Heterogeen wil bovendien zeggen dat er pachtboeren zijn naast dagloners, kleine familiebedrijven naast grootgrondbezitters en noem verder maar op. Er zijn gemengde bedrijven en er zijn gespecialiseerde boerenbedrijven.
Het komt allemaal aan bod in het boek Boerencultuur, hoe het platteland uit onze herinnering verdwijnt van Patrick Joyce. Het is zowel een ode als een klaagzang over een bestaan dat onder druk staat. Die klaagzang is terecht omdat na de mechanisering van de landbouw, nu de robotisering het vroegere boeren zo ingrijpend op achterstand plaatst.
Landbouw en veeteelt zijn onderdeel geworden van een wereldwijd net dat agrobusiness is gaan heten. Die zowel zorgwekkende als beangstigende ontwikkeling is in kaart gebracht door Kadir van Lohuizen in zijn indrukwekkende boek Food for thought.
Tragische nostalgie
Auteur Patrick Joyce is een Britse emeritus hoogleraar geschiedenis en een van de toonaangevende sociale historici van zijn generatie. In zijn boek kijkt hij zowel terug op de leefsituatie waaruit hij voortkwam als vooruit naar een toekomst voor de westerse boer als voedselproducent.
Zesduizend jaren lang vormde de wereld van de boeren de ruggengraat van de menselijke geschiedenis. Vooral de naoorlogse veranderingen ingezet door de mechanisatie van de landbouw en een veranderende omgang met vee alsook de verwetenschappelijking van het werk, heeft die wereld op zijn kop gezet.
Om te overleven moest de boer zich aanpassen aan digitalisering, data-analyse en marktmechanismen die diep in zijn bestaan hebben ingegrepen. De kunstenaar Andreas Schotel heeft als weinig anderen die overgang naar de mechanisering van de landbouw vastgelegd in zijn Esbeekse etsen.
Joyce werkt uit hoe onder invloed van industrialisatie en klimaatcrisis eeuwenoude kennis verloren dreigt te gaan en hoe tradities en volksgeloof verdwijnen. Boerenwijsheid was praktische wijsheid, was ervaringswijsheid en dat staat in schril contrast met de kennis die nu nodig is om als boerenbedrijf te overleven.
In dit verband schrijft Joyce: “In de praktijk berustte boerenwijsheid op diepgewortelde overtuigingen die teruggingen op voorchristelijke religieuze tradities”.
Van coöperatie naar massificatie
Na de Tweede Wereldoorlog is er sprake van snelle en omvangrijke veranderingen. Met die observatie vangt ook Food for thought aan. Op gebied van landbouw, zaadveredeling en veeteelt stond de wetenschap niet stil.
De Universiteit van Wageningen neemt een vooraanstaande plaats in als het gaat om landbouwtechnieken en veredeling van zaden. Grote multinationals spelen daar op in door financiering en patentering, een ontwikkeling die de individuele financiële draagkracht van de meeste boeren te boven gaat waardoor hij, zij of de familie het loodje legt.
Veelal wordt aan het oog van de consument onttrokken wat de gevolgen daarvan zijn, over welke grootschalige omvang het gaat en welke effecten dat heeft op werkgelegenheid en leefmilieu.
Fotograaf en filmmaker Kadir van Lohuizen brengt het op indrukwekkende manier in beeld. Hij laat zien hoe een groeiversnelling op gang is gekomen, waarin wat wij op ons bord krijgen, geproduceerd wordt in landen waarvan je niet zou verwachten dat die de sleutelrol in de voedselproductie hebben overgenomen.
Saoedi-Arabië is zo’n land waarover hij schrijft: ‘As long as oil continues to flow out of the ground, money is no object‘. In landen waar onvoldoende water is, wordt zout water omgezet in zoet water, wat een enorme energieverspilling betekent en er wordt, zoals hij schrijft, cloud seeding toegepast, dat wil zeggen het kunstmatig laten regenen.
Ook valt hij van verbazing om als hij ziet wat er in Afrikaanse landen en China gebeurt. Het staat in schril contrast met wat hij kende uit zijn jeugd en het lijkt een niet meer te stoppen verandering op gang te hebben gebracht in wat ooit het boerenbedrijf was.
Joyce schrijft daarover in zijn boek: “Grootschalige productie is de norm geworden. Volgens het VN-milieuprogramma valt weliswaar 72 procent van alle landbouwbedrijven ter wereld in de categorie kleine boerderijen, maar beslaan ze tezamen slechts acht procent van alle landbouwgrond. Grote boerenbedrijven daarentegen, die slechts 1 procent van alle boerderijen ter wereld uitmaken, nemen 65 procent van alle landbouwgrond in beslag”.
