Een passerende jongedame, niet eens een betoger, wordt keihard tegen de grond gesmakt door de politie. Symbolischer kan niet. Screenshot Twitter @Poulin2012
Opinie, Mediakritiek -

Niet in het nieuws: “Fransen gaan niet vroeger met pensioen dan de Belgen”

Het komt regelmatig terug in mediacommentaren over de Franse sociale acties. De Fransen willen hun pensioen op 62 houden, terwijl het hier al op 65 staat en binnenkort 67 wordt. Wat denken die Fransen wel? In werkelijkheid gaan de Fransen net als de Belgen gemiddeld op pensioen op 63 jaar. Waar gaat deze strijd dan echt over? En waarom horen we dat niet in de mediacommentaren?

zaterdag 15 april 2023 12:41
Spread the love

 

Een eerste punt dat dringend moet bijgesteld worden en bij elk journalistiek verantwoord verslag hoort: onze zuiderburen gaan niet vroeger op pensioen dan wij. Ik herhaal: onze Franse buren gaan niet vroeger op pensioen dan wij.

De pensioenuitgaven in Frankrijk zijn ook niet in gevaar. Integendeel, de komende jaren wordt een daling verwacht van de totaaluitgaven voor de Franse pensioenen. Waarom dan deze heisa?

Vanaf 2030 moet de Belgen tot hun 67 jaar werken, drie jaar langer dan de huidige hervorming van Frans president Macron die ‘slechts’ tot 64 jaar gaat. Waarom is het Franse verzet tegen deze hervorming dan zo groot (en zo klein hier in eigen land)?

Onze zuiderburen gaan niet vroeger op pensioen dan wij. Ik herhaal: onze buren gaan niet vroeger op pensioen dan wij.

Het antwoord is eenvoudig. We praten niet over hetzelfde. De ’62 naar 64′ hervorming in Frankrijk gaat over de minimale leeftijd die je moet bereiken om recht te hebben op een pensioen, dat dan niet noodzakelijk een volwaardig pensioen is.

Wat die minimumgrens dus zegt is dat je vanaf die leeftijd mag op vervroegd pensioen gaan als je dat wil, ook al is dat dikwijls nadeliger dan wanneer je zou blijven voortwerken. Met andere woorden, in Frankrijk gaat de strijd over de ondergrens voor mogelijk vervroegd pensioen, terwijl Fransen daar  nu al nauwelijks gebruik van kunnen maken en er bovendien nog twee jaar bovenop te verduren krijgen.

In België lag die mogelijke ondergrens tot voor enkele jaren op 60 (dus twee jaar lager dan in Frankrijk) op voorwaarde dat je dan 35 jaar hebt gewerkt. Onder de regering di Rupo werd dat 62 jaar en 40 jaar werken.

Er zijn echter nog altijd een aantal specifieke beroepscategorieën die nog vroeger met pensioen mogen. De bedoeling van de Belgische hervorming 65 naar 67′ is om tot een eengemaakt pensioensysteem te komen voor iedereen, los van het specifieke werk dat je tijdens je loopbaan hebt verricht.

Concreet betekent het dat iedereen in het stelsel waarin hij/zij zit twee jaar langer moet werken dan vroeger. Concreet betekent het dat een vuilnisophaler of een verpleegster even lang moet werken als een bankdirecteur of een bedrijfsleider.

Om op die vervroegde pensionering recht te hebben moet je zowel in België als in Frankrijk dus wel een minimaal aantal loopbaanjaren op de teller staan hebben, anders verlies je een deel van je pensioenrechten. Wil je dus een zo maximaal mogelijk pensioen bekomen binnen het stelsel waarin jij hebt gewerkt, dan moet je toch langer blijven werken.

Eén op vier werkende Fransen in lage lonen, in zware fysieke arbeid en met slechte arbeidsomstandigheden haalt de leeftijd van 62 jaar niet.

In Frankrijk ben je pas volledig zeker van een volwaardig pensioen zonder enige loopbaanvoorwaarde qua aantal gewerkte jaren als je doorwerkt tot je 67 bent. Heel wat mensen, niet toevallig in de lagere lonen, zien zich in het huidige Franse systeem van mogelijk pensioen op 62 toch verplicht langer te werken omdat ze met dat pensioen vanaf 62 jaar niet rond komen.

