Ik wil meteen van start gaan met een eerder filofofische vraag op basis van wat ik op je website las. Je schrijft er dat de werkelijkheid hard is. Is poëzie dan een balsem op de wonden?
“Balsem zou ik niet zeggen. Ik spreek eerder van een schild. Voor mij is schrijven in het algemeen en bij uitbreiding kunst in het algemeen een schild tegen de hardheid van de realiteit, maar omgekeerd heb ik ook wel de rauwheid van de werkelijkheid nodig om tot creatie te komen. In een te grote comfortzone kan ik helemaal niets creëren. Ik sta in het onderwijs en bijvoorbeeld de maand juli is een heel productieve periode, dan ben ik heel erg creatief, maar in augustus implodeert dat volledig. Dan is mijn comfortzone te groot, krijg ik te weinig prikkels en dan lukt het ook niet meer. Ik heb ze dus beide nodig. Ze werken voor mij samen.”
Je staat in het onderwijs hoor ik je zeggen. Waar geef je les?
“Ik geef les in het middelbaar, meer bepaald in de kunsthumaniora waar ik onder meer ‘creatief schrijven’ geef. Daarnaast geef ik ook les aan volwassenen in de Antwerpse Schrijversacademie.”
Over dat laatste heb ik meteen een vraag. U krijgt op de Schrijversacademie allicht heel wat mensen over de vloer die de ambitie hebben schrijver te worden en die dat misschien ooit zullen worden. Wat doceert u daar precies?
“Ik beschouw mezelf daar als ‘coach’ en niet zozeer als ‘docent’. Zij komen op de proppen met hun eigen werk en dan probeer ik heel hard hun positieve elementen te benadrukken en ze te stimuleren in de richting waarin ze willen groeien.”
“Bij poëzie is de regel: ‘travel light’, met zo weinig mogelijk ballast”
Wat zijn zowat de grootste beginnersfouten die je jaarlijks ziet terugkomen?
“Als het gaat over het schrijven van poëzie is dat vooral te veel willen vertellen; met een te grote rugzak vertrekken. Bijvoorbeeld met een heel verhaal komen aandraven, waarin ze dit en dat en ik-weet-niet-wat óók nog kwijt willen. Dat werkt niet. Bij poëzie is de regel: ‘travel light’, met zo weinig mogelijk ballast zodat je snel in de ‘ader van de taal’ terecht komt en de taal het dus overneemt.
“Als je op voorhand te veel ingrediënten bij mekaar sprokkelt wordt het gewoon héél moeilijk koken. In die zin is poëzie schrijven best vergelijkbaar met koken.”
“Een andere valkuil voor beginners is niet voldoende afstand nemen, waardoor hun poëzie een soort van dagboek wordt. Ik heb niets tegen dagboeken, maar dat is gewoon een ander terrein. Er moet ook afstand zijn tussen de ‘ik’ op papier en de natuurlijke persoon, want dat is niet dezelfde.”
Je schrijft poëzie, je schrijft romans, je schrijft essays, heb je nog tijd om zelf eens iets te lezen?
“Essays schrijf ik niet meteen, wél opiniestukken. Ik zou wel essays willen schrijven, maar daar ontbreekt me vooralsnog de tijd voor, want essays schrijven vraagt wel heel wat werk. Ik schrijf dus verschillende genres en dat vind ik fijn.”
Als je niet schrijft, geef je les, en als je geen les geeft of schrijft, lees je wel eens een boek …
“Ja, uiteraard, maar er is ook nog mijn relatie, er zijn mijn vriendinnen. Ik ben niet alléén met literatuur bezig. Als dat zo zou zijn, zou ik niet meer kunnen schrijven, denk ik. Ik lees natuurlijk ook heel graag, dat is bij mij een bron van creatieve vreugde. Die komt natuurlijk opborrelen bij het lezen van andere mensen.”
“Ik lees veel. Ik ben op dit ogenblik een non-fictieboek aan het lezen van Laurent Bastide over feminisme: Feminisme gaat de wereld redden. Maar ik lees ook graag literatuur zoals bijvoorbeeld Gaea Schoeters’ boek Trofee dat ik ongelooflijk knap geschreven vind. Natuurlijk hou ik ook van poëzie van andere dichters zoals van Ester Naomi Perquin.”
“Tja, ik ben in heel veel dingen geïnteresseerd als ze maar communicatief zijn, als ze maar toegankelijk zijn. Ik hou echter vooral van toegankelijke literatuur. Pas op: Gaea Schoeters schrijft heel literair, dat stoort me niet. Integendeel, zoals zij het doet, raakt het mij; dringt het heel diep tot mij door, en dan is het goed. Ik hou bijvoorbeeld niet van heel hermetische teksten die mij het gevoel geven van oei, ik raak hier niet in. Bij dat soort teksten heb ik wel mijn vragen.”
Met ouder te worden ben ik ook geëngageerder gaan schrijven
Je staat zelf ook graag met je beide voeten in de werkelijkheid, ook in je poëzie …
“Ja, voor mij is dat essentieel omdat mijn materiaal de mens is. Ik wil het hebben over de mensen die ik ontmoet. Zoals ik hier nu zit met jou. Ontmoetingen zijn altijd inspirerend en met ouder te worden, ben ik ook geëngageerder gaan schrijven. Ik denk wel dat dat een natuurlijke evolutie is. Ik zeg altijd: ‘Een mens is geen trein met allemaal losse compartimenten.’
