Een golf van hoogst beschadigende maar ongegronde aantijgingen van antisemitisme tegen studenten en academici werd vastgesteld tijdens een onderzoek uitgevoerd door Britse universiteiten.
In 38 van de 40 gevallen waar docenten, studenten, studentenverenigingen en sociëteiten werden aangeklaagd gedurende de laatste vijf jaar werd er geen bewijs gevonden om de beschuldigingen van antisemitisme hard te kunnen maken. In de twee andere gevallen moeten de hoorzittingen nog worden afgerond.
Achter deze harde vaststelling schuilt er een enorme tol die de valse aantijgingen veroorzaken bij de beschuldigden: een persoonlijk lijdensweg en reputatieschade voor hun loopbaan, even goed als een vernauwend effect op academische vrijheid in de bredere universiteitswereld.
Dat is geen ongelukkig neveneffect van deze aantijgingen. Het lijkt er sterk op dat dit juist de bedoeling is.
Brismes, een groep die Britse academici vertegenwoordigt die het Midden-Oosten bestuderen, publiceerde deze maand een rapport met onderzoeksresultaten dat suggereert dat onterechte of kwaadwillige beweringen van antisemitisme vermoedelijk in aantal zullen stijgen.
De golf van beschuldigingen brak los nadat universiteiten in 2016 een aangepaste, en hoogst controversiële definitie van antisemitisme uitgebracht door het International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA) aannamen.
De golf van beschuldigingen brak los nadat universiteiten een aangepaste en hoogst controversiële definitie van antisemitisme aannamen
Driekwart van de universiteiten hebben nu de definitie aanvaard van Gavin Williamson, die als minister van onderwijs in 2020 dreigde met het snijden in de financiering aan ieder die hier niet in meeging.
Het IHRA geeft elf voorbeelden waarvan een aantal volgens het rapport in tegenspraak zijn met de hoofddefinitie en waarvan de meeste de focus verleggen van de gangbare betekenis van Jodenhaat naar een focus op kritieken tegen Israël.
Zoals velen waarschuwden, gaf dat Israël een soort van sleepnet in handen om ieder die zich solidair opstelt met het Palestijnse volk en tegen de Israëlische onderdrukking te besmeuren en om tegelijkertijd toeschouwers zo te intimideren dat ze in medeplichtig stilzwijgen vervallen.
In werkelijkheid was dit altijd het opzet. De definitie van het IHRA is ontsproten uit heimelijke pogingen van de Israëlische overheid om het klassieke onderscheid tussen antisemitisme en antizionisme te vervagen als verdedigingsschild tegen critici, waaronder mensenrechtengroepen, die het apartheidsbewind onder de aandacht brengen.
Critici worden gemuilkorfd
Het promoten van de IHRA-definitie zette de Britse wettelijke verplichting om het vrije woord te beschermen, op de helling. De overheid van het VK heeft het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens ondertekend, en paradoxaal genoeg voerde het in mei de Higher Education (Freedom of Speech) Act door.
Deze wet is overduidelijk ontworpen om studenten te verzekeren “vrijuit te kunnen spreken zowel binnen als buiten de klaslokalen en collegezalen, en ook om academici meer bescherming te bieden wanneer zij zaken onderwijzen die sommige studenten tegen het hoofd zouden kunnen stoten.”
Dit kan verklaren waarom de werkgroep antisemitisme van de overheid gebrand was op het uitbrengen van de feedback van universiteiten die, naar eigen zeggen, aantoont dat het opnemen van de definitie van het IHRA geen impact heeft gehad op de academische vrijheid.
Het door Brismes samengebrachte bewijsmateriaal, daarin gesteund door onderzoek van het European Legal Support Centre, lijkt die bewering omver te blazen. Het als wapen ingezette antisemitisme creëert een sfeer op de campussen die in toenemende mate de discussie over Israël verboden terrein maakt.
Het als wapen ingezette antisemitisme creëert een sfeer op de campussen die in toenemende mate de discussie over Israël verboden terrein maakt
Maar de les die we moeten leren, is dat het meer en meer tot wapen inzetten van antisemitisme zich niet beperkt tot enkel de universiteiten. Zoals Middle East Eye herhaaldelijk documenteerde, worden gelijkaardige lastermethodes al jarenlang gebruikt om politieke activisten, mensenrechtengroepen, cultuuriconen en Palestijnen het zwijgen op te leggen, steeds vertrekkende van de IHRA-definitie.
Het doel van het Britse establishment bestond erin de IHRA-definitie aan te wenden om het politieke en sociale discours van alles behalve de mildste kritieken van tafel te vegen.
Dit is de context die de weg vrijmaakt voor het aansterken van de handelsbanden met Israël en voor het doorvoeren van wetgeving die Israël uitzonderlijke bescherming biedt. Dit terwijl we zien dat er overeenstemming bereikt is door de gemeenschap rond de internationale mensenrechten dat Israël een apartheidsstaat is, en nadat eerste minister van Israël Benjamin Netanyahu vorig jaar zelfverklaarde fascistische politici in zijn nieuwe regering opnam.