Ook al mochten ze dan in het huidige Franse systeem met pensioen gaan op 62, dan kunnen ze dat om financiële redenen toch niet. Daar wil de Franse president Macron nu nog twee jaar bijdoen (wat hij zonet heeft bevestigd door de wet te ondertekenen).

Bovendien, en daar gaat deze strijd echt over, zowat één op vier werkende Fransen in lage lonen, in zware fysieke arbeid en met slechte arbeidsomstandigheden haalt de leeftijd van 62 jaar niet eens.

De voorwaarden om in Frankrijk toch vroeger op pensioen te gaan zijn weliswaar iets beter dan in België. Je moet er volgens je leeftijd tussen 41,5 en 43 werkende jaren voor hebben gepresteerd, in België is dat 45 werkjaren.

De Franse pensioenen zijn daarom ook hoger dan de Belgische, met een nodige nuancering: ze zijn een heel klein beetje hoger voor de lage lonen, maar heel wat meer voor de hoge lonen.

President Macron beweert dat het pensioenstelsel in de komende jaren bij gebrek aan geld in elkaar gaat klappen als er niet wordt ‘hervormd’. Zijn argumentatie lijkt logisch en klinkt ook hier heel luid. Er zijn meer gepensioneerden en minder actieve burgers, een hogere pensioenleeftijd voor iedereen is dan toch logisch?

De pensioenen zijn in Frankrijk goed voor 15 procent van het bruto binnenlands product. Dat is redelijk veel. Volgens de Europese Commissie zal dat tegen 2070 echter geleidelijk blijven dalen tot 12,8 procent.

Het echte resultaat: in de dagelijkse praktijk gaan de Fransen gemiddeld op dezelfde leeftijd op pensioen als de Belgen. Hun pensioenen zijn gemiddeld genomen iets beter (nogmaals met nuancering, zoals ik hierboven al zei: een heel klein beetje voor lage lonen, heel wat meer voor hoge lonen). De totale uitgaven voor de pensioenen blijven echter dalen.

Waarom dan de koppige houding van Macron om zijn hervorming er toch door te duwen? En waarom de intensiteit van het verzet van de Franse bevolking?

Dit is een strijd voor wie nog oud genoeg mag worden om gezond met pensioen te gaan.

Wel, als men in België de ondergrens om op pensioen te mogen – die hier dus op 62 ligt, twee jaar vroeger dan de net hervormde wet in Frankrijk – zou optrekken tot 64 zoals in Frankrijk, dan zou dat ook hier veel protest uitlokken. Het zou betekenen dat mensen die zware arbeid verrichten en in lage lonen werken moeten blijven werken tot hun 64, terwijl ze net in die laatste werkende jaren het hardst aftakelen.

Het betekent voor hen dikwijls pas op pensioen gaan als ze toch te versleten zijn om nog te werken. Genieten van een paar gezonde pensioenjaren is voor een aanzienlijk deel van hen bij voorbaat uitgesloten. Hun karige pensioen zal voor de enkele jaren die hen nog resten volledig opgaan aan gezondheidszorg.

Het Franse protest gaat dus niet zomaar over dat recht op pensioen. Dit is een strijd over de vraag wie nog oud genoeg mag worden om gezond met pensioen te gaan.

De gezonde levensverwachting zijn de jaren die een mens gezond door het leven stapt, wat je niet mag verwarren met de volledige levensverwachting, waar ook het aantal zieke jaren – de jaren van aftakeling – bij zitten.

In België ligt de gezonde levensverwachting van kortgeschoolde mannen op 62 jaar (cijfers van de VUB), maar langstudeerders worden gemiddeld 74 jaar oud. Langstudeerders leven dus gemiddeld 12 jaar langer. Een gemiddeld cijfer betekent echter niet dat je 50 procent kans hebt om ouder te worden dan die 62 of 74 naargelang je individuele situatie.

Nietszeggend gemiddelde versus betekenisvolle mediaan

Gemiddelde cijfers worden veel gebruikt in de media. Ze zijn voer voor ronkende titels, maar zeggen in feite niets, omdat ze geen informatie bevatten over een factor die veel belangrijker is: de verdeling over de bevolking. Daarvoor heb je de mediaan nodig, een begrip dat niet zo bekend is.

