Didier Eribon in 2017. Foto: JCS / CC BY 3.0 (To view a copy of this license, visit https://creativecommons.org/licenses/by/3.0?)
Boekrecensie -

De klassenschaamte voorbij

maandag 15 mei 2023 16:41
Spread the love

 

Didier Éribon (°1953) is een grote naam in Frankrijk. Niet alleen als socioloog en schrijver met een goede pen. Hij is ook een homoseksueel persoon en kind uit een arbeidersgezin en dat maakte hem tot een behoorlijk atypische Franse intellectueel. Dat blijkt ook uit zijn geschriften. Hij was onder meer hoogleraar filosofie en sociologie aan de universiteit van Amiens, maar werd vooral bekend door publicaties als ‘Réflexions sur la question gay’ (1999), ‘Une morale du minoritaire’ (2001) en ‘D’une révolution conservatrice et de ses effects sur la gauche française’ (2007). In 2008 kreeg hij van de universiteit van Yale de Brudner Prize en dat zette hem ertoe aan eens grondig te reflecteren over zijn afkomst.

Retour à Reims’ verscheen in 2009 en werd een groot succes, zowel binnen als buiten Frankrijk. Er verschenen in de kortste keren toneelbewerkingen en vertalingen en in 2018 pakte de uitgeverij Leesmagazijn uit met een Nederlandse versie onder de titel Terug naar Reims, dat dadelijk een groot Nederlandstalig lezerspubliek trok.

In 2013 schreef hij La société comme verdict – Classes, identités, trajectoires – dat onlangs alweer door Leesmagazijn vertaald werd en dat, zoals de gelijkaardige cover duidelijk aangeeft, als een vervolg op Terug naar Reims kan worden beschouwd.

‘Klassenmigrant’

De auteur – dat weten we uit ‘Terug naar Reims’- is uit een arbeidersbroek geschud en dat betekent dus dat hij heel goed aan den lijve heeft ondervonden wat het betekent om ‘het vonnis van de samenleving’ te moeten ondergaan. Aan de plaats in de samenleving die ons door het klassensysteem wordt toegewezen, valt vrijwel niet te wrikken, betoogt Éribon. Deze neoliberale maatschappij is en blijft een klassenmaatschappij waarin een opwaartse meritocratische zeer moeilijk, zo niet onmogelijk wordt gemaakt.

De Belgische armoede-expert Wim Van Lancker vergeleek ‘het ooit met een wielerwedstrijd waar de laagste inkomens met lekke banden aan de start komen. Ze gaan wel vooruit, maar hoe hard ze ook trappen, de anderen rijden alsmaar verder van ze weg.’ (1)

In ‘Het vonnis van de samenleving’ leert Éribon ons dat dit vonnis veranderen allesbehalve eenvoudig is, zowel voor individuen als voor systemen. Didier Éribon is een uitzondering op die keiharde sociologische wetmatigheid, want hij is er en cours de route wel in geslaagd om zijn banden op te pompen en aan dat vonnis van de samenleving te ontsnappen. Daarom noemt hij zichzelf een ‘klassenmigrant’, een go-between die twee werelden van binnenuit heeft leren kennen. Die positie brengt niet alleen luxe met zich mee voor de socioloog die Éribon is, maar ook schaamte.

Elke ­klassenmigrant kent twee typische ­emoties: schaamte over afkomst en ­familie, en angst om door de mand te vallen. Het eerste hoofdstuk heet dan ook niet toevallig ‘Analyse van de schaamte’. Dat gevoel van schaamte drukt hij zeer goed uit wanneer hij op vraag van zijn uitgever weigert een foto voor de cover van zijn boek te leveren waar hij met zijn vader op staat, poserend voor de tweedehandsauto die vader Éribon in de jaren zestig kocht.

