In 1889 verscheen Ballad of East and West van Rudyard Kipling met daarin de beroemde dichtregel: “Oh, East is East, and West is West, and never the twain shall meet.”
Ofschoon die dichtregel vaak uit zijn context wordt geciteerd, blijft de vraag: waarin schuilt de moeilijkheid tot toenadering en begrip van wat de Britten lang als hun achterland beschouwden.
Wat is er na de Tweede Wereldoorlog in het Zuid-Aziatische subcontinent gebeurd en hoe verhouden de landen India, Pakistan en Bangladesh zich zowel intern als extern tot elkaar en tot de geopolitieke naoorlogse realiteit waarin het alsmaar niet tot vreedzaam samenleven komt?
Hoe complex qua leefgewoontes zitten die nog maar zo kort geleden onafhankelijk geworden landen in elkaar? Hoe ver staat dat af van onze leefgewoontes? Dat alles wordt uitvoerig uitgewerkt in het veelomvattende boek van Joya Chatterji Schaduw rond het middaguur, de geschiedenis van Zuid-Azië in de twintigste eeuw.
Bij het spreken over India of het Zuid-Aziatische subcontinent staan enkele jaartallen centraal. Allereerst de rebellie in 1857. Het was een opstand tegen de koloniale machthebbers, de Britten, en het wordt ook wel de eerste onafhankelijkheidsstrijd in India genoemd (zie Een korte geschiedenis van India).
Ofschoon er sprake was van antikoloniale gevoelens, kwam het niet tot een nationalisme dat eenheid ten doel had. Na die opstand bleef het toenmalige India getekend door een godsdienststrijd tussen hindoes en moslims die zich in politieke twist vertaalde.
Naast allerlei politieke en militaire confrontaties, na periodes waarin de moorden op presidenten als Ghandi en Nehru – bij ons het best bekend – plaatsvonden, volgt de memorabele afsplitsing van Pakistan in 1947 (zie Vijfstromenland – Balans der werelddelen).
Er volgde zowel een uittocht van hindoes uit het grensgebied naar India als van moslims naar het nieuwe Pakistan dat lang een militair bewind zou kennen. Daarop volgde tot slot de afsplitsing van Oost-Pakistan tot Bangladesh in 1971.
Deze opsplitsingen voerden in de drie nieuwe naties tot het herschrijven van een ‘eigen’ geschiedenis. Daarnaast werd er gezocht naar een eenheidstaal in een gebied dat talloze vorstendommen en talrijke eigen culturen had gekend.
Culturen waarvan de invloeden en het opkomen voor eigen identiteit nog altijd niet zijn uitgewist: “… de koloniale praktijk werd in stand gehouden door het verplichte leerboek waarin de officiële kennis is geboekstaafd. In het postkoloniale Pakistan en India werden de schoolboeken en de examens de twee belangrijkste werktuigen om ervoor te zorgen dat alleen datgene geleerd werd wat de natie verstrekte.”
In het intellectuele leven bleef het Britse Engelstalige onderwijssysteem doorklinken, omdat vele intellectuelen hun vorming te danken hadden aan een opleiding in Groot-Brittannië. Bestuurlijk en juridisch bleef veel gebaseerd op deze Britse erfenis.
Ook na de afsplitsing van Bangladesh in 1971 bleef het niet rustig. Memorabel is de invoering van een noodwet (wat nu ook in Nederland zo speelt) van 1975 tot 1977 door de Indiase eerste minister Indira Ghandi1.
In alles klonk de definitie door van Duits socioloog Max Weber (1864-1920) over de Staat: het is een menselijke gemeenschap die het monopolie opeist op legitiem gebruik van fysiek geweld binnen een bepaald territorium.
Opsplitsing of afsplitsing
De drie nieuwe staten moesten de hooggespannen verwachtingen van de bevolking in goede banen zien te leiden. Honger en inflatie bleven na de afsplitsing, net als de nog altijd bestaande omvangrijke ongeletterdheid van de bevolking, voor grote problemen zorgen. Daarnaast bleven deze naties het bloedige stempel van de deling dragen.