Onder amper morrend tegengeluid van de Labouroppositie zal de Economic Activity of Public Bodies Bill van de overheid van het VK overheidsinstanties het recht ontzeggen om hun steun te geven aan boycotts, sancties en desinvesteringscampagnes tegen Israël wegens de onderdrukking van de Palestijnen.
De Orwelliaanse waarheid van het officiële beleid luidt als volgt: hoe meer de misdaden van Israël publiekelijk gemaakt worden, hoe minder we erover mogen spreken en hoe minder we er iets aan mogen doen.
Wettelijke klacht
Het rapport van Brismes is een laattijdig teken van tegenaanval. Zo ook de beslissing van Joodse politieke activisten deze maand om de Equalities and Human Rights Commission (EHRC) te waarschuwen van de discriminerende behandeling van Joodse leden door de Labourpartij onder leiding van Keir Starmer.
De Jewish Voice for Labour (JVL), die de Joodse linkervleugel vertegenwoordigt binnen de partij, stuurde een officiële klacht, opgesteld door het advocatenkantoor Bindmans, met daarin de beschuldiging van het “onwettelijk discrimineren van haar Joodse leden en het onwettelijk lastig vallen van hen”.
De brief die naar de gelijkheidstoezichthouder verzonden werd, betoogt dat Joden steevast eruit gepikt worden op basis van de IHRA-definitie ter bestraffing van hun openlijke kritieken tegen Israël. Er wordt gesuggereerd dat een wettelijk vervolg mogelijk is wanneer de bezorgdheden van de groep niet ter harte worden genomen.
De JVL benadrukt dat de Joodse leden van Labour een speciale verantwoordelijkheid willen opnemen ten aanzien van de Israëlische brutaliteit tegen de Palestijnen omdat de verdrukking door Israël uitgevoerd wordt in naam van alle Joden.
Desalniettemin tonen de statistieken dat Joodse partijleden zes maal meer kans hebben dan niet-Joden om onder onderzoek te vallen wegens antisemitisme, en bijna tien keer meer kans hebben om uit de partij gezet te worden.
Joodse leden van Labour hebben zes maal meer kans dan niet-Joden om onder onderzoek te vallen wegens antisemitisme
De brief voegt daarbij toe dat het lastig vallen van Joodse leden van de linkerzijde door het hoofdkantoor van Labour een “hardvochtig disciplinerend regime” inhoudt dat hen onderwerpt aan onderzoeken. De brief zegt ook dat de klachten van deze leden op weigerachtigheid stuiten en niet ernstig genomen worden. Elf leden van het twaalfkoppig Joods uitvoerend comité van de JVL zijn onderzocht geweest.
Verleden jaar schreef gewezen schaduwkanselier John McDonnell naar de partij dat een “onrespectvolle” behandeling van de leden van de JVL neerkomt op discriminatie.
Jenny Manson, een van de stichters van de JVL, vertelde aan de MEE dat Joodse partijleden vaak werden verplicht om een antisemitische cursus te volgen omwille van hun vermeend antisemitisch gedrag als ze in de partij wensen te blijven.
“Het is een wreedaardige, zelfs brutale truc om deze Joodse leden te brandmerken als antisemieten terwijl ze ervaring met en diepgaand inzicht in daadwerkelijk antisemitisme hebben,” zegt ze.
Labour, zo gaat ze verder, schijnt niet enkel deze karakteriseringen van ‘het verkeerd soort Joden’ te tolereren maar staat vaak impliciet achter deze racistische bestempeling door te weigeren om deze intimidaties aan te pakken.
Bevindingen worden begraven
De meldingen door de JVL van de kwetsende behandeling van de Joodse partijleden aan de gelijkheidstoezichthouder zullen Starmer waarschijnlijk in nauwe schoentjes brengen. Er zit een weerklank in van de aantijgingen tegen zijn voorganger, Jeremy Corbyn.
In tegenstelling tot bij Starmer, was er bij Corbyn naast de door de media opgestookte insinuaties geen bewijs dat Labour discriminatie tegen Joden toeliet.
Toch hebben in 2018 twee pro-Israëlgroepen, door te verwijzen naar de EHRC, beweerd dat antisemitisme schering en inslag was onder Corbyn. De toezichthouder voerde een onderzoek uit – een eerste keer dat dit gebeurde binnen een grote politieke partij – waarvan het rapport twee jaar later uitkwam.
Zelfs van de definitie van het IHRA uitgaande kon de Gelijkheidscommissie slechts twee “als antisemitische intimidatie gekenmerkte voorvallen” vaststellen, en in elk van die voorvallen ging het over individuen eerder dan over structuren van de partij.
In feite was de hoofdconclusie, die ondergesneeuwd werd zowel in het rapport als in de berichtgeving door de media, dat wanneer er functionarissen van Corbyn discrimineerden door tussenbeide te komen in disciplinaire gevallen van antisemitisme, het gewoonlijk in het voordeel was van de aanklager. Met ander woorden oordeelde Labour onder Corbyn unfair in incidenten van antisemitisme wanneer bewijs onvoldoende was.