Het vonnis van de samenleving gaat dus voornamelijk over de schaamte over zijn herkomst die hij door analyse probeert te overwinnen. Kan dat? Volgens hem is ‘het vonnis van de samenleving’ ter discussie stellen al een manier om het te ontdoen van zijn evidentie, om ertegen in beroep te gaan. ‘Het exploreren van de verschillende lagen van de schaamte, dus van de verinnerlijkte vormen van inferiorisering en onderwerping, kan uitmonden in het creëren van nieuwe betekenissen op sociaal, cultureel, politiek en existentieel vlak, die zonder overdrijving als emanciperend en misschien zelfs als revolutionair kunnen worden gekwalificeerd.’ (p. 237)

Sociologische introspectie

Éribon is socioloog, maar ook nu weer – zoals in ‘Terug naar Reims’ – verlaat hij dat wetenschappelijke terrein om zich op de meer glibberige paden van de introspectie te wagen. ‘Het zielenleven kunnen we beschouwen als een verinnerlijking van de sociale wereld met al haar bijbehorende vormen van hiërarchie en overheersing, waaraan het zelf organisatie ontleent.’ (p. 33) Om dat te verduidelijken lanceert Éribon daarvoor de term ‘psycho-speleologie’.  Voor die sociale psychoanalyse werd Éribon ten zeerste geïnspireerd door het werk van Pierre Bourdieu – o.a. ‘La Distinction’ – met wie hij jaren bevriend was. Eigenlijk lag daar de basis van Terug naar Reims en Het vonnis van de samenleving.

‘Doordat de psychoanalytische begrippen hier werden gebruikt in een antropologische, sociologische en dus volstrekt niet-psychoanalytisch perspectief, wierp La Distinction voor mijn gevoel licht op mijn heden, mijn verleden, en vooral op de relatie tussen de twee.’ (p. 56) Het zal zeker geen toeval zijn dat ook de atypische socioloog Rudi Laermans in zijn essay Gedeelde angsten Didier Éribon vermeldt en daarin pleit voor een ‘emotie-sociologie’ waardoor hij het terrein van psychoanalytici als Dirk De Wachter en Paul Verhaeghe betreedt, die ook niet vies zijn om de structuren van de sociale wereld mee te nemen bij het stellen van diagnoses.

Literatuur en taal

Éribon is een wetenschapper met een zeer brede (ook literaire) belangstelling. Dat bleek al uit Terug naar Reims maar dat is zeer nadrukkelijk aanwezig in Het vonnis van de samenleving, waarin hij vaak terugvalt op het werk van Annie Ernaux met wie hij een grote affiniteit heeft, al lang voor ze de Nobelprijs literatuur kreeg.

Éribon vertrekt ook nu weer van persoonlijke ervaringen, maar voegt daar ogenblikkelijk reflecties aan toe van filosofische en/of sociologische aard. Het lijvige boek lijkt op dagboekreflecties waarmee hij terug gaat in de tijd maar dan met zijn weten en zijn ervaring van nu voortdurend in de aanslag. Zo verwijst hij, naast zijn persoonlijke ervaringen, ook vaak en graag naar lectuurervaringen, waardoor het boek een beschouwend, erudiet en vooral individu-overschrijdend karakter krijgt. Om zijn beschouwingen te schragen put hij voorbeelden uit literaire teksten van André Gide, Marcel Proust, Claude Simon, Jean-Paul Sartre, Simone de Beauvoir en zeker ook Annie Ernaux.

Hij is het volledig eens met André Gide die schrijft dat sommige boeken voor ons een soort ‘spiegels’ zijn , waarin wij niet ‘observeren wat we feitelijk zijn, maar wat er in ons sluimert’. Zo’n soort invloed leidt tot ‘een ontdekken van  jezelf’, ‘een ontwaken tot jezelf’’ via een ‘gevoel’ van ‘hervonden verwantschap’ (p. 94) Dat Éribon dan vooral blijft hangen aan figuren die tot de groep van de klassenmigranten behoren, is natuurlijk niet toevallig.

‘Het vonnis van de samenleving’ is geen doublure van Terug naar Reims, maar geeft een diepere inkijk in de denkwereld van een gespleten klassenmigrant die zich opwerpt als een psychospeleoloog. Dat doet hij in een eerder geraffineerde, soms gesofisticeerde taal die hij zich als klassenmigrant eigen heeft moeten maken en waaraan Jeanne Hollerhoek zich zeker dubbel heeft moeten plooien om zich door de vaak lange volzinnen te ploegen. Ze is erin geslaagd daar een mooie Nederlandse vertaling van te maken. Éribon is de klassenschaamte voorbij, maar de klassenmaatschappij met haar lekke banden voor de meerderheid van startende leden blijft meer dan ooit aanwezig. Dat is de dubbele boodschap van dit boek.

 

Note:

(1) Paul Goossens, de ongelijkheidsmachine, EPO, 2023 p. 46

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!