Op de omslag van het boek Armoede uitgelegd aan mensen met geld plakt een sticker met de vette opdruk ‘Confronterend’. Het komt op mij over als de sticker op een pakje sigaretten: roken is dodelijk. Waarschuwend maar niet verplichtend.
Dit boek is geschreven door Tim ‘S Jongers en verscheen niet lang geleden. Hij schrijft over armoede, zoals eerder al Martin Caparrós dat over honger deed in zijn gelijknamige boek Honger. Zonder bekommernis ben je uitgeleverd aan jezelf volgens het Parool: zoek het allemaal zelf maar uit.
Zelfportret als illustratie van het probleem
Tim ‘S Jongers heeft een weinig begerenswaardige weg afgelegd om in maatschappelijke zin de trede te bereiken waarop hij nu staat. Na lange moeizame jeugdjaren waarbij hij pas laat aan een universitaire studie kon beginnen, is hij nu directeur van de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijke bureau van de Nederlandse Partij van de Arbeid.
Zijn eigen leven zet hij in dit boek in om de thematiek van de armoede in beeld te brengen. Wat is armoede, wat doet het met je, kom je wel ooit echt uit de armoedeval en kom je ooit verder op de maatschappelijke ladder? Ben je kansarm aan jezelf uitgeleverd of is er een weg uit deze ellende te vinden?
‘S Jongers laat zien hoe hem dat is gelukt – dankzij mensen die zich om je bekommeren. Hij wil met zijn boek een beroep doen op ‘mensen met geld’ om het niet geziene zichtbaar te maken. Want, hoe raken mensen buiten beeld in beeld? En hoe gaan wij in onze rechtstaat daarmee om?
Ik hoef alleen maar te verwijzen naar het geruchtmakende Belgische proces over de ontgroeningsdood van Sanda Dia. Het gaat er bij het spreken over kansen en achterstelling steeds weer om twee zaken: waar stond je wieg en in welke culturele gemeenschap ben je geaard.
Kapitaal
In zijn boek verwijst Tim ‘S Jongers naar het boek La distinction van de Franse socioloog Pierre Bourdieu (1930-2002) waarin het begrip kapitaal, ofschoon in overdrachtelijke zin, zo doorklinkt.
Bijzonder vind ik dat ‘S Jongers in het kader van de armoedethematiek het begrip kapitaal in navolging van Bourdieu zo prominent opvoert: financieel kapitaal, cultureel kapitaal en sociaal kapitaal.
Hij vult dat vervolgens aan met instantie-kapitaal – het toegang krijgen tot instanties – en persoonlijk kapitaal – je inzettingsvermogen voor zover daar na alle tegenslagen nog wat van rest.
Bij de armoedethematiek begint alles met geld. Maar armoede is zoveel meer dan ‘geen geld hebben’, schrijft hij in de epiloog. Armoede is als een dominosteen: een veelheid aan factoren en omstandigheden en bovenal een grote hoeveelheid stress staan in een gelid dat bij een kleine beweging alle stenen waarop armoede berust, doet omvallen.
Het begrip kapitaal dat hij opvoert, is mijns inziens verwarrend, omdat uit het oog wordt verloren dat alles in het menselijke leven begint met het begrip lebendige Arbeit, het begrip dat bij Karl Marx aan het begin van zijn analyse van het kapitaal staat. Vanaf het moment dat een kind op eigen benen staat – de eerste duizend dagen zijn cruciaal voor het vervolg van je verdere leven, lezen we – begint een eigen wil met creativiteit samen te spannen om door gehuil en gezeur een doel te bereiken. Wordt dat doel niet gerealiseerd dan ontstaat frustratie, de oerkracht van verzet, of afhaken en je in jezelf opsluiten.
In het begrip lebendige Arbeit valt een materiële omzetting van ieders productievermogen samen met creativiteit. Die menselijke, materiële omzetting van productievermogen is wat anders dan het ‘instinctmatig’ gedrag dat we zien bij dieren, bij de soort waaruit wij zijn voortgekomen.
