Martha Claeys in gesprek met Heleen Debruyne. Foto: hetzoekendhert.be
Boekrecensie -

De twee Marthas of Trots de filosofie van een emotie

Walter Lotens las Trots – De Filosofie van een emotie van filosofe Martha Claeys. Zij vond inspiratie bij die andere Martha, filosofe Martha Nussbaum, zonder haar daarom na te bootsen of ongenuanceerd te volgen. Integendeel, ze heeft een eigen stem en een boek om 'trots' op te zijn.

maandag 17 april 2023 13:37
Spread the love

Martha Claeys is als doctor in de filosofie verbonden aan het Centrum voor Ethiek en het Centrum voor Europese Filosofie van de Universiteit Antwerpen. Ze trok ook tijdelijk naar Chicago, om les te volgen bij de wereldberoemde Martha Nussbaum die daar hoogleraar recht en ethiek is.

Nussbaums onderzoeks- en publicatieterrein is zeer breed en als sociaal filosofe wil zij ook aan emoties de plaats geven die hun toekomt in het hart van de politieke theorie. Zij schreef daarover onder meer ‘Politieke emoties, Waarom een rechtvaardige samenleving niet zonder liefde kan’ (2014) en ‘Bastions van hoogmoed, seksueel geweld, rekenschap en verzoening’ (2021) waarin ze laat zien dat hoogmoed en hebzucht de motoren zijn voor het gemak waarmee mannen denken anderen te kunnen domineren.

Volgens Nussbaum zijn emoties geen wilde, irrationele, lichamelijke veranderingen, maar cognitieve oordelen. Daarmee plaatst ze zich in de traditie van de Stoïcijnen, die emoties ook als vormen van cognitie beschouwen. Maar in tegenstelling tot de Stoïcijnen, die meenden dat we ons moeten losmaken van externe zaken en ons door de rede laten leiden, vindt Nussbaum nu net dat emoties ons iets zeggen over wat en wie we belangrijk vinden.

Dat is ook een van de uitgangspunten van Martha Claeys in haar boek ‘Trots’ dat dan ook als ondertitel ‘filosofie van een emotie’ heeft meegekregen. Ze schrijft:

‘De meeste filosofen geloven niet dat emoties zomaar uit ons binnenste opborrelen, maar wel dat ze deel uitmaken van hoe we de wereld verwerken. Emoties zijn een deel van ons redelijk instrumentarium, in plaats van een vijand van de rede.’ (p. 22)

De mens kan niet goed omgaan met zijn eigen kwetsbaarheid. Dat is volgens Claeys een rode draad in het werk van Nussbaum: ‘Omdat we controle willen over onze omgeving, maar die niet krijgen, compenseren we met allerlei emoties.’ (p. 58)

Claeys vertrekt dus van dezelfde premisse, maar is zeker geen epigoon van Nussbaum. De jonge Martha ontwikkelt in het spoor van de oude Martha een eigen benadering, ook om filosofie te beoefenen en te verspreiden, waardoor ‘Trots’ onmiskenbaar een zeer origineel boek is geworden.

Een ambivalente emotie

Het is met ‘gemengde gevoelens’ dat Claeys over Trots schrijft. Een van de redenen waarom ze die emotie als uitgangspunt voor haar doctoraatsthesis heeft genomen, is omdat zij er zelf in haar persoonlijke leven niet zo goed raad mee wist.

Is trots zijn, nu positief of negatief? Is het niet veel beter om bescheiden te zijn en jezelf weg te cijferen? Ja en nee, schrijft Claeys al dadelijk in haar inleiding: ‘Ik vond dat bescheidenheid me sierde, en toch wilde ik me soms groot maken en een plek voor me opeisen.’ (p.8)

Trots kan dus blijkbaar tegelijkertijd een positieve en negatieve waarde hebben. Hoe ga je daar dan mee om? Dat is de filosofische worsteling die Claeys gedurende vier jaar heeft gevoerd en die ze nu op vraag van uitgeverij Boom – toch niet de kleinste uitgever! – op een niet-academische manier nog eens heeft overgedaan.

Handvatten voor reflectie

Met het thema ‘Trots’ begeeft Claeys zich dus op glad ijs, te meer omdat het niet zo duidelijk is op welk(e) terrein(en) je je moet begeven om het begrip beter in beeld te krijgen. Dat van de ethicus, dat van de psycholoog of dat van de socioloog?

