In haar boek Elementaire principes van oorlogspropaganda (2003) legt Ann Morelli uit hoe een bevolking zover kan gekregen worden dat ze toestemt in een schijnbaar ‘rechtvaardige’ oorlog. Het vijandbeeld wordt aangezwengeld en de bevolking moet dan worden beschermd tegen de wreedheden van demonische machten.
Morelli: “Keer op keer laten we ons beetnemen. Telkens denken we: ik tuimel er niet meer in. Dit overkomt mij nooit meer. Als de volgende keer daar is, krijgen we echter weer zoveel emotionele beelden te zien dat we ons opnieuw laten bedotten.”
Zowat alle oorlogen van de voorbije decennia begonnen op basis van leugens, na heel veel propaganda met een humanitair sausje. Die hebben enorm veel geld en honderdduizenden, zo niet miljoenen mensenlevens gekost en de situatie ter plaatse nog verergerd. Desinformatie door de media is een strategisch wapen om oorlogen aanvaardbaar te maken voor de burgers
In de Westerse hemisfeer heeft de VS de informatieoorlog zo geperfectioneerd dat de meeste Amerikanen en Europeanen bijna niets weten over de werkelijke impact van de westerse militaire operaties die in hun naam in de rest van de wereld worden gevoerd.
Majoor Ralph Peters, verantwoordelijk voor “toekomstige oorlogsvoering” bij de Deputy Chief of Staff voor Intelligence van het Amerikaans leger, schreef al in 1997 in een militair tijdschrift:
“Wij zijn meesters in informatie-oorlogsvoering… Er zal nooit vrede heersen. Op ieder moment van ons leven zullen er meerdere oorlogen over de hele wereld woeden. Gewelddadige conflicten zullen de krantenkoppen blijven domineren, maar de culturele en economische strijd zal uiteindelijk meer beslissend zijn.”
“De feitelijke rol van de Amerikaanse strijdkrachten zal er in bestaan de wereld veilig te houden voor onze economie en open voor onze culturele overheersing. Om dat te bereiken zullen we een behoorlijk aantal mensen moeten doden.”
Het Amerikaans ministerie van defensie betaalde tijdens de bezetting van Irak, het controversiële Britse PR-bureau Bell Pottinger meer dan een half miljard dollar om een top secret fake news propaganda-programma over Irak te maken, zo kon het gerenommeerde Bureau of Investigative Journalism op 1 oktober 2016 onthullen. Het bureau ontving 540 miljoen dollar tussen mei 2007 en december 2011, maar had in 2006 reeds $ 120 miljoen van de VS ontvangen.
Dit programma omvatte onder andere nep al-Qaeda video’s en korte TV-segmenten, die fake video’s van opstandelingen toonden, in de stijl van Arabische nieuwszenders en die konden worden gebruikt om mensen, die deze video’s bekeken op het internet, op te sporen.
Het personeel van Bell Pottinger werkte samen met hooggeplaatste Amerikaanse militaire officieren in hun Bagdad Camp Victory hoofdkwartier, terwijl buiten het verzet woedde.
De productie van dit nepmateriaal werd goedgekeurd door voormalig generaal David Petraeus – bevelhebber van de coalitietroepen in Irak – en soms door het Witte Huis zelf. Bell Pottinger produceerde op die manier stapels propagandamateriaal voor het Pentagon.
Voor de controle over de perceptie bij de gewone Amerikaan van de oorlog in Irak betaalde het ministerie van Defensie ook privé-Amerikaanse aannemers in Irak tot 300 miljoen dollar gedurende de jaren 2009-2011 voor het produceren van nieuwsberichten en amusementsprogramma’s in de Iraakse media in een poging sympathie te genereren bij de lokale bevolking om de Amerikaanse doelstellingen en de Iraakse collaboratieregering te steunen.
“Dit jaar bedragen de uitgaven voor de Pentagon Public Relations, voor het ‘winnen van de harten en de geesten’ in binnen-en buitenland, naar verwachting tenminste 4,7 miljard dollar”, meldde de Nieman Foundation for Journalism aan de Harvard University in 2009, zich afvragend waar de grens ligt tussen nieuws en propaganda.
Het publiek wordt niet geacht om de wandaden van de Amerikaanse oorlogsmachine te weten te komen en er wordt op grote schaal desinformatie verspreid die door een bevriend media-apparaat gretig wordt overgenomen.