Uiteindelijk raakt alles versmolten met elkaar. En dus, ja, ik schrijf gedichten over het klimaat, ik schrijf anti-oorlogsgedichten, ik heb ook een feministische cyclus. Ik schrijf daarnaast ook nog wel liefdespoëzie, want ik zou het ene niet zonder het andere kunnen schrijven. Ik heb ze alle twee nodig, die genres.”
Tot voor kort was u stadsdichter van Antwerpen, ondertussen bent u dat niet meer …
“Toch wel. Ik ben nu ‘onafhankelijk’ stadsdichter. Sinds januari zijn we opnieuw begonnen met ons collectief en wij zijn nu onafhankelijke stadsdichters. Ik ben het dus nog altijd. Het woord ‘stadsdichter’ is overigens geen merknaam die de stad Antwerpen zomaar kan claimen. Dat woord is niet van het ‘Schoon Verdiep’. Ik ben het dus nog wél, maar ondertussen helemaal los van de stad.”
De aanleiding van het probleem met de stad Antwerpen was dat men je het gedicht Losgeld kwalijk nam en weigerde het te publiceren als ‘stadsgedicht’. Welke argumenten riepen zij daar voor in?
“Een van de drogredenen was dat ze het gedicht niet besteld hadden. Het stadsdichterschap heeft altijd gewerkt als een combinatie van bestelde opdrachten en vrije gedichten. Het argument van ‘niet besteld’ is dus totale quatsch. Een paar maanden daarvoor had ik nog een gedicht geschreven als hommage aan Herman de Coninck. Dat hadden ze ook niet besteld, maar dat hebben ze wel onmiddellijk aanvaard en gepubliceerd, omdat dat natuurlijk een ‘brave’ hommage was.”
Wat was dan het probleem met Losgeld?
“Volgens mij schuilt het probleem in het woord ‘Vlaanderen’. Het heilige woord Vlaanderen dat in een negatieve context wordt geplaatst. Dat hebben ze nooit willen toegeven, maar dat is volgens mij de doorn in het oog. Terwijl het heel spijtig is dat ze het zo zagen. Het was een mea culpa die ook mezelf betreft.”
“Het was een mea culpa, gericht op heel de maatschappij van vandaag en van eeuwen terug en dus helemaal niet gekoppeld aan een partij. Het feit dat zij dat zo persoonlijk hebben opgevat, bewijst hun eigen kortzichtigheid. Het was niet politiek bedoeld, het was een algemeen maatschappelijk mea culpa.”
De maatschappelijke kritiek die in het gedicht zit behelst, vooral de houding die we aannemen tegenover ‘de vakman’: de bakker, de slager, de bouwvakker, de schrijnwerker, … allemaal mensen die we in het onderwijs als minderwaardig behandelen.
“Niet alleen in het onderwijs overigens, het is een algemeen maatschappelijk probleem. Maar het speelt zich ook af in het onderwijs, inderdaad. Dat we leerlingen van 12 jaar opdelen in de A-categorie voor algemeen onderwijs en in de B-categorie waar leerlingen worden opgeleid voor een beroep, wie bedenkt het? Ik vind dat echt gruwelijk. Onpedagogisch.
“Kijk, in de supermarkten zijn de A-merken de superieure merken en de B-merken zijn de minderwaardige merken. Je kan die twee niet loskoppelen van mekaar. Je kunt niet zeggen dat het om ‘neutrale’ categorieën gaat. Als je dat als pedagoog kunt denken, scheelt er toch echt wat. Kloppen doet het alleszins niet.”
Mag ik je vragen als afsluiter van dit interview één van je gedichten uit te kiezen dat we hier als slot integraal aan toevoegen?
“Dan kies ik voor een klimaatgedicht. We kunnen niet buiten het klimaatprobleem dat ondertussen heel groot is geworden. Ik hoop dat iedereen dat intussen ook echt inziet. Daar gaan we dan:
Servies
De allerlaatste mensen eten in een eindeloze trofeeënkamer
zittend op Ballons d’Or als van Zidane, Van Basten en Figo.
Ze snijden dwerggoudbrasems uit zuurstofarme oceanen aan
op platina platen zoals Abbey Road, Achtung Baby, Nevermind
en slurpen uit vergulde bekers van Grand Slams
Een door hitte erg versuikerd sap met gekke oude namen
Als Lafite, Meursault. Monden, kinnen veegt men ginder schoon
met vellen uit The Waves gerukt of Un amour de Swann
en soms ook wel met repels canvas uit
Las dos Fridas of uit Les Demoiselles d’Avignon.
Hun medio-millennium-moedeloosheid
muteert er tot extreem lome grootheidswaan door steeds
met tongen, lippen langs zulk luisterrrijk
servies te gaan, dat ze ten slotte weigeren na gebruik
zelf van etensresten te ontdoen met schimmels, almaar giftigere,
tot resultaat. Uiteindelijk sterft de mensheid uit
door niets dan een gebrek aan een vrijwilliger
voor de vaat.
Dit is de transcriptie van een interview van Radio ManiFiesta. Maniefiesta is het solidariteitsfeest dat doorging op 9 en 10 september in Oostende. De audio-opnames vind je hier.