De twee karakteristieken arbeidsvermogen en creativiteit, maken de mens tot ‘mens en medemens’. Punt is alleen dat beide vanaf een bepaald moment in de geschiedenis tot een verhandelbaar en verkoopbaar en koopbaar product zijn geworden. Bij het spreken over productievermogen duiken dan steevast de begrippen uitbuiting en winst toe-eigening op.
Keren we terug naar Bourdieu en ‘S Jongers, dan betekent armoede de onmogelijkheid om te voorzien in basisbehoeften. Basisbehoeftes die mensen met geld als volkomen normaal beschouwen. Geld is ‘een cruciaal startpunt’, schrijft ‘S Jongers daarover.
Bevrijding van armoede
Interessant is dat de Argentijns-Mexicaanse bevrijdingsfilosoof Enrique Dussel (1934-2023) – over wie te weinig in Nederland en België bekend is – ook vanuit datzelfde startpunt vertrekt. De armoedethematiek kan niet worden los gezien van die van sociale rechtvaardigheid.
In feite is Dussels bevrijdingsfilosofie voor alles een filosofie van de armoede. In die zin illustreert ‘S Jongers met zijn boek daar waar bij hem het spreken over ethiek, politiek en economie om gaat. Om bekommernis, om het niet wegkijken en buitensluiten.
Waar noodzaak is, is geen vrijheid. Waar armoede heerst, staat alles in het teken van het voorzien in eten, drinken en het vinden van onderdak. Zonder dat staan zowel lichaam als geest in een continue stress-modus. Stress die in de armoedethematiek waarover ‘S Jongers schrijft zo verwoestend op lichaam en geest inwerkt.
Vervolgens komen bij ‘S Jongers in navolging van Bourdieu zowel het cultureel als het sociale kapitaal – de sociale mobilisatie – aan de orde. In feite twee kanten van dezelfde medaille. Beide zorgen voor een ‘aanpassing’ aan wat als wenselijk wordt gezien om mee te kunnen doen in een gemeenschap.
In feite gaat dit om conformeren aan een bepaalde beschavingsopvatting – een normopvatting – die in onze wereld vooral vanuit een eurocentrisch – Grieks-christelijk – waardesysteem is uitgebouwd. In ons hele onderwijs en opvoedings’bestel’ wordt dat uitgedragen.
Bachelor en masterdiploma’s zijn essentiële voorwaarden om te kunnen klimmen op de ‘maatschappelijke ladder’, om gezien te kunnen worden, om mee te tellen in de ratrace van het moderne leven.
Zonder luisteren naar wie vastzit in de armoedeklem, zonder bekommernis die zich politiek vertaalt, verandert er niets. ‘In mijn boek Bekommernis werk ik dan ook uit hoe niet het begrip kapitaal maar het begrip beschaving – de gedragscode – de lakmoesproef is, als het gaat over kunnen deelnemen aan het maatschappelijke gebeuren.’
Kapitaal doet niets, geld is een indifferente materie: het is de mens die bepaalt waartoe geld dient en wat ermee wordt gedaan en hoe het wordt verdeeld of toegedeeld. Of zoals ‘S Jongers schrijft: “Ik kwam in de woorden van Pierre Bourdieu, wat betreft verschillende kapitalen zwaar tekort: geen geld, weinig sociale contacten en totaal geen idee hoe ik me tot de samenleving moest verhouden. Hierdoor had ik ook geen idee hoe ik me tot mezelf moest verhouden?”
Wat centraal staat in de armoedethematiek is het verlies of het niet tot ontwikkeling kunnen komen van een gevoel van eigenwaarde. In alles werkt dat door: door gebrek aan sociale contacten, door de beperkte straattaal-woordenschat, door steeds maar weer zien te overleven (op te staan) vervalt het gevoel erbij te horen, medemens te zijn.
Eigenwaarde is een noodzakelijke voorwaarde om grip te krijgen op je eigen leven. En wie in armoede en achterstelling is opgegroeid, zal telkens weer moeten vechten tegen het negatieve zelfbeeld dat in de kinderjaren is ontstaan, zoals ‘S Jongers schrijft.
Vaak is dat negatieve zelfbeeld ook nog gekoppeld aan het ontbreken van hechting in de vroege jeugdjaren, de jaren waarin een kind van anderen afhankelijk is. Met dat negatieve zelfbeeld sta je gehandicapt in het leven, zonder dat anderen die handicap (willen) zien.
Het is het gevoel dat ook – om maar een enkel voorbeeld uit een totaal andere wereld te noemen – zo centraal stond in het boek Zwarte huid, witte maskers van Frantz Fanon. Het ligt ten grondslag aan de slogan black is beautiful om vanuit een gedeeld gevoel voor eigenwaarde op te komen.
Niet voor niets wijst ‘S Jongers erop dat, aansluitend bij het werk van de klinisch psychologen Richard M. Ryan en Edward L. Deci, autonomie of zelfbeschikking een van de drie basisbehoeftes is van de mens.
Zullen ze het lezen?
Zou het boek de aangesprokenen – de mensen mét geld – ook tot lezen van dit boek aanzetten? Zou het hen de ogen openen? Ik mag het hopen, maar ik denk het niet.
Het is al zo vaak vastgesteld: mensen voor wie inzicht bedoeld is, lopen er van weg. Zo van ach, dat weten we allemaal wel. Eigen schuld, dikke bult, waarna wordt overgegaan tot de ‘welgestelde’ orde van de dag.
Zolang we teveel managers hebben die praten over mensen, maar niet mét mensen die het betreft, zolang de politici die de sleutel tot verandering in handen hebben, het niet snappen en het niet zien, sorteren dit soort boeken geen effect. Dat is me langzaamaan wel duidelijk geworden.
En als dat ergens uit blijkt, is het wel dat mensen blijven stemmen op de verkeerde leiders waardoor er via politieke weg – de weg waardoor de armoedethematiek ter hand moet worden genomen – niets of te weinig gebeurt: wat symptoombestrijding om het eigen geweten te sussen en daarmee houdt het op.
Tim ‘S Jongers schreef zowel een manifest als een aanklacht, maar ik ben bang dat wie het aangaat, het naast zich neer legt. De vraag is of er zonder opstand ooit sprake zal zijn van een politieke omslag in ethisch besef.
Dat er hoop blijft voor de ‘hooplozen’ indien het tot een gezamenlijk verzet kan komen, blijkt – vertrouwend in een toekomst – uit de studentenopstand in Bangladesh. Het gaat er maar om welke kant de gewapende macht kiest: die van de onderdrukten of die van de onderdrukkers, die van de kansarmen of die van de kansrijke.
Doch – in aansluiting hierop – zolang figuren als Netanyahu met alle egards op het Witte Huis worden ontvangen, waait de politieke wind nog altijd uit de verkeerde hoek en worden mensen zoals de Gazanen, die in ellendige situaties maar moeten zien te overleven, weggezet als ‘barbaren’. Zoals ooit de oude Grieken – waaraan het westerse denken zich spiegelt – dat deden.
Laat hopen dat er voor de velen die in erbarmelijke situaties vol achterstand en uitsluiting zien te overleven, een bekommernis ontstaat die zich in een politieke omwenteling vertaalt. De realisatie van sociale rechtvaardigheid en menswaardigheid, daarover gaat het bij het spreken over armoede en achterstand.
Tim ‘S Jongers. Armoede uitgelegd aan mensen met geld. De Correspondent uitgevers, 2024, 135 pp. ISBN 97 8949 3254 466
Lees ook de recensie van Paul Verhaeghe ‘Armoede uitgelegd aan mensen met geld’. Meer informatie over armoede vind je in Armoede, wanneer echte verandering?, ‘The Missing Link’: documentaire over armoede in Vlaanderen, Zijn we zo zeker dat armoede afneemt?, De pandemie van de armoede en ons Dossier Armoede.