“Het is essentieel voor het succes van de nieuwe Iraakse regering en de Amerikaanse troepen om zowel effectief te communiceren met ons strategisch publiek (dat wil zeggen het Iraakse, pan-Arabische, internationale en Amerikaanse publiek) als om brede steun te krijgen voor onze kernthema’s en berichten”, aldus de wervingsadvertentie voor een team van 12 civiele aannemers in Irak.
De mediamanipulatie begon niet in 2003. John Catalinotto van het International Action Center (IAC) maakte deze vaststelling: “935 leugens. De bende van Bush loog 935 keer tussen 11 september 2001 en 19 maart 2003, om de invasie van Irak te rechtvaardigen. Bush zelf loog 259 keer. De grootste leugen was dat Irak ‘massavernietigingswapens’ had en dat Saddam Hoessein met al-Qaida samenwerkte.”
“Waarom is dat aantal leugens belangrijk? Er waren 935 mogelijkheden om de leugenaars te ondervragen. Deze 935 leugens zijn het bewijs dat de gehele Amerikaanse heersende klasse verantwoordelijk is voor het complot om oorlog te voeren tegen Irak.”
“De miljoenen mensen die tegen de oorlog marcheerden wisten dat dit leugens waren. Je hoefde daarvoor geen Einstein te zijn. De hele heersende klasse en haar instellingen spanden echter samen. Het ministerie van defensie ging gewillig mee. Het ministerie van buitenlandse zaken bezorgde de valse verklaringen aan de VN. Het Congres stemde de fondsen.”
“Geen enkel groot mediaconcern heeft de beleidsmakers over deze leugens kritisch ondervraagd. De invloedrijke New York Times en de Washington Post steunden de oorlog. Evenmin hebben de media toegestaan aan de tegenstanders van de oorlog om de leugens bloot te leggen.”
Media mede-verantwoordelijk voor minimalisering aantal slachtoffers
Nergens is de mediamanipulatie duidelijker dan in een landelijke steekproef in 2013 uitgevoerd door ComRes, een professioneel enquêtebureau. Dat vroeg aan Britse burgers om het dodental te schatten van de oorlog in Irak sinds 2003.
De resultaten tonen aan hoe de Britse media de publieke opinie misleiden. ComRes stelde twee vragen. De eerste vraag luidde: “Hoeveel Irakezen, zowel strijders als burgers, denk je dat er zijn overleden als gevolg van de oorlog, die begon in Irak in 2003? Geef een benaderende schatting.”
Een verbazingwekkende 44 procent van de respondenten schatte dat minder dan 5.000 Irakezen gedood werden sinds 2003. 59 procent van de respondenten dacht dat minder dan 10.000 Irakezen stierven als gevolg van de oorlog. Slechts 2 procent schatte het dodental op meer dan één miljoen, de waarschijnlijk juiste inschatting.
De resultaten zijn vooral schokkend omdat aan de respondenten niet werd gevraagd om hun ramingen te beperken tot Iraakse burgers die waren gedood als direct gevolg van geweld.
Ongeveer driekwart van het Britse publiek (74 procent) gaf schattingen van minder dan 50.000, dat is minder dan de helft van de tellingen van Iraq Body Count (IBC), een website die de door de media gerapporteerde slachtoffers vermeldt. Slechts 16 procent van de bevolking gaf een schatting van meer dan 100.000 Iraakse doden.
Het Britse publiek is niet beter geïnformeerd dan de burgers in de VS. Een enquête uitgevoerd door AP in 2007 vroeg het Amerikaanse publiek om het Iraakse dodental bij de burgerbevolking te schatten tijdens de oorlog. Het mediane antwoord was “ongeveer 10.000 burgerdoden”.
De enquête van ComRes stelde ook de volgende vraag: “Welk percentage van de Iraakse sterfgevallen als gevolg van de oorlog waren civiele, dit wil zeggen, niet-strijders, denkt u? Geef een percentage van 1-100. Geef een benaderende schatting.”
Vijftig procent schatte dat minder dan de helft van de Iraakse doden burgers waren.
De grote commerciële media zijn enthousiast meegestapt in de verzinsels die Bush & co voor de oorlog hebben verspreid. De mainstream media zijn even enthousiast meegestapt in de kritiek van de Britse regering om een studie van The Lancet naar de prullenmand te verwijzen. Een recent artikel in de Britse krant The Guardian beweerde dat de invasie had geleid tot de dood van ‘tienduizenden Irakezen’.