Bij die splitsing moest immers alles worden verdeeld. Zoals Joya Chatterji schrijft: “Letterlijk alles wat tot de staat behoorde, wat de staat wás – werknemers, dossiers, kadastrale gegevens, goudreserves, wapens, het leger tot aan tafels, stoelen, kasten en schrijfmachines toe – moest worden verdeeld, volgens een overeengekomen verhouding.
Het burgerpersoneel – al die honderdduizenden mensen die de basis van de imperialistische piramide vormden – kregen het recht om te kiezen voor een van beide naties2. “Het grootste probleem voor het nieuwe Pakistan was dat deze natie geboren werd zonder staat. Pakistan kreeg wel per decreet Karachi als hoofdstad, maar die stad was voorheen de hoofdstad van de Indiase provincie Sind.” Pakistan werd, zoals Chatterji schrijft, geboren als een toevluchtsoord voor migranten en werd geregeerd door een migrantenbureaucratie. Hun taal Urdu3 werd de nationale taal.
Joya Chatterji, die hoogleraar Zuid-Aziatische geschiedenis aan de universiteit van Cambridge is, verhaalt in haar boek hoe verbijsterd haar studenten in Groot-Brittannië telkens reageerden als zij daarover vertelde: “Alsof vluchtelingen uit Afghanistan of uit de Baltische Staten naar Groot-Brittannië zouden komen en daar hun taal zouden opleggen aan de Engelsen. India erfde het grootste deel van de fysieke structuur van de staat op het hoogste niveau.”
Naast de regelmatig opvlammende conflicten tussen de drie naties blijft de voedselzekerheid een hardnekkig struikelblok en dat heeft een lange geschiedenis. “Aan het eind van de twintigste eeuw leden de mensen in West-India die niet over landbouwgrond beschikten chronisch honger, terwijl de boeren op het hele subcontinent gebukt gingen onder de cumulatieve druk van onbuigzame eisen voor landopbrengsten, chronische schulden en schommelende prijzen voor hun producten”.
Het bestrijden van armoede, wat ook nog samenhangt met het kastensysteem in het hindoeïsme en opvattingen binnen de islam, vormt naast het beteugelen van corruptie en het innen van belastingen de grote uitdaging waar de drie landen voor staan.
Daarnaast worden deze landen getekend door migratiestromen – vooral op gang gekomen door de ontwikkeling van het spoorwegnet – en opvattingen over het huwelijk.
Die migratie is zowel intern als extern vanuit de diaspora overzee. Bekend voorbeeld daarvan is natuurlijk de man die wij allen kennen Mahatma Gandhi. Zoals zij schrijft: “Als je Dehli of Bombay voor het eerst bezoekt, houdt dat dan in gedachten. Bijna iedereen is daar een buitenlander, afkomstig uit een ander deel van het subcontinent.”
Migratie en contractarbeid waren in feite een voortzetting van de slavernij die eind negentiende eeuw was afgeschaft. En terzijde: het is nagenoeg niet anders dan de migratie waarover wij nu in Europa spreken.
Het lot van deze vele contractarbeiders van elders zoals we eerder spraken over ‘gast’arbeiders, valt buiten onze ‘scope’. Als anonieme groep worden ze op een hoop gegooid met mensen die om uiteenlopende redenen op de vlucht zijn.
In 2000 bedroeg de diaspora van India, Pakistan en Bangladesh samen ongeveer veertig miljoen mensen, zo lezen we in het boek.
Waterbeheer
Een ander belangrijk gegeven in een subcontinent waarin water zowel voor landbouw, energievoorziening als voor dagelijkse behoefte een te delen goed is, betreft het waterbeheer dat via waterwegen die ontspringen in het Himalayagebergte, het subcontinent instroomt.
Dat betreft met name de delta van de Indus en de delta van de Brahmaputra. Het bouwen van dammen in het ene land heeft directe invloed op het andere land. Daarnaast speelt het probleem van de grote overstromingen zoals we die kennen uit Bangladesh, de vervuiling van rivieren en de stijging van het zeeniveau.