Agro-industrie
De kleine boer heeft overal plaats moeten maken voor moderne wetenschappelijke landbouw en veeteelt. De oude kennis van het boeren vanuit een kennis van het land en van weersomstandigheden is weg. Geen boer zal meer de aarde proeven, zoals dat bijvoorbeeld ooit werd beschreven in De Vlaschaard, de roman van Stijn Streuvels (1871-1969).
Oude spreekwoorden waarin kennis werd doorgegeven zijn afgedaan en vervangen door data-analyse. Die verandering is gepaard gegaan met een kapitaalinvestering gericht op groei van omzet en met een massale concentratie van grondbezit.
In het boek Boerencultuur lezen we – om één enkel cijfer te geven – “Hand in hand met deze maatschappelijke veranderingen hebben zich enorme verschuivingen voorgedaan in de agro-industrie. In 1996 hadden de tien grootste zaadproducenten ter wereld samen een marktaandeel van minder dan 39 procent.”
“Tegenwoordig hebben de drie grootste samen meer dan de helft van de markt in handen. In 2006 hadden vijf bedrijven 90 procent van de wereldwijde graanhandel in handen, namen drie landen 70 procent van alle graanexport voor hun rekening en waren de dertig grootste detailhandelsbedrijven goed voor een derde van de wereldwijde verkoop van levensmiddelen”.
Als de agrobusiness bloeit, bloeit ook de agropolie. De kleine producenten worden meedogenloos vermalen onder de wielen van de grote ondernemingen. Die ondernemingen krijgen steeds grotere delen van de waardeketen tussen producent en consument in handen wat invloed heeft op de prijs die de consument moet betalen voor veelal bewerkt en genetisch gemanipuleerd voedsel.
Indirect heeft dat effecten op de gezondheid van mensen. De slagkracht of concurrentiemogelijkheid van kleine gemengde bedrijven is te klein om tegen die machtsconcentratie en monopolisering een dam op te werpen.
Van oudsher waren boerenbedrijven gezinsbedrijven. Boeren waren overlevers zoals Joyce schrijft, bij wie het middel daartoe land was. Zij werkten circulair, op geleide van de seizoenen, terwijl heden ten dage alles op volumetoename en groei wordt ingericht.
Gespecialiseerde multinationals bij wie aandeelhoudersrendement voorop staat, menen in staat te zijn om dat overleven vanuit een financieel-economische richtpunt een nieuwe vorm te geven. De vraag is alleen of het ten goede zal komen aan de gezondheid van mensen op lange termijn. Obesitas wordt niet voor niets een welvaartsziekte genoemd in een wereld waarin fast food en kant-en-klaar centraal zijn komen te staan.
The inconvenient truth
In 2006 kwam in aansluiting op lezingen van Al Gore, voormalige VS-vice-president, de documentaire An inconvenient truth uit (zie de trailer). Die schetste de gevaren waaraan wij mensen door klimaatveranderingen onderhevig zijn.
In een kleine variatie op die uitspraak schrijft de Wageningse hoogleraar Imke J.M. de Boer in een artikel in het boek Food for thought: ‘Food is life: it is the need of every living organism on the planet’. Leven wil zeggen energie-omzetting en daartoe zijn zowel eten en drinken als warmte en licht nodig.
En zij vervolgt met: meerdere keren per dag eten en drinken we bijna gedachteloos. We doen dat bovendien nagenoeg zorgeloos omdat we denken dat ons voedsel veilig, gezond en natuurlijk zal zijn. Een vooronderstelling die ons door media, advertenties en kinder- en kookboeken wordt aangepraat.
En zij gaat nog door met: “It makes us believe that our food is produced by happy farmers in beautiful landscapes, where coloured flowers are blooming in waving grain fields, where cows with horns naturally graze in green meadows and where sows live in vlose harmony with their cute little piglets”.
Van Lohuizen laat echter zien dat de werkelijkheid anders is dan die romantische voorspiegeling. De Boer noemt dat the incovenient truth die cristal clear in het boek onder de aandacht wordt gebracht.
Het vraagt om een andere opvatting over de economie en een andere mentaliteit van de consument om die omslag tot verandering te realiseren. Vandaar dit Food for thought, een boek dat tot nadenken stemt op basis van fotomateriaal waar je soms onpasselijk van wordt.
Wat wordt dieren aangedaan en op welke schaal? Wat gebeurt er met de mango’s die we het hele jaar door kunnen kopen, in blokjes gesneden en in plastic bakjes verpakt, niet langer gebonden aan seizoenen? Wat gebeurt er met uit het ei gekropen kuikentjes? In wat voor massale omvang worden kippen om zeep geholpen om via lopende kettingwerken te worden verwerkt tot drumstick en kipfilet?