In oktober 2006 deed Les Roberts, Clinical Associate Professor in het Programma over Gedwongen Migratie en Gezondheid aan de Columbia University, een wetenschappelijk mortaliteitsonderzoek, dat werd gepubliceerd in The Lancet.
Het besluit van dit onderzoek was: “We schatten dat tussen 18 maart 2003 en juni 2006 654.965 (392.979 tot 942.636) Irakezen zijn overleden boven wat zou verwacht worden op basis van het sterftecijfer vóór de invasie. Van deze sterfgevallen schatten we dat 601.027 (426.369-793.663) te wijten waren aan geweld.”
2,5% van de totale Iraakse bevolking zou zijn overleden sinds het begin van de oorlog. De studie gaf aanleiding tot veel kritiek.
De ComRes-enquêteresultaten zijn een treffende illustratie van hoe een “vrije” pers onwetendheid verspreidt bij het publiek om een oorlog aanvaardbaar te maken. Toekomstige oorlogen (of ‘humanitaire interventies’) maken natuurlijk veel meer kans als de publieke opinie van een land dat de oorlog begint, onwetend wordt gehouden over de menselijke kost ervan.
Noam Chomsky reageerde zo op de ComRes-enquête: “Zeer schokkend. En nogal vergelijkbaar met de studie van schattingen van sterfgevallen in de Vietnamoorlog door Sut Jhally, uitgevoerd aan de elite-universiteit waar hij doceert. Mediaan schatting: 100.000 doden, ongeveer 5 procent van het officiële cijfer, 2 procent van het waarschijnlijk aantal doden. Verbazingwekkend – tenzij men bedenkt dat in de VS veel mensen zelfs niet eens weten waar Frankrijk ligt.”
Alex Thomson, correspondent bij Channel 4 News, heeft als enige mediacommentaar gegeven over deze enquête. Hij zei dat “het vragen oproept voor mediamensen dat na zoveel tijd, moeite en geld gespendeerd te hebben, de perceptie van bloedvergieten zo hardnekkig verkeerd blijft”.
Les Roberts zegt: “Het kan best dat het vele Britten weinig kan schelen wat hun politici doen met hun belastinggeld. De Britse en Amerikaanse regeringen hebben er actief toe bijgedragen om studies en bronnen in diskrediet te brengen en verdeeldheid en verwarring te zaaien over de schattingen van het aantal doden, in de hoop dat de publieke opinie zich niet tegen hen zou keren.”
In feite werd de enquête gewoon genegeerd door de media. Uit de Lexis media-database blijkt geen enkele vermelding in een Britse krant, ondanks dat ComRes-enquêtes als zeer geloofwaardig bekend staan en vaak worden vermeld in de pers.
Saddams vermeende links met Al Qaeda, de mythe van de massavernietigingswapens, het verhaal van zogenaamde Yellow Cake in Niger (de mythe dat Saddam Hoessein zogezegd uraniumpoeder – yellow cake – wou kopen in Niger), de door Colin Powell beweerde mobiele eenheden voor het produceren van biologische wapens, enz., alles hebben de media geslikt en doorgegeven als feiten om een inval in Irak te rechtvaardigen.
De media zijn met andere woorden guilty as hell en hebben zich voor hun foutieve informatie ook nooit verontschuldigd, noch lessen getrokken uit de desinformatie die ze hebben verspreid. Integendeel, ze doen dapper voort met Libië, Syrië en Iran.
Bloody Tuesday: 8 april 2003, een donkere dag voor journalisten
Journalisten die niet meezongen in het imperialistische koor werden openlijk geviseerd door de VS strijdkrachten. Verscheidene onafhankelijke journalisten werden gedood toen de Amerikaanse oprukten naar Bagdad. Hun dood markeerde het begin van de ’embedded’ oorlogsverslaggeving.
Dinsdag 8 april 2003 was een donkere dag in Irak voor de vele journalisten die er wilden voor zorgen dat de berichtgeving uit Bagdad de buitenwereld zou blijven bereiken. De meeste journalisten vermoedden tot op die dag nog dat ze relatief veilig waren in hun tijdelijke kantoren in het Palestine Hotel in Bagdad.
