Boekrecensie - Paul Goossens

De ontdekking van de 1 procent

Hoe kan het dat een handvol mensen meer bezit dan de helft van de wereldbevolking en waarom wordt die obscene concentratie van rijkdom niet weggehoond? Vragen die ertoe doen. Zeker in tijden van grote en kleine cultuuroorlogjes rond de roerselen van de nationale identiteit is kritisch onderzoek naar de pijlers van de ongelijkheid een must. In zijn nieuwe boek 'De Ongelijkheidsmachine, een verborgen Europese geschiedenis', onderzoekt Paul Goossens de permanente botsing en de onmogelijke pacificatie tussen voorstanders van een meer egalitaire samenleving en elites die hun privileges willen behouden. Europa stond daarbij steevast aan de zijde van de 1%. Een voorpublicatie.

vrijdag 28 april 2023 23:08
Spread the love

 

Paul Goossens komt over zijn boek praten op Manifiesta 2023 van 9-10 september in Oostende.

Omdat de financiële elite er weinig belang bij had, kwamen de cijfers die ertoe doen, pas deze eeuw boven water. Meteen is de vraag opgelost waarom het geheim van het atoom zoveel vlugger werd gekraakt dan het mysterie van exorbitante rijkdom. In de top van de vermogenspiramide vonden ze het niet relevant en in navolging van Nobelprijswinnaar Lucas was te horen dat het het economisch denken vooral vervuilde. In 2011 bleek dat de allergie van de happy few voor het diep delven naar de bouwstenen van ongelijkheid, niet ongegrond was. Ook al waren de cijfers onvolledig, ze waren zo buitenissig dat ze niet meer gladgepraat konden worden. Ze bedreigden de elementaire maatschappelijke cohesie en leverden brandstof voor grootschalig protest.

In het zog van de financiële crisis van 2008, die in de Verenigde Staten als de Grote Recessie werd geijkt, ontstond er in september 2011 straatrumoer in het beurskwartier van New York. Occupy Wall Street ging van start en bezette twee maanden lang het Zucotti Park in Manhattan. In de hele VS maar evengoed in Europa inspireerde het protest activisten, zoals de indignados. Occupy Wall Street schreef geschiedenis, niet zozeer met spectaculaire actie in het hart van het wereldkapitalisme, wel met een cijfer: de 1 procent. In tegenstelling tot veel andere protesten waren het niet de activisten die de frontpagina’s en de covers haalden, wel het cijfer 1, dat in geen tijd werelderfgoed werd.

De eerste keer dat ik over de 1 procent hoorde, vond ik het een activistische overdrijving. Pas toen ik de commentaren van Paul Krugman en Joseph Stiglitz las en met de research van Emmanuel Saez en Thomas Piketty vertrouwd raakte, begon het mij en vele anderen te dagen dat de 1 procent het resultaat van jarenlang wetenschappelijk monnikenwerk was. Nog wat later kwam ik erachter dat het veeleer een understatement dan een overdrijving was.

Met het nieuwe begrip kreeg het debat over ongelijkheid messcherpe tanden. Eindelijk trok de flou artistique op die de discussies rond arm, rijk en extreem rijk tot dan toe kenmerkte. De aanklacht tegen exorbitant geldgewin was bot en ongevaarlijk zolang de data ontbraken en niemand concreet zicht had op wat de happy few jaar na jaar in de schoot werd geworpen. Het vermoeden dat een kleine groep voor zichzelf de grootste porties reserveerde, klopte. Eindelijk waren er onweerlegbare cijfers en tabellen die aantoonden dat de werkelijkheid de verbeelding overtrof. Dat de club zo exclusief was en dat ze zich zo’n groot stuk van de taart toe-eigende, het was een openbaring, net als het met cijfers onderbouwde inzicht dat ongelijkheid de laatste 60 jaar vooral was toegenomen. Tot circa 2000 werd je voor zulke uitspraken als een fantast of communist weggezet, vandaag gaat het om onweerlegbare, wetenschappelijk gefundeerde feiten.

In het voetspoor van Atkinson kapte een nieuwe generatie academici met enkele taboes van de mainstream economie. Op hun beurt begon ze de belastingaangiften uit te vlooien en hoe meer cijfers ze opspitten, hoe problematischer de theorie werd dat ongelijkheid geleidelijk zou verdampen. Onder impuls van Saez, Piketty en Facundo Alvarado werden eerst de VS en Frankrijk, vervolgens Groot-Brittannië, Duitsland, Canada en Japan doorgelicht. Zelfs Rusland, China, India kwamen op de radar en in 2020 werden zowat alle landen op alle continenten gescreend. De financiële crisis en het rumoer van Occupy Wall Street gaven hun eerste bevindingen een klankbord zonder voorgaande. In geen tijd werd de 1 procent een onmisbare sleutel om de wereld van de ongelijkheid te ontcijferen en te begrijpen. Naarmate de computer meer betrouwbare data kon verwerken, verruimde zich de horizon en werd duidelijk dat de 1 procent niet alleen made in the USA was. Het ging om een internationale club, waarbij de Amerikanen weliswaar in de meerderheid zijn, maar die zowel in China en Rusland als in Frankrijk, Nederland en België is vertegenwoordigd.

