalos, Financial regulators and the private sector: permanent revolving door at DG FISMA, Corporate Europe Observatory, 11 april 2018.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!