De onderzoeker die Claeys is zal zich op verschillende terreinen moeten begeven omdat het precies eigen is aan de filosoof om voortdurend vragen achter de vragen te stellen. Zo kan de filosoof handvatten voor reflectie aanreiken en die zijn dan ook behoorlijk talrijk aanwezig in ‘Trots’.

Volgens Claeys draait het hedendaagse filosofisch debat over trots vooral om de tweedeling tussen noodzakelijke vormen van trots enerzijds en schadelijke en slechte vormen anderzijds. ‘Trots’ is een ingewikkelde emotie die volgens Claeys een hogere mate van zelfbewustzijn vergt.

Centraal in het boek staat het idee dat trots een paraplu-emotie is die best begrepen kan worden als een overkoepelende noemer voor ten minste drie houdingen: zelfwaardering (trots zijn op een eigen prestatie), zelfrespect (trots die niet stoelt op een eigen prestatie, maar net op de gelijkheid tussen mensen) en zelfliefde (trots als actieve omarming en viering van het zelf).

Volgens de auteur is de voornaamste reden dat we moeite hebben met het vellen van een oordeel over trots is dat trots wel één emotie is, maar eigenlijk door die drie verschillende houdingen opgewekt kan worden.

Bij zelfwaardering gaat het erom dat je een kwaliteit of prestatie van jezelf waardeert. Dat brengt echter ook gevaren met zich mee.  Omdat daardoor het meritocratisch principe – Claeys verwijst naar het boek van Michael Young The Rise of Meritocracy – waarbij maatschappelijke ongelijkheid gerechtvaardigd wordt op basis van verdienste.

In het mooie videogesprek van Het zoekend Hert (zie onderaan de recensie, nvdr) met Heleen Debruyne werd Gert Verhulst van Studio 100 als voorbeeld genoemd van iemand die vooral de eigen verdienste benadrukt die tot zijn succes hebben geleid. Dat is een gevaarlijk standpunt en kan ertoe leiden om de niet-geslaagden in de maatschappij de zwarte Piet toe te spelen. Eigen schuld, dikke bult.

‘Zelfrespect’ is heel wat anders en gaat over de erkenning van menselijkheid in jezelf en de overtuiging dat je op basis daarvan een bepaalde behandeling verdient. Zelfrespect is daarom een belangrijk wapen voor empowerment en protest, want het gaat ook gepaard met de overtuiging dat je in opstand mag komen als je dat respect niet krijgt. Zelfrespect kan leiden tot positieve gevoelens van trots. Denk maar aan de Black Lives Matter-beweging.

‘Zelfliefde’ is volgens de auteur de houding die het vaakst vergeten wordt in de literatuur over trots. Als trots aan zelfliefde wordt gekoppeld is dat meestal in negatieve zin, een synoniem voor zelfingenomenheid en arrogantie.

Neen, zegt de Engelse schrijfster en filosofe Iris Murdoch. Liefde is echt kijken naar de andere zoals die echt is. Liefde voor anderen is aandachtig en vergevingsgezind, maar ook kritisch als dat nodig is.

‘Met die opvatting in gedachten kun je zelfliefde begrijpen als aandachtig naar jezelf kijken. Zelfliefde betekent dan dat je tijd en ruimte kunt nemen om je plaats in de wereld te begrijpen en te zien welke vorm die abstracte menselijkheid waar respect over gaat bij jou aanneemt.’ (p. 38)

Filosofie en literatuur

Om haar stellingen te illustreren gaat Claeys ook te rade bij de literatuur omdat daarin gevoelens en ideeën vaak zo kunnen vertolkt worden dat ze echt ingebed zitten in het werkelijk geleefde leven en niet in abstracties blijven steken.

In ‘Trots’ verwijst ze zo onder meer naar ‘De glazen stolp’ van Sylvia Plath, naar ‘Het blauwste oog’ van Toni Morrison en vooral naar het werk van Iris Murdoch die zowel romancier als filosoof is. Literatuur en filosofie kunnen elkaar ondersteunen.

Wie het filosofische werk van Hans Achterhuis kent, weet dat hij vaak voorbeelden uit de literatuur bovenhaalt om zijn stellingen te onderbouwen. In ‘Met alle geweld’, zo stelt hij, ‘vertegenwoordigde Coetzee, Nobelprijswinnaar literatuur, in algemene zin voor mij de literaire stem. Naast mijn eigen filosofische analyses viel ik zo dankbaar terug op ‘de wijsheid van de roman’. (p.133)1

Inderdaad – en met deze open ik een persoonlijke parenthesis – , romanciers weten vaak op een veel genuanceerder manier de complexiteit en de veelstemmigheid van een wereld onder woorden te brengen.

De symbolische wereld van de literatuur valt niet samen met de beredeneerde wereld van de ideologieën. In tegenstelling tot filosofische of politieke doctrines is het literaire werk geen abstract conceptueel systeem, maar de creatie van een concrete, imaginaire wereld van personages en dingen,’ schrijft de Frans-Braziliaanse marxist Michael Löwy.2

Niemand minder dan Friedrich Engels geeft in zijn uitgebreide briefwisseling met Karl Marx toe dat hij van Honoré de Balzac meer geleerd heeft, dan van ‘alle historici, economen en beroepsstatistici van die periode’.

De sterkte van een roman is dat hij weigert eenduidige antwoorden te geven op existentiële vragen. Een goede roman biedt een veelheid van vaak tegenstrijdige gezichtspunten die je bij een filosoof of een wetenschapper niet altijd kunt verwachten.

Daarvoor moet je vaak te rade gaan bij de kunstenaar die dan romancier, toneelschrijver, kineast, musicus, fotograaf, beeldhouwer of schilder kan zijn. De Nederlandse filosofe Karen Vintjes zegt het mooi:

‘De pure filosofie tracht de essentie van het algemene menselijke existeren op het spoor te komen en weer te geven in abstract theoretische taal. Maar daarmee is het niveau van het subjectieve, het singuliere en dramatische aspect van de menselijke bestaanswijze nog niet geëxpliceerd. Hiervoor is slechts het literaire genre toereikend. Alleen de literatuur kan de menselijke ervaring in al zijn rijkdom weergeven.’ 3 Dat heeft Martha Claeys ook goed begrepen.

Een eigen stem

Naast het inhoudelijk sterke verhaal dat Martha Claeys brengt, is er ook de verfrissende vorm waarin haar filosofische worsteling verpakt is. Claeys is een filosofe die bewust geen jargon hanteert die alleen bedoeld is voor de intimi van de academische ivoren toren.

Haar taal is zeer soepel en richt zich naar een breed publiek. Claeys slaagt erin om abstracte ideeën om te zetten in zeer concrete beeldtaal. Bovendien is haar tekst niet overladen, zoals wel vaker gebeurt, met namen en citaten. Haar bronnenmateriaal en inspiratiebronnen werden netjes gegroepeerd op het einde van het boek.

Het is duidelijk dat zij voorrang heeft gegeven aan de leesbaarheid van haar tekst. Dat is ook de werkwijze die zij volgt bij andere publicaties die niet bedoeld zijn voor vaktijdschriften. ‘Kluwen’, een filosofische podcast over de ‘knopen’ van het mens-zijn, die zij samen met de filosofe Lotte Spreeuwenberg samenstelt, is daar een mooi voorbeeld van. ‘Kluwen’ wil aantonen dat filosofie iets te bieden heeft voor iedereen; niet alleen voor professoren in afgelegen kamertjes.

Ook opvallend is dat Martha Claeys zichzelf niet wegcijfert en niet vies is om haar eigen gevoelsleven en kwetsbaarheid te tonen. De eigen onzekerheid en twijfel rond haar thema geeft die worsteling met de emotie trots een zeer menselijk gelaat. Dat komt duidelijk tot uiting in het videogesprek op Hetzoekendhert met Heleen Debruyne dat ik de lezer van ‘Trots’ zeer erg kan aanraden. Samen met het boek dan.

Mag Martha Claeys trots zijn op haar boek? Wat mij betreft zonder enige twijfel.

 

Martha Claeys. Trots – Filosofie van een emotie. Boomfilosofie, Amsterdam, 2023, 221 pp. ISBN 978 9024 4518 76

Notes:

1   Hans Achterhuis, Met alle geweld, een filosofische zoektocht, Lemniscaat, Rotterdam, 2008.
2   Michael Löwy, Herbetovering van de wereld, romantische wortels van linkse denkers, Grenzeloos, Leuven, 2013.
3   Karen Vintjes, Filosofie als passie, het denken van Simone de Beauvoir, Amsterdam: Prrometheus,1992, p. 108.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!