De Terugkeer
Toen het geweld eindelijk zweeg
stonden de doden op en gingen
op weg, dwars door het metalen hek,
naar het land dat ook het hunne was.
Men schoot op hen, sloot de wegen,
maar doden hebben niets te vrezen.
Dwars door de barricades gingen zij
de kibboets binnen, namen plaats
aan tafel, vroegen brood en water.
De levenden aten of zij er niet waren.
Maar zij bleven. Dode ogen die
wogen op iedere stap, ieder gebaar,
een zwijgen dat sprak in ieder gesprek,
binnendrong in ieders hoofd.
Het maakte de levenden gek,
dwong hen te zien, gaandeweg
tot iemand water en brood aanbood.
Toen pas stonden de doden weer op.
Door het hek liepen zij de weg terug
naar het puin, het uur waarin zij stierven.
En alle levenden volgden hen.
Dit gedicht is een voorpublicatie uit de dichtbundel Tijd voor vrede. Atlas Contact, Amsterdam, januari 2025, 72 pp. ISBN 978 9025 4765 71