Twee eenvoudige voorbeelden om dat verschil te illustreren:

  1. vijf personen verdienen elk respectievelijk 800, 1000, 1000, 1200 en 96.000 euro per maand, dus verdienen zij samen 100.000 euro, gemiddeld verdienen zij 100.000/5 = 20.000 euro; met andere woorden, slechts één van deze vijf personen verdient méér dan het gemiddelde; de mediaan geeft een heel ander beeld, het is het cijfer in het midden van de reeks, met evenveel personen ervoor als erna; in dit geval is de mediaan 1.000 euro! Besluit: grootverdieners trekken gemiddelde cijfers fel op, maar geven een volledig vertekend beeld van de maatschappelijke werkelijkheid;
  2. vijf personen worden respectievelijk 55-65-65-75-90 jaar; hun gemiddelde leeftijd is 350/5 = 70; slechts twee van de vijf worden ouder dan het gemiddelde en de mediaan ligt echter nog vijf jaar lager op 65 jaar; een gezonde levensverwachting van kortgeschoolden ‘gemiddeld’ op 62 betekent concreet dat méér dan de helft van hen nog jonger sterft.

De minimale leeftijd waarop je met pensioen mag met twee jaar optrekken komt erop neer dat fysiek hard werkende mensen minstens twee gezonde pensioenjaren inleveren.

Ons huidig pensioenstelsel zit zo in elkaar dat kortgeschoolden die zeer jong beginnen te werken 43 of 44 jaar moeten werken om vervroegd op pensioen te mogen. Concreet, wie op 18 begint, kan hoogstens op 61 of 62 jaar met pensioen, net op het ogenblik dat voor een groot deel van hen de gezonde jaren stoppen.

Wie daarentegen lang heeft kunnen studeren en bijvoorbeeld pas op 23 begint te werken moet weliswaar 42 jaar werken voor een volledig pensioen en kan dus ‘pas’ op 65 met pensioen, drie jaar later dan die handarbeider.

Die langstudeerder heeft echter een fysiek veel minder belastende loopbaan achter de rug, heeft al die jaren méér verdiend en heeft dus recht op een hoger pensioen. Daar komen bovendien nog 7 jaar gezonde levensjaren bij tot 72.

Dat is de sociale werkelijkheid waar de Fransen tegen protesteren (en wat de werkende mensen in België ook best overwegen te doen).

De vraag hoeveel pensioenen mogen kosten (en gezondheidszorg, openbaar vervoer, onderwijs…) gaat niet over financiële mogelijkheden, het is een maatschappelijke keuze.

Er zit een fundamenteel onrecht in het pensioenstelsel ingebakken. Wie kortgeschoold is, jong begint te werken, fysiek zware arbeid verricht, in onregelmatige uren van ploegen en nachtdienst, voortdurend belastende repetitieve handelingen doet aan de band, die persoon krijgt uiteindelijk minder pensioen, en dan nog enkel als hij/zij de leeftijd wel haalt om met pensioen te gaan. En als hij/zij dat pensioen haalt zitten er veel minder gezonde pensioenjaren in.

De kostprijs dan?

Waar de Franse pensioenuitgaven de komende jaren zakken van 15 naar 12 procent gebeurt in België het omgekeerde. Ze stijgen van 12 naar 15 procent van het bruto binnenlands product.

Al gaat het hier om enorme bedragen, het geld dat een maatschappij bereid is uit te keren aan zijn oudere burgers is uiteindelijk een ideologische keuze, net als het systeem om ze te financieren.

De vraag hoeveel pensioenen mogen kosten (net als gezondheidszorg, openbaar vervoer, onderwijs…) gaat niet over financiële mogelijkheden, het is een maatschappelijke keuze.

Je kan het debat over de pensioenen ook niet los zien van alle andere maatschappelijke kwesties. Betere pensioenen betekent ook betere lonen tijdens je loopbaan, betere arbeidsvoorwaarden, meer sociale rechten zoals herstelverlof en vakantie en vooral, meer bijdragen aan het systeem door de werkgevers. Betere arbeidsvoorwaarden zijn trouwens beter voor de productiviteit, en besparen uitgaven in gezondheidszorg (zie de enorme cijfers van burnout en beroepsziekten).

Maar goed, wie zal dat dan betalen?

Nu gebeurt dat grotendeels met een voorafname op je loon – je pensioen is in feite een uitgesteld loon! – maar er zijn perfect andere systemen bedenkbaar. Belastingen op fortuinen en aandelen bijvoorbeeld, hogere tarieven voor de hogere inkomens, een maximumplafond voor pensioenen, belastingen op alle vormen van inkomen die niet door arbeid worden gegenereerd.

De financiële basis waarop het pensioenstelsel is gebaseerd moet met andere woorden compleet anders, niet vanuit puur financiële overwegingen, maar vanuit de bedenking wat voor maatschappij wij willen.

Is het trouwens niet wraakroepend dat de sociale bijdragen die kortgeschoolden heel hun loopbaan afdragen uiteindelijk niet voor henzelf zullen dienen maar voor zij die het geluk hebben langer te leven.

Het huidige pensioenstelsel is ontstaan na de Tweede Wereldoorlog en ging uit van het principe dat werkgever én werknemer samen de pensioenen zouden financieren. De demografische samenstelling is sindsdien veranderd, dus is het niet meer dan logisch dat ook het financieringsmodel wordt aangepast.

Kleine pensioenen dragen bij aan de economie, grote niet

Er is tenslotte nog een ander aspect dat bij het pensioendebat wordt vergeten. Mensen met een pensioen investeren hun geld niet in een of ander fiscaal paradijs of kopen geen aandelen van grote bedrijven.

Zij besteden hun inkomen (want dat is het nog altijd, een inkomen) aan voeding en koken, gas, elektriciteit, verwarming, de wagen, de fiets of het openbaar vervoer, kledij, gezondheidszorg en – zolang het nog kan – aan vrije tijd : restaurant, café, daguitstapjes…

Pensioen is met andere woorden geld dat bijna volledig terugkeert in de economie, dat fiscale inkomsten genereert en veel tewerkstelling creëert in de sectoren die hier net boven vermeld staan.

Als het allemaal zo goed meevalt, als het allemaal wél betaalbaar kan worden gehouden, als redelijke pensioenen voor iedereen zelfs goed zijn voor de economie, hoe valt dan de koppige hardnekkigheid te verklaren waarmee de pensioenhervorming in Frankrijk (en hier) er wordt doorgedrukt?

De voorstanders van hogere pensioenleeftijden zijn niet bezorgd over de stijgende pensioenkosten. In Frankrijk voorziet men zelfs een lichte daling in de komende jaren.

President Macron is geen dommerik, hij weet perfect dat andere financieringsmethodes mogelijk zijn, hij weet even goed dat de pensioenen wel degelijk betaalbaar blijven.

Alleen, hij wil het huidige financieringssysteem niet veranderen. Hij wil geen hogere fiscale bijdragen van het rijke deel van de Franse bevolking of van de grote bedrijven. Daar zitten niet alleen zijn kiezers, hij is zelf een lid van de rijke klasse. Dit is zijn cadeau aan hen.

Het is de enige wereld die hij kent en begrijpt. Bovendien, als de pensioenleeftijd verhoogt, dalen de pensioenuitgaven, wat voor de werkgevers – die sans gêne zelf een gul pensioen opstrijken – een argument is om hun bijdragen aan het pensioenstelsel ‘aan te passen’, lees: te verlagen.

Concreet, deze hervorming dient om meer geld in de eigen zakken te steken van de winsten die hun werknemers voor hen produceren tot ze opgebruikt zijn.

Last but not least, de hardnekkigheid om de pensioenleeftijd te verhogen is onderdeel van een strijd voor een andere maatschappij. Dit is een strijd die door de zeer klassenbewuste upper class wordt gevoerd, voor de terugkeer naar een maatschappijmodel waar werkende mensen terug hun plaats moeten kennen.

De vraag is of we die klassenstrijd van zij daarboven tegen ons daar beneden zomaar moeten slikken. Sociale strijd is van alle tijden. De Fransen geven het voorbeeld. Zijn wij bereid hun strijd te vervoegen?

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!