Frankrijk beleefde nog maar eens een hete zomer. Aanleiding dit keer was de dood van de jonge Nahel, een zeventienjarige bewoner van de banlieue in Nanterre bij Parijs die bij een politiecontrole werd doodgeschoten.
Zowel de dood door politiekogels van een jonge (gekleurde) inwoner van de banlieues als de woedende reacties daarop met brandstichting, plundering en zelfs moordpoging zijn helaas niet nieuw. Nahel Merzouk was dit jaar het derde slachtoffer van buitensporig politiegeweld, vorig jaar stierven dertien jongeren in gelijkaardige omstandigheden.
2023, replay van 2005
Wat we vandaag op het televisiescherm zien lijkt een replay van de gebeurtenissen in 2005 toen twee jongeren levend werden verbrand in een elektriciteitscabine waar ze hun toevlucht hadden gezocht na een achtervolging door de politie.
Voor een verklaring van dit never ending scenario moeten we niet bij de klassieke media en al zeker niet bij de televisiejournaals zijn die niet verder komen dan een eindeloze herhaling van verhalen over “relschoppers” en “kat-en-muisspelletjes” met de politie.
De New York Times doet een poging om deze simplistische framing – het universum van “relschoppers en politie” – te doorbreken en legt het verband met het koloniale verleden van Frankrijk.
“De giftige erfenis van acht jaar Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog is nooit verwerkt” schrijft de krant. Die oorlog eindigde officieel met de onafhankelijkheidsverklaring van Algerije in 1962, maar onderhuids is het conflict blijven etteren, tot vandaag.
In oktober 1961, enkele maanden vóór het officiële einde van de Algerijnse oorlog hadden duizenden Algerijnen uit de sloppenwijken hun beste kleren aangetrokken om in het centrum van Parijs hun steun te betuigen aan de onafhankelijkheidsstrijders in hun land.
De politie wachtte hen op met mitrailleurvuur en schoot naar schatting 200 vreedzame betogers dood. Hun lijken werden in de Seine gegooid. Het zijn hun kinderen en kleinkinderen die vandaag in het ghetto van de banlieues wonen en op gezette tijden hun frustratie luchten.
Ze voelen zich tweederangsburgers en het doelwit van een racistische politiemacht. De dood van één van hen was de lont in het kruitvat – een orgie van blind geweld was het gevolg.

Gevangenis van Mostaganem, Algerije. Hier werden tijdens de Franse koloniale periode de Algerijnse vrijheidsstrijders gefolterd. Foto: Muhammed Amine Benioudou/CC BY-SA 4:0
Frankrijk is een duale maatschappij waar de haves en de have nots naast elkaar wonen maar ondanks de fraaie slogans van égalité en fraternité bitter weinig met elkaar delen. Onder de titel “Op zoek naar Frankrijk” schetste de Nederlandse Parijzenaar Wilfred de Bruijn in een reeks documentaires op de VPRO de diepe kloof tussen de verschillende bevolkingsgroepen.
Midden in de beruchte Parijse buitenwijk Saint Denis – ook nu het toneel van gewelddadige taferelen – staat een exclusief meisjespensionaat dat ooit is opgericht door Napoleon: de École de la Légion d’Honneur waar de leerlingen de Republikeinse waarden van eer en vaderland worden ingeprent.
Oorlog tegen ‘het terrorisme’
Voor de inwoners van de wijk symboliseren de muren van de instelling de uitsluiting die zij ervaren. “Officieel ben ik Frans,” zegt een moslima op straat, “maar niet zo Frans als de blanken.” Het is datzelfde sentiment dat in tal van variaties te horen valt uit de mond van de jonge betogers en geweldplegers.
De “oorlog tegen het terrorisme” heeft de verhouding tussen politie en (een deel van) de samenleving verder op scherp gesteld. In het kader van de “terroristische dreiging” kreeg de politie meer bevoegdheid om te vuren. De gevolgen laten zich aflezen in internationale rapporten.
In maart dit jaar beschuldigde de Raad van Europa de Franse politie nog van het gebruik van “buitensporig geweld” tijdens de protesten tegen de pensioenwetgeving. De Verenigde Naties tikten Frankrijk op de vingers wegens het “politiegeweld, aanvallen op migranten, etnische profilering en religieuze intolerantie.”