Als consument zouden we daaraan een halt kunnen toeroepen door een verandering in ons koopgedrag, door niet volgzaam dat wat de supermarkt op ooghoogte in de schappen zet en aanprijst in ons boodschappenmandje te stoppen of convenient thuis te laten bezorgen.
Maar hoe realistisch is dat als consumenten er alles aan moeten doen om zelf het hoofd boven water te houden? Waar begint de werkelijke verantwoordelijkheid voor ‘ons dagelijks brood’?
Food for thought
Fotograaf en filmmaker Kadir van Lohuizen voert ons met zijn boek terug naar een project waaraan hij in de corona-periode begon. Hij ging op zoek naar de wereld achter het eten op zijn bord. En hij viel om van verbazing toen hij zag hoe het werk op het aloude boerenbedrijf is overgenomen door de ‘agro-business’.
Hij zag kassen waarin licht in plaats van de zon voor groei zorgt. Hij zag verticale tuinbouw en zag sla groeien op water. Na de pandemie trok hij naar een aantal landen om te zien hoe het voedsel dat wij nuttigen, wordt geproduceerd op megabedrijven in de woestijn.
Een ontwikkeling waarin de kleine middenstander door de supermarkt uit de productie- en distributieketen is verdreven. Bij het zien ervan, zullen sommigen nog eens met weemoed terugdenken aan de oude markthallen van Parijs en de befaamde uiensoep, de plek waar nu het Centre Pompidou staat.
Met zijn project beoogt Van Lohuizen stof tot nadenken te geven, omdat we vergeten lijken te zijn hoe ons dagelijks eten op ons bord verschijnt en van wie we daarbij afhankelijk zijn.
De VS-agrogigant Cargill draagt dan, net als een Nederlands bedrijf als Vion, uit dat hij zich inzet om de wereld te helpen groeien en te ontwikkelen, maar de werkelijkheid achter hun wereldwijde netwerk is een andere. En aan de honger in de wereld doen zij niets. Die nemen ze voor kennis aan, zo lijkt het.
Van Lohuizen laat schrikwekkend zien hoe voedsel dat elders wordt geproduceerd via de buik van immens grote containerschepen – schepen geladen met 20.000 containers – en vrachtvliegtuigen over de wereld wordt verspreid.
Machines hebben mensen vervangen en waar die nog noodzakelijk zijn, gaat het blijkbaar alleen nog maar om twee soorten: de manager die uit is op concentratie en winstmaximalisatie en de goedkope werkkracht.
Vooral zij vullen in waartoe machines en robots nog niet in staat zijn. Mensen die bezig zijn om, werkend voor een hongerloon en vaak ver van huis, zichzelf overbodig te maken.
In landen waar water schaars is, zoals in Saoedi-Arabië worden mega-stallen gebouwd en vindt gerobotiseerde groententeelt plaats. In Afrika werken voor 2 á 3 dollar per dag mensen zich uit de naad om massa’s voedingsproducten te verbouwen en te oogsten.
Vis uit het Victoriameer wordt direct na de vangst verwerkt om per vrachtvliegtuig in real time elders in de wereld als ‘vers’ verkocht te kunnen worden. Het is een voorbeeld van een ontwikkeling die al in 2004 zo indringend in beeld werd gebracht door Hubert Sauper met zijn film Darwins Nightmare (zie de volledige film).
Van Lohuizen toont onthutsende ontwikkelingen in een wereld waarin de natuurlijke seizoenswisselingen geweld worden aangedaan, waarin vergeten wordt dat de natuur geen te verbruiken object is, maar een voedingsbodem die met uitputting wordt bedreigd.
Ons voedsel is veelal de vrucht van de aarde en als die wordt uitgeput en vervuild door pesticiden, wordt ook die vrucht vervuild.
De effecten van schaalvergroting ontstelden nog niet zo lang geleden Sicco Mansholt, Nederlands EU-commissaris voor landbouw (1958-1972) en Voorzitter van de Europese Commissie (1972-1973), die als een tovenaarsleerling een niet meer te beteugelen ontwikkeling in gang had gezet. Goed bedoeld opende hij met de slogan: nooit meer honger, de doos van Pandora.
Van Lohuizen laat zien wat voor onheil daaruit is voortgekomen. De presentatie van zijn project valt nog tot 5 januari 2025 te zien in het Scheepvaartmuseum in Amsterdam. Voor wie wil weten hoe onze voedingsketen wordt mishandeld en hoe erin wordt gemarchandeerd, zou ik zeggen: ga kijken.
Kadir van Lohuizen. Food for Thought, Lannoo, Tielt, 2024, 288 pp. ISBN 978 9401 4988 83
Patrick Joyce. Boerencultuur – Hoe het platteland uit onze herinnering verdwijnt. Arbeiderspers, Amsterdam, 2024, 440 pp. ISBN 978 9029 5473 76