Het gonst van de geruchten dat Israël toezeggingen zal moeten doen in de richting van een tweestatenoplossing, als voorwaarde om toe treden tot een groot veiligheidspact samen met de Verenigde Staten en Saoedi-Arabië.
De tweestatenoplossing was het uiteindelijke doel dertig jaar geleden, toen de Oslo-akkoorden werden ondertekend. Toen was een Palestijnse staat die werd erkend door en zij aan zij leefde met Israël, inderdaad nog een realistisch vooruitzicht.
Nu, in het derde decennium van de 21e eeuw, hoopt het Palestijnse leiderschap hoogstens dat het wat meer van de bezette Westelijke Jordaanoever onder zijn controle krijgt. Een soevereine Palestijnse staat lijkt niet meer op de agenda te staan.
“Vredesdividend”
De Oslo-akkoorden, waarover de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) en de Israëlische regering tussen 1992 en 1993 in het geheim onderhandelden, voorzagen in drie fasen in het onderhandelingsproces.
De eerste fase omvatte de terugtrekking van de Israëlische troepen uit het gebied rond Jericho op de Westelijke Jordaanoever en het grootste deel van Gaza, samen met de oprichting van instellingen voor Palestijns zelfbestuur.
Ten tweede zou er een interimovereenkomst komen die een gekozen Palestijnse Raad in het leven moest roepen. Tegelijkertijd zou er ook meer gebied onder de directe controle van de raad moeten komen.
Ten derde zouden er permanente statusbesprekingen plaatsvinden om de moeilijke kwesties van de status van Jeruzalem, nederzettingen, vluchtelingen, grenzen en relaties met buurlanden op te lossen.
Maar toen deze kwesties uiteindelijk werden besproken tijdens de gesprekken in Camp David in 2000, slaagden de Palestijnse leider Yasser Arafat en de Israëlische premier Ehud Barak er niet in om tot een overeenkomst te komen.
Dat was ongetwijfeld te wijten aan het feit dat de akkoorden te veel op de vlakte bleven wat betreft zelfbeschikking en soevereiniteit. De tekst verwees naar “wederzijdse legitieme en politieke rechten”. Maar Israël en de PLO erkenden elkaar wel als onderhandelende partijen, maar niet echt als partners met legitimiteit en het recht op zelfbeschikking.
In 1993 werd er veel gesproken over de creatie van een nieuw Midden-Oosten dat deel zou uitmaken van de wereldorde van na de Koude Oorlog. De vaagheden van de Oslo-akkoorden zouden worden opgelost door onderhandelingen te goeder trouw in een sfeer waarin velen spraken over het “vredesdividend”.
Optimisme brokkelt snel af
Maar het begin van de jaren negentig had ook een donkere kant. De Balkanoorlogen (1991-1995) waren uitgesproken gewelddadige conflicten die voortkwamen uit vreemdelingenhaat, racisme en religieus extremisme. Naarmate de jaren negentig vorderden, waren het deze eigenschappen die de postcommunistische wereld kenmerkten, in plaats van een vreedzaam democratisch bestel.
Voor Israël en Palestina verdween het optimisme van 1993 door toenemend geweld
Voor Israël en Palestina verdween het optimisme van 1993 door toenemend geweld. Binnen drie jaar zagen we de moord op de Israëlische premier Yitzhak Rabin door een joodse terrorist, de afslachting van moslims tijdens het gebed in Hebron door een Israëlische kolonist en de zelfmoordaanslagen van Hamas op Israëlische burgers in februari en maart 1996. In mei 1996 werd de Israëlische regering die had onderhandeld over de Oslo-akkoorden bij de verkiezingen verslagen door Benjamin Netanyahu, die aankondigde dat hij “de Palestijnse verwachtingen zou temperen”.
In de jaren daarna was er de tweede intifada (2000-2004), de herbezetting van de Westelijke Jordaanoever door Israël (beginnend in de herfst van 2000) en drie oorlogen tussen Hamas en Israël. Het Palestijnse leiderschap is gefragmenteerd, met Fatah (de politieke tak van de PLO) aan het hoofd van de Westelijke Jordaanoever, terwijl Hamas de controle heeft over Gaza.
De Israëlische politiek is ondertussen sterk naar rechts opgeschoven. Dat heeft geresulteerd in twaalf jaar van populistische Netanyahu-regeringen. Na de verkiezingen van 2022 werd er een extreemrechtse regering gevormd met ministers die openlijk racistisch zijn – sommigen van hen zijn zelfs veroordeeld voor anti-Palestijns terrorisme.
Ongrijpbare droom
Een paradox van de afgelopen dertig jaar is dat de door Oslo beloofde onderhandelingen zijn mislukt, maar dat de Palestijnse instellingen die door het Oslo-proces in het leven zijn geroepen, zijn blijven bestaan.
De Palestijnse Autoriteit die in 1994 werd opgericht door het akkoord van Caïro bestaat nog steeds met Mahmoud Abbas als president. De Wetgevende Raad die in 1995 werd opgericht, vergadert nog steeds in Ramallah, ook al zijn er sinds 2006 geen verkiezingen geweest.
Sinds 2012 erkennen de Verenigde Naties Palestina als staat. Het wordt nu erkend door ongeveer 140 landen en is lid geworden van internationale organisaties die alleen openstaan voor staten, zoals het Internationaal Strafhof.
Er zijn ook enkele initiatieven geweest om de situatie te verbeteren. In 2005 verwijderde de toenmalige premier Ariel Sharon Israëlische kolonisten en troepen uit Gaza. Of hij een plan had voor een deal met de Palestijnen zullen we nooit weten, want hij stortte kort daarna in en stierf.
Zijn opvolger Ehud Olmert bood Abbas in 2008 een uitgebreid plan voor een Palestijnse staat aan, maar de Palestijnse president moest er niet van weten.
Een oplossing voor de Palestijns-Israëlische kwestie is een ongrijpbare droom gebleken door een combinatie van de inherente problemen en het xenofobe tijdperk waarin we leven. Oslo bood een kans die had kunnen werken als beide partijen maar hadden kunnen breken met de traditie van elkaars nationale aspiraties te ontkennen.
Een oplossing voor de Palestijns-Israëlische kwestie is een ongrijpbare droom gebleken
In december 1995 stond ik in de straten van Ramallah en keek toe hoe een Palestijnse processie de stad terugveroverde op de Israëlische bezetters. Het was een glimp van een mogelijke toekomst. Het enthousiasme van de menigte voor emancipatie onderstreept wat er mogelijk is wanneer twee volkeren erkennen dat elk recht heeft op zelfbeschikking.
De recente pro-democratiebeweging in Israël biedt een mogelijk keerpunt tegen populisme en xenofobie. Ze moet echter uitgroeien tot een beweging die niet alleen de Israëlische democratie redt van de aanvallen van rechts, maar ook van de corrumperende invloed van 56 jaar bezetting. Ze zal alleen succesvol zijn als ze zowel Israël als Palestina bevrijdt.
Deze opinie is oorspronkelijk verschenen bij IPS-partner The Conversation.