Iemand die al vroeg schreef over despotisme en structurering bij ontstaan van vormen van waterbeheer in Zuid-Aziatische landen, was de Duits-Amerikaanse historicus en sinoloog Karl Wittfogel.
Het waterbeheer, zo schrijft hij in zijn befaamde boek Oriental Despotism: A Comparative Study of Total Power, zorgde voor sterk gecentraliseerde staatsvorming. Ofschoon zijn boek veel inzicht verschaft in het ontstaan van conservatieve, hiërarchische structuren verwijst zij nergens naar hem (zie Wittfogel On The Hydraulic Civilization).
De werkelijke werkelijkheid
In de eerste hoofdstukken van het boek komen politieke en sociaal-culturele transformaties in de twintigste eeuw aan de orde. Vanaf hoofdstuk vier gaat het meer over gebruiken, tradities en veranderingen in de leefwereld van zowel de hindoe- als de moslimbevolking.
Een bijzonder aspect van de interne migraties betreft de huwelijksmigratie – in Zuid-Azië is uithuwelijken nog altijd vanzelfsprekend – waarin bovendien het verschil in leeftijd tussen man en vrouw.
Chatterji schrijft daarover: “Het is essentieel dat meisjes in hun meisjesjaren werden opgeleid om grote veranderingen te verwachten na hun huwelijk en zich daaraan aan te passen. Een meisje werd getransformeerd van kind van het dorp tot maagd in culturele zin, een schone lei waarop haar echtgenoot (en zijn familie) hun manier van leven kon schrijven.” Na haar huwelijk ‘migreerde’ een vrouw van haar familie en de gemeenschap waarin zij opgroeide naar de leefwereld van haar man.
Naast die gewoontes, die nog altijd niet verleden tijd zijn, waren er de migraties naar de stedelijke ruimtes waarin een veelheid van wijken en getto’s ontstonden waarin rijk naast arm, kansrijk naast kansarm samenwoont.
Dat komt ook zeker aan de orde in het hoofdstuk Huishoudens in de marge waarin zij schrijft over het seksleven en de bordelen. Mensen zoeken altijd een uitweg in leefomstandigheden die wij mensonterend noemen.
Dat speelt zeker in een subcontinent waar honger en werkloosheid naast uitbundigheid en overvloed bestaat zoals dat kort geleden medianieuws was bij het spraakmakende huwelijk van de miljardairskinderen Anant Ambani en Radhika Merchant.
Schaduw rond het middaguur is een veelomvattend boek dat vanuit persoonlijke ervaringen en verworven kennis inzicht geeft in de turbulente geschiedenis en het leven van mensen in Zuid-Azië, een subcontinent dat nog altijd een achterstand in geletterdheid kent met daarnaast een jonge opgeleide groep mensen met hoge wiskundige begaafdheid.
Het boek sluit af met aanbevolen films waarin wordt ingegaan op de Bollywood/Bombay filmindustrie en de betekenis daarvan, met een omvangrijke woordenlijst die voor ons onbekende begrippen verduidelijkt.
Joya Chatterji. Schaduw rond het middaguur – De geschiedenis van Zuid-Azië in de twintigste eeuw. Spectrum, Amsterdam, 2023, 896 pp. ISBN 978 9000 3649 16
Notes:
1 Indira Nehru, dochter van de eerste premier van onafhankelijk India Jawarharlal Nehru nam de naam over van haar man Feroze Gandhi, die geen familie was van Mahatma Gandhi. Gandhi is een frequente familienaam in India (nvdr).
2 Beide naties slaat op India en Pakistan. Toen Oost-Pakistan zich afsplitste in 1971 werden het drie naties (nvdr).
3 Urdu wordt vaak verkeerd verward met Perzisch. De taal is wel verwant aan Perzisch, Arabisch en Turks, maar heeft ook gemeenschappelijke kenmerken met Hindi (nvdr).