Bijna gelijktijdig met de opstand van de jongeren uit de banlieues: een zoveelste opstoot in een ander koloniaal conflict, de honderdjarige oorlog van het zionistische vestigingskolonialisme tegen de plaatselijke bevolking van Palestina.

Vernietigde woning in Jenin. Foto: X @timesofgaza
Zionistische troepen trokken met tanks en zware wapens een spoor van vernieling in het vluchtelingenkamp van de stad Jenin op de Westoever. Meer dan duizend zwaar bewapende Israëlische soldaten terrorizeerden het dichtbevolkte kamp – in werkelijkheid een wijk in het centrum van de stad – terwijl drones en raketten huizen en infrastructuur tot puin reduceerden. Na de raid lieten de troepen 12 doden en een bevolking in trauma achter.
De aanval op Jenin was de zoveelste fase van een offensief dat in de eerste helft van dit jaar al aan minstens 130 Palestijnen het leven heeft gekost, dat is al bijna evenveel als in heel 2022, dat met 154 doden het bloedigste jaar was sinds het einde van de tweede Intifada in 2005.
Palestinänserfrei Israël
In februari van dit jaar ging een groep van honderden settlers (joodse kolonisten) tekeer tegen de Palestijnse stad Huwwara, een aanval die huizen en bezittingen vernielde en alweer minstens één dode achterliet. Het leger was aanwezig en keek toe.
De generaal die de uitbarsting van nabij bijwoonde maar liet begaan noemde de aanval een regelrechte “pogrom,” een woord met een bijzonder geladen betekenis voor de joden. De Israëlische rechts-extremistische minister van financiën, ook verantwoordelijk voor de “civiele administratie” van de Westoever Bezalel Smotrich verklaarde dat “Huwwara van de aardbodem moet verdwijnen.”
Zvika Fogel, een voormalige topgeneraal verantwoordelijk voor Gaza, juichte: “Huwwara afgebrand. Dat is wat ik wil zien.” Eerder zei Fogel aan een Brits radiostation dat Israël “te barmhartig was tegenover de Palestijnen” en “dat het tijd was daarmee op te houden.”
Het recente Israëlische geweld kan niet los worden gezien van de aanwezigheid van extremisten in de regering-Netanyahu, maar ook van de toegenomen invloed van de meest extreme settlers in het leger en op alle niveaus van het openbaar leven.
Desondanks zijn ze gefrustreerd over de vermeende terughoudendheid van leger en regering als het erop aankomt de Palestijnen te verdrijven of het leven in Israël en de bezette gebieden onmogelijk te maken. Maar het zou te simpel zijn de israëlische extremisten los te zien van van de koloniale ideologie die het zionisme in wezen is.
Het doel van zowel de religieuze fanaten als de zogenaamd linkse of liberale zionisten is hetzelfde: joodse dominantie. De extremisten – genre Ben Gvir – zeggen openlijk wat de anderen liefst verbergen achter fraaie slogans over democratie en mensenrechten: een Palestinänserfrei Israël.
Diepe wortels in het koloniale verleden
De opstand van de jongeren uit de banlieues in Frankrijk en het zionistische geweld in Israël kunnen op het eerste gezicht weinig met elkaar te maken hebben. Maar in beide gevallen heeft het conflict diepe wortels in het koloniale verleden van Europa.
De bewoners van de banlieues, de onderklasse van de Franse maatschappij, zijn de ongenode gasten of hun nakomelingen uit de voormalige koloniale wingewesten, gevlucht voor de oorlog of op zoek naar een beter leven. De zionistische kolonisatie van Palestina kreeg met de oprichting van de staat Israël haar beslag net toen de grote dekolonisatiebeweging in Afrika op kruissnelheid kwam.
Dat was slechts mogelijk door de medeplichtigheid van de voormalige koloniale mogendheden in het Westen dat zijn schuldcomplex over het historische antisemitisme en de massamoord op de joden afwentelt op een Palestijnse bevolking die niets met dat verleden te maken heeft.
Dit artikel werd overgenomen van Salon van Sisyphus. Het verschijnt tevens in het septembernummer 3 (2023) van Actief, het blad van het Masereelfonds.