De overdreven ijver van het team van Corbyn om leden te schorsen en te verwijderen op grond van flinterdun bewijs hoeft niet te verbazen gezien de volledige Britse pers Labour onder zijn leiderschap portretteerde als een nest van antisemieten.
Een onafhankelijk onderzoek door Martin Forde KC dat door Starmer besteld werd, kwam vorig jaar tot de bevinding dat de kwestie van het antisemitisme als wapen werd gebruikt om een factie te dienen, voornamelijk om Corbyn en zijn supporters in de linkervleugel te beschadigen en om de rechtervleugel te versterken.
Het onderzoek van Forde bevestigde veel van de onthullingen uit een gelekt intern rapport dat de samenzwering van de rechtervleugel tegen Corbyn liet zien. Door te dralen en dwars te liggen werd ervoor gezorgd dat Corbyn in verlegenheid gebracht werd, met het doel om zijn verkiezingscampagne van 2017 te saboteren.
Starmer deed zijn best om het Forderapport weg te moffelen van zodra het gepubliceerd werd vorig jaar. Hij is zich ook aan het warmlopen om 4 miljoen pond (4,6 miljoen euro) aan juridische wetsvoorstellen in te zetten om gewezen medewerkers van Corbyn te vervolgen die hij beschuldigt van het lekken van het rapport.
Labour ging niet in op de vraag van Middle East Eye om verdere commentaar.
Politiek opgezet spel
Paradoxaal genoeg is discriminatie tegen Joden door Labour nu meetbaar onder Starmers leiderschap: Joodse leden met kritiek aan het adres van Israël zijn buiten proportie geviseerd geweest.
Een dergelijk eindresultaat was iets waartegen het team van Corbyn uitdrukkelijk heeft gewaarschuwd wanneer hij nog de leiding van de partij had, zelfs wanneer hij onder hevige druk kwam te liggen van de pers en van pro-Israëllobby’s.
Ondanks het povere bewijs tegen Corbyn legde de EHRC een “actieplan” op aan Labour om toezicht te houden om “bestendiging en herhaling te voorkomen” van onrechtmatige handelingen met betrekking tot antisemitisme. Het actieplan, zo voegde men toe, “was wettelijk afdwingbaar door de rechtbank indien niet nageleefd”.
Jewish Voice for Labour daagt nu de EHRC uit om dat dan maar eens waar te maken. De gelijkheidsinstantie was er maar al te graag bij om Labour onder de loep te leggen ten tijde van Corbyn als leider, ook al ging het om zwak bewijs van antisemitisme en lastig vallen van Joden.
Zal het Starmer op een gelijkaardige manier op de rooster leggen, zeker wanneer bewijs van het lastigvallen van Joodse partijleden overvloedig lijkt en het actieplan van de gelijkheidstoezichthouders zo flagrant in de wind is geslagen?
Reken er maar niet te veel op. De EHRC ontsloeg Labour van speciale maatregelen in januari.
Een woordvoerder van de EHRC vertelde aan Middle East Eye dat de commissie “tevreden was dat Labour de nodige actie had ondernomen om de klachten, aanwerving, opleiding en andere procedures naar wettelijke standaarden te verbeteren.”
Zoals Corbyn in zijn antwoord op de publicatie van het rapport in 2020 waarschuwde, was de schaal van antisemitisme binnen Labour onder zijn leiderschap “dramatisch overdreven omwille van politieke redenen bij onze tegenstanders zowel binnen als buiten de partij.” De tegenstanders trokken aan het langste eind.
Het gebrek aan betrokkenheid bij Joden die zo openlijk gediscrimineerd worden door een van de twee grootste Britse partijen zal, hoe dan ook, aantonen hoeveel gelijk Corbyn had.
De ophef ging nooit over antisemitisme of het welzijn van Joden. Voor sommigen ging het over het smoren van kritiek op Israël terwijl het voor anderen draaide om te voorkomen dat een gematigde socialist nog maar in de buurt zou komen van Downing Street nummer 10.
Starmer die vaderlandsliefde, de NAVO en het grootbedrijf bovenaan plaats in zijn programma heeft niets te vrezen. Niemand die aan de macht is, is bezorgd over hoe veel zijn partij Joden lastigvalt, wanneer het linkse Joden zijn.
Het als wapen inzetten van antisemitisme dient nog steeds zijn doel: het heeft links politiek gezien verbrijzeld
Het als wapen inzetten van antisemitisme dient nog steeds zijn doel: het heeft links politiek gezien verbrijzeld, door Israël te gebruiken als knuppel. En het is nu discussies op de campussen aan het verstikken, discussies die hadden kunnen blootleggen hoe nep en gepolitiseerd de campagne tegen links wel echt was.
Dit is waarom het van belang is om terug te vechten. Het gaat niet enkel om de puntjes op de i te zetten. Het gaat erom te laten zien hoe vervalst de Britse politiek in werkelijkheid is.
Dit artikel verscheen op Middle East Eye.