Hoofdeconoom valt van zijn sokkel

Nogal wat economen vielen toen van hun voetstuk, ook in Vlaanderen. In 2013 presteerde de toenmalige hoofdeconoom van BNP Paribas Fortis, Peter De Keyzer, het om met de compleet achterhaalde Kuznets-curve de lof van de ongelijkheid te zingen. In een essay Groei maakt gelukkig gaat het als volgt: ‘En wie maximale groei wil, kan maar het best de ogen sluiten voor ongelijkheid. In de praktijk zal een toename van de welvaart in een eerste fase leiden tot een toename van de inkomensongelijkheid. In een tweede fase zal verdere groei eerder zorgen voor een afname van dezelfde inkomensongelijkheid. Het was de Nobelprijswinnaar Kuznets die dat voor het eerst opmerkte.’

Had De Keyzer tien jaar lang geslapen? Reeds in 2003 schreven Piketty en Saez, in een geruchtmakende studie over de inkomensongelijkheid in de VS tussen 1913 en 1998, de theorie van Kuznets aan flarden. Het ging allemaal aan De Keyzer voorbij. In zijn neoliberaal pamflet vind je geen woord over de onderzoeken van Atkinson, Milanovic of Piketty, evenmin over de inmiddels kaduke theorie van Kuznets. Voor een hoofdeconoom van een grootbank was het een sterk statement dat professionele ernst en degelijkheid aan hem niet besteed waren. Voor de toenmalige topman van Voka, Jo Libeer, deed het er niet toe. ‘Het is verfrissend’, schreef hij in het voorwoord, ‘dat een jonge hoofdeconoom van de grootste bank van België eens heel duidelijk stelt waarom vrijemarktmechanismen performant zijn.’ Ook Libera!, de Vlaamse rechts-liberale denktank, was in de wolken en kende De Keyzer – die zichzelf ondertussen tot opiniemaker promoveerde en in eigen beheer zijn praatjes (hij labelt ze als strategische communicatie) aan bedrijven verkoopt – in 2014 de Prijs voor de Vrijheid toe.

Vijf jaar later ging die Libera!-prijs naar de Gentse academicus Marc De Vos, die vele jaren de conservatieve denkgroep Itinera leidde en in 2015 Ongelijk maar fair publiceerde. Zoals De Keyzer kant De Vos zich tegen de ongelijkheidsobsessie en klaagt hij de ‘cultuur van afkeer of wantrouwen tegenover rijkdom’ aan. In tegenstelling tot De Keyzer signaleert De Vos wel dat de economische ongelijkheid sinds 1970 fors is toegenomen, maar echt verontrustend vindt hij dat niet. Het is allemaal een logisch gevolg van de grondige verandering van de wereld, zowel economisch, technologisch, demografisch als cultureel. ‘Groeiende ongelijkheid’, concludeert de auteur, ‘hoeft ons niet noodzakelijk zorgen te baren.’ Zijn lijvig boek van bijna 400 bladzijden leest dan ook als een lange vergoelijking van de ‘goede’ ongelijkheid die de groei bevordert. Tegelijkertijd is het een afrekening met de promotoren van gelijkheid. De Vos doet het met overtuiging, zelfs met enthousiasme en vooral Piketty en zijn profielschets van de 1 procent worden in het vizier genomen. Met grote nadruk onderstreept De Vos dat hij andere morele uitgangspunten heeft dan de ‘gelijkheidsstrijders’. ‘Economische ongelijkheid’, zo luidt het, ‘is voor mij niet moreel problematisch.’ ‘Mijn morele norm is de welvaart en het welzijn van minstbedeelden vergroten, eerder dan hun ongelijkheid verkleinen. Ik ben dus meer bekommerd over het maximaliseren van het minimum dan over het minimaliseren van het maximum.’ Voor De Vos volstaat het dat het beleid soelaas voor de minstbedeelden brengt, maar gelijkheid hoeft niet. Niet alleen holt ze de groei uit, ze is bovendien een opstap naar een totalitair regime dat de vrijheid van het individu verstikt. Rijkdom, zelfs de extreme rijkdom van Bill Gates, mag dus omarmd worden. ‘Die is goed, want zijn talent en inspanning als innovator en ondernemer heeft de hele wereld de pc geschonken.’

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!