Ze hadden het mis. Het eerste slachtoffer die fatale dinsdag was Tareq Ayyoub, een 34-jarige Jordaanse reporter voor al-Jazeera. Ayyoub en zijn Iraakse cameraman Zuheir raakten zwaar gewond toen Amerikaanse raketten insloegen op het kantoor van al-Jazeera in Bagdad, op minder dan 1,5 km van het Palestine Hotel.
Ayyoub stierf kort daarna in het ziekenhuis aan zijn verwondingen. In de buurt beschoot de artillerie van de bezettingscoalitie het kantoor van Abu Dhabi televisie en meer dan 25 verslaggevers vroegen vanuit de kelder van het gebouw om hulp.
Toen een Amerikaans A10 “tank killer” vliegtuig een raket afvuurde op het gebouw van al-Jazeera in Bagdad, bleef de piloot rond het gebouw cirkelen om er zeker van te zijn dat zijn “hit” een succes was.
Er was nochtans een enorm geel “PRESS” teken op het dak aangebracht. De exacte locatie van al-Jazeera was bekend bij de Amerikaanse troepen. Richard Myers, een Amerikaanse generaal, verklaarde echter: “We zijn in staat om met onze precisiewapens niet alleen bepaalde gebouwen te treffen, maar zelfs kamers in een bepaald gebouw.”
Wat een volkomen vreemd toeval dat de VS ook “ten onrechte” de al-Jazeera kantoren in Kaboel gebombardeerd had tijdens de Afghaanse invasie.
Belgische dokter behandelt gewonde Britse cameraman
Enkele uren na de aanval op al-Jazeera was het de beurt aan het Palestine Hotel, waar ongeveer 300 onafhankelijke journalisten verbleven. De 15de verdieping van het hotel werd geraakt door een Amerikaanse raket, die de kantoren van het Reuters persagentschap trof.
Reuter-cameraman Taras Protsyuk, 35, en de Spaanse cameraman José Couso, 37, werden daarbij gedood. Een Japanse cameraman die werkte voor Fuji TV en drie andere Reuters journalisten en andere westerse journalist werden gewond.
Dokter Colette Moulaert en dokter Geert Van Moorter van het in Brussel gevestigde Geneeskunde voor de Derde Wereld, waren tussen 16 maart en 22 april in Bagdad.
Ze namen videoverklaringen op van ooggetuigen en familieleden van burgers gedood bij Amerikaanse aanvallen. Ze beschuldigden de coalitietroepen ervan opzettelijk medische voorzieningen en ambulances onder vuur te nemen.
Dokter Geert Van Moorter bevond zich op die bewuste dag op de 15e verdieping van het hotel. Hier is een uittreksel van zijn getuigenis:
‘Eerst realiseerde ik me niet dat een bom het gebouw zelf had geraakt, slechts drie verdiepingen lager dan waar ik was. Toen ben ik naar beneden gegaan. Als spoedarts ben ik gewend om in noodsituaties het hoofd koel te houden en anderen te kalmeren.”
‘Ik vergezelde een vrouw die in shock was en hielp haar naar beneden. Pas op dat moment kwamen mensen me vertellen dat er slachtoffers waren. Een man van Reuters kwam aanrennen met een EHBO-pakket medicijnen. Samen met hem rende ik naar de eerste gewonde, de Britse cameraman Paul Pascual.”
“Ik hielp hem in een auto te stappen en deed een eerste snelle medische keuring. Ik zag al snel dat hij er niet al te slecht aan toe was en wilde wachten op mogelijk ernstiger gevallen, maar de chauffeur was zo zenuwachtig dat hij meteen doorreed naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis.”
“Niet zonder risico’s te nemen, want de bombardementen gingen door. Al snel kwamen we aan bij het Saddam Centrum voor Plastische Chirurgie. Dit is een zeer gespecialiseerd ziekenhuis en zoals zoveel andere ziekenhuizen was het al enkele maanden voorbereid op een toestroom van oorlogsslachtoffers.”
“Zes uur lang werkte ik op de spoedeisende hulp en hielp ik de toegewijde Iraakse dokters Mehdi Abudi en Walid Al-Dun. Zo kon ik de situatie in het ziekenhuis van binnenuit observeren. We misten een bepaald medicijn dat nodig is voor een goede algehele anesthesie, en ook de dunne draad die de chirurg wilde gebruiken om een doorgesneden pees in de voet van onze patiënt te herstellen.”
“Midden in een van de operaties viel de elektriciteit uit, dus ook alle apparaten om de toestand van de patiënt in de gