Dat laatste was niet uitzonderlijk. Van de 18 stakingen die na 1945 georganiseerd werden waren er maar 3 erkend door de bonden, en vanaf 1964 werden er geen ledenvergaderingen meer georganiseerd. In het najaar van 1972 was er een akkoord bereikt tussen werkgevers en vakbonden waar veel arbeiders zich niet in konden terugvinden. De staking begon in de haven van Gent, aangevuurd door de Gentse afdeling van de Kommunistische Partij (KP). Het waren ook Gentse havenarbeiders die al snel naar Antwerpen kwamen om hun collega’s in de grootste haven van het land te overtuigen mee in actie te komen.
Uiteindelijk duurde de dokwerkersstaking 9 weken. De eisen werden op dat moment niet ingewilligd, ze zouden bij latere stakingen een rol blijven spelen. Vooral werd in 1973 duidelijk dat er een kloof was ontstaan tussen de arbeiders en hun vakbonden, een kloof die de vakbeweging nog lang parten zou spelen en die na ’73 langzaam werd gedicht.
Een generatie jonge linkse activisten, waaronder studenten die mei ’68 hadden meegemaakt, deed tijdens de dokwerkersstaking strijdervaring op. Zij maakten beginnersfouten maar legden ook de basis voor een geëngageerd leven.
Luk Vervaet was één van die activisten. We geven hem graag het woord.
Bittere strijd
Het was de periode van mei ’68 en zijn nasleep. In heel Europa sloot de geradicaliseerde jeugd van toen zich aan bij groeperingen als de KEN, Rode Morgen en Rode Jeugd in Nederland, La Gauche prolétarienne in Frankrijk, met Alain Geismar, Jean-Paul Sartre, Pierre Overnay, met hun krant La Cause du Peuple. Of bij Prima Linea en Lotta Continua in Italië. In België waren er een tiental maoïstische groepen, met aan de Nederlandstalige kant enkel Alle Macht aan de Arbeiders (AMADA). Begin van de jaren 1970 werd ik lid van de jeugdorganisaties van AMADA: de KJB (Kommunistische Jeugdbond) voor de scholieren en later van MLB (Marxistisch-Leninistische Beweging) voor de studenten.
De maoïstische groepen zochten en vonden aansluiting bij de opstandige arbeidersbeweging van toen. De dokstaking in Gent en Antwerpen van april-mei 1973, net als de mijnwerkersstaking van januari-februari 1970, was één van de vele, wilde (niet door de vakbonden erkende) stakingen, die in die jaren door België en door heel Europa raasden, al ging het om de laatste opflakkeringen van de radicale arbeidersbeweging, die voelde dat er andere tijden op komst waren.
Wat er zou gebeuren in de Belgische havens in 1973 had zijn voorspel in 1970 toen er op 28 augustus in de haven van Rotterdam een wilde staking uitbrak. Zo’n 16.000 (sommigen spreken van 30.000) havenwerkers legden toen de hele haven plat en eisten een opslag van 75 gulden per week. Het was een staking zonder leiding, zonder erkenning door de vakbonden. De maoïstische groep KEN (Kommunitische Eenheidsbeweging Nederland), richtte toen een comité op van arbeiders en studenten onder de naam Arbeidersmacht en nam de leiding in handen. Een 21-jarige student Wouter ter Braake werd de erkende woordvoerder van de wilde staking. Na bijna drie weken gingen de havenbazen door de knieën. De werkgevers wilden onderhandelen maar dan wel met de officiële vakbonden. Resultaat: de arbeiders kregen er zo’n 37 gulden per week bij plus een onmiddellijke uitkering van 200 gulden. Het is meteen het einde van de staking.
Zo mooi zou het in België drie jaar later niet verlopen. De eisen van de dokwerkers waren gelijkaardig als die in Rotterdam. Maar daar hield de vergelijking op. In Gent en vooral in Antwerpen zou het om een bittere, soms gewelddadige, strijd gaan tussen de stakers en het hele establishment dat de staking koste wat het kost wilde breken en van geen enkel compromis wilde weten. Ik heb later geen staking gekend die zo brutaal is afgemaakt als de dokwerkersstaking in Antwerpen. Na enkele weken werd een volledig samenscholingsverbod en betogingsverbod uitgevaardigd. Iets wat de staking letterlijk dood neep. Dat had zijn invloed binnen de staking waar een soms bittere strijd werd uitgevochten tussen de verschillende groepen en partijen: het stakerscomité, de ‘oude’ Communistische Partij (KP), de Radicale Arbeidersliga (RAL, de latere SAP), AMADA (Alle Macht aan de Arbeiders, de voorloper van de PVDA), Arbeidersmacht … om de leiding, de strijdmethodes en de oriëntatie van de staking.
‘Die van den basseng’
Toen in april 1973 de dokwerkersstaking uitbrak in de havens van Antwerpen en Gent, werd ik volwaardig lid van AMADA. Samen met een tiental andere jonge militanten, engageerden we ons in de dokwerkersstaking die twee maanden zou duren. Ik kende natuurlijk wel dokwerkers van in mijn geboortedorp, maar ook niet meer dan dat.
Werken aan de dokken was toen voor het meer begoede en geschoolde deel van de bevolking niet echt een eretitel, maar symbool van zwaar fysiek (en gevaarlijk) werk van laden en lossen van de schepen. ‘Die van den basseng’, zo werden ze toen ook wel genoemd. In de grootste haven, die van Antwerpen, vormden de dokwerkers een variabele massa van duizenden dagloners, die zich elke dag, per shift, opnieuw moesten aanbieden in het aanwervingslokaal, ‘het kot’. Daar kregen ze een aanwervingsbriefje vanop ‘de brug, een verhoog waarop de foremannen de arbeiders van de dag uitkozen. Zij die geen werk hadden kregen een werkloosheidsstempel (dopstempel) in hun werkboek, een vorm van bestaanszekerheid die ze vlak na de oorlog hadden verworven. De aard van het werk en de dagelijkse samenkomst van duizenden arbeiders op één plaats vormden een altijd potentieel explosieve situatie. Zo braken er in de 25 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog liefst 18 stakingen uit waarvan er slechts drie door de vakbonden werden erkend. Die permanente dreiging van een conflict en de oprukkende mechanisering en containerisering van de goederen zouden in de jaren die volgden ertoe leiden dat er meer en meer een verschuiving zou plaatsvinden naar vast en gespecialiseerd havenwerk in plaats van daglonerswerk.
In Antwerpen vormden de dokwerkers een variabele massa van duizenden dagloners, die zich elke dag, per shift, opnieuw moesten aanbieden in het aanwervingslokaal, ‘het kot’
De dokwerkers hadden een glorieuze strijdgeschiedenis opgebouwd tijdens de voorbije decennia onder leiding van de Communistische Partij van België. Zo speelden ze een belangrijke rol in de staking van 1960-61, maar tien jaar eerder, in 1949, hadden ze ook een politieke staking georganiseerd uit protest tegen de NAVO en de oorlog in Korea. De leider van die en andere stakingen was Frans Van Den Branden, de eerste havenarbeider in de Belgische geschiedenis die werd verkozen in het Belgische parlement (1949-50).
De man met de megafoon
Op 6 april 1973 brak de dokstaking uit in Gent, onder leiding van de KP, om al heel snel over te slaan naar Antwerpen. Het waren de onveilige werkomstandigheden, te weinig loon, het gebrek aan sanitaire voorzieningen, de galopperende inflatie die invrat op de koopkracht van de arbeiders, die aan de basis van de staking lagen.
Het werk onder die arbeiders, die staakten voor 100 frank loonsopslag per maand en een dertiende maand, zou me merken voor het leven. De staking zou met veel politiegeweld en uithongering van de families gebroken worden. Gezien het enorme strategische belang van de Belgische havens voor het Belgische en het internationale patronaat – én voor de Amerikaanse militairen, ook toen al! – werd de staking meteen het mikpunt van een verenigd offensief van de media, de patroons, de rijkswacht en een deel van de vakbondsbureaucratie
Men zocht een kandidaat om in die staking de woordvoerder van AMADA te zijn. Ik moest er niet lang over nadenken, meer gedreven door een gevoel dan door kennis en ervaring, sprong ik in het bad. Ik werd de AMADA-man met de megafoon.
De kolonel van de rijkswacht, Van Geet, schreef achteraf het enige boek over die staking, De Dokstaking 1973, waarin hij ook de rol van de maoïsten, mijn uitschakeling en de opeenvolgende processen beschrijft. Het is een boek zoals alleen een rijkswachter dat kan schrijven. Technisch, feitelijk, afstandelijk en koud. Met niet anders dan misprijzen voor de onbetekenende rol van AMADA. Zo onbetekenend dat hij mij toch 10 keer in zijn boek moet vermelden.
Iemand die ook over de dokstaking schreef was Karel Heirbout. Ook hij sprak in termen van “Pekingers” en hun gebrek aan invloed, en de “Moskovieten”. Citaat: “De pro-Pekingers trachten met allerlei middelen het stuur uit de handen van de stakers te nemen, doch hun pogingen liepen op niets uit, zelfs de krankzinnigste ondernemingen van student Luk Vervaet uit de Wase gemeente Nieuwkerken vermochten niets. Dag en nacht sprak hij de stakende dokkers toe, doch die luisterden alleen naar de ordewoorden van hun stakerscomité, want dat waren de mannen die zij kenden en vertrouwden, die vaarden tenminste in dezelfde boot. Wat de stakers nooit hadden verlangd, gebeurde: het werd een ongenadige pamflettenoorlog tussen de Pekingers en de Moskovieters, het bloed droop van tussen de tienduizenden ongenietbare geschriften. Geïnteresseerde Antwerpenaars konden ze naar believen rustig lezen op de caféterrasjes …”
Ik werd aangehouden als gevolg van een incident tijdens een demonstratie waarbij vrouwen van havenarbeiders door de politie met de matrak werden verhinderd om naar het vakbondsgebouw in de Ommeganckstraat te gaan om stakingsgeld te eisen. Als reactie op het geweld tegen de moeders en zussen van de stakers, keerde een deel van de demonstranten zich toen tegen een auto van de toenmalige BOB. Er was een schuldige nodig en een paar uur later vaardigde de procureur een arrestatiebevel tegen mij uit. De rijkswacht sloot het kot van de havenarbeiders af. Een havenarbeider verstopte me onder een deken op de achterbank van zijn auto en ik kon ontsnappen. Maar niet voor lang. Op 15 mei was het recht naar de gevangenis. Ik zou een maand later worden vrijgelaten.