Duurzamer leven is geen hippe trend van bakfietsbobo’s

Rechts-populisten zetten de arbeidersklasse op tegen de middenklasse door die laatste als ‘culturele elite’ weg te zetten. Links-populisten doen aldus Robrecht Vanderbeeken nu hetzelfde, maar ze hebben het over de ‘groene elite’.

donderdag 23 maart 2023 10:04
Spread the love

 

Het succes van de BoerBurger­Beweging in Nederland doet stof ­opwaaien. Ook bij ons zoekt menig analist een verklaring voor die ­proteststem. Volgens filosoof Glenn Deliège  (DS 18 maart) speelt de afkeer voor een zogeheten ‘geëmancipeerde elite’ daarbij een rol. Daarmee heeft de woordenwolk van het politieke ­debat er weer een begrip bij. Bestaat er zoiets als ‘de groene elite’, waarvan het gedachtegoed te stedelijk is voor het platteland en te groen voor de stad?

Dat nieuwe frame vraagt om doorlichting, want de terminologie die we gebruiken doet ertoe: wie erin slaagt zijn begrippen gangbaar te maken als de neutrale manier waarover we over de werkelijkheid ­spreken, is goed op weg om zijn ­ideologische programma te reali­seren.

Het begrip ‘klimaatelite’ lijkt een variant op het concept ‘culturele ­elite’, dat populair is bij rechts-populisten. Die proberen er de aandacht mee af te leiden van de échte – de financieel-economische toplaag – en de grote verantwoordelijkheid die ze draagt. Ze willen die aandacht verschuiven naar de progres­sieve middenklasse: die zou nu verantwoordelijk zijn voor wat in onze samenleving misloopt.

Zo kan de top van onze maat­schappij de onderkant opzetten tegen het midden: tweedracht zaaien op de socio­logische breuklijn tussen de ­arbeidersklasse en de rest van de ­werkende mensen die qua scholing en culturele interesses anders georiënteerd zijn. Aanverwante smaadwoorden zijn ‘mei ‘68-ers’, ‘kosmopolieten’, ‘politiek correcten’, ‘cultuurmarxisten’ en de favoriet van vandaag: ‘wokies’.

Linkse debatfiche

De ‘groene elite’ neemt een vergelijkbare retorische rol op, als debatfiche van links-populisten. Want wie zijn ze dan, die elitairen? Over de agro-industrie die de boer als handpop gebruikt, gaat het alvast niet. Evenmin over de autolobby die graag spreekt in naam van de ­arbeider, die met de auto vanuit het stadscentrum naar de industriezone moet geraken, om circulatie­plannen en voetgangerszones als ­asociale schandalen af te schilderen.

Er zijn natuurlijk gegoede mensen die zich vlot een warmtepomp, een passiefwoning en een elektrische ­auto kunnen veroorloven. Desondanks blijft de ecologische voet­afdruk van hun levensstijl groot. Het is dan ook niet fair om ­iedereen die ervoor kiest tweedehands te kopen, de fiets te nemen of klimaatbewuster te eten, in dezelfde geprivilegieerde zak te steken. Zo maak je geëngageerde mensen ­moreel schuldig, in plaats van hun ­inspanningen te honoreren.

Bovendien zijn er veel mensen uit de arbeidersklasse die heus meer ­haalbare inspanningen kunnen doen om duurzamer te leven. En dat ook wel willen, als ze ertoe gesensibiliseerd worden. Het concept ‘groene elite’ biedt hen een ­vrij­geleide om transitieplannen gemakshalve weg te wuiven als hippe trends van bakfietsbobo’s. Ook wie zich wél minder evidente klimaatinspan­ningen kan permitteren, maar het comfort van de status quo verkiest, doet daar graag aan mee.

Nuttige idioten

In de woordenwereld van Raoul Hedebouw (PVDA) dook een vergelijkbaar frame op: wie zegt dat iedereen zijn deel moet doen om het klimaat te redden, maakt zich volgens hem schuldig aan ‘klimaat­elitisme’.

Vooral groene politici krijgen dat etiket opgeplakt, als blijkt dat multinationals en aandeelhouders vrijwel buiten schot blijven en vooral de ­consument moet betalen voor ‘hun’ klimaatbeleid. Niet de mensen, maar de beleidsmakers moeten het nodige doen, klinkt het vervolgens, en de ­rijken moeten betalen. Er zou immers geen individuele oplossing bestaan voor een collectief probleem.

Nochtans blijkt dat van alle men­selijke activiteiten onze spullen het meest vervuilend zijn. Ook hier geldt: less is more. Wie een meerderheid kan doen consuminderen, realiseert een wereld van verschil. Het was knap hoe PVDA de achterban mobiliseerde om na de overstromingen in Verviers solidair te gaan helpen. Maar een ­gelijkaardige sensibiliserende ­dyna­miek om klimaatrampen te voor­komen, ontbreekt.

Electoraal niet ­interessant? ‘Voor het klimaat en je portemonnee’, met die slogan wil de partij een spreidstand overbruggen. Zo voedt ze wel de illusie dat wij niet ­anders moeten gaan leven. En dat wie daartoe oproept nuttige idioten zijn, marionetten van de elite.

Een wij-verhaal

Het klopt dat sommige politici het draagvlak voor klimaatprotest ­willen afzwakken door hun beleids­verantwoordelijkheid af te schuiven op de bevolking. Doe zelf iets, hoor je dan, neem kortere douches, draag truien, enzovoort.

Er bestaat natuurlijk ook asociaal klimaatbeleid dat wie minder heeft harder treft. Noem het dan gewoon zo, asociaal, om voor beleid te strijden dat van iedereen evenveel vraagt.

En in theorie is het zeker waar dat de ecologische omslag er alleen kan komen als we de organisatie van onze economie structureel omgooien. Maar daarvoor een draagvlak creëren, doe je door je achterban alvast zelf te sensibiliseren. Maak de switch!

In de praktijk heeft het label ­‘klimaatelitisme’ een dubbele bodem waarbij je, net zoals rechts-populisten doen, via de onderbuik kunt inspelen op de breuklijn tussen arbeiders- en middenklasse. Zo kun je electoraal het onbehagen van onderuit kapita­liseren tegen ‘de groenen’, hoewel dat politieke bondgenoten horen te zijn.

Zo kun je inspelen op de eventuele minderwaardigheidscomplexen en klassenfrustraties van arbeiders ten aanzien van de ‘geëmancipeerde ­elite’, als nieuwe ‘klassenvijand’. Maar wat een universele strijd hoort te zijn, een écht wij-verhaal, gaat dan kopje-onder in identitaire therapie.

Zo blijft het publieke debat dezelfde rondjes draaien, schuiven we de verantwoordelijkheid heen en weer, terwijl de klimaatklok tikt en er een zoveelste alarmerend klimaatrapport verschijnt. In zijn boek Wat we toen al wisten (2022) wijst Geert Buelens erop dat we al een halve eeuw dezelfde ­debatten voeren.

De ene zweert bij een groene markt en stelt al zijn hoop op nieuwe technologie. De andere zoekt alle heil bij de overheid. Een ­derde roept op om onderling alvast zelf veranderingen in beweging te ­zetten. Terwijl we dat allemaal ­tegelijk nodig hebben.

 

Robrecht Vanderbeeken is filosoof en co-redacteur van Debatfiches van de Vlaamse elite (2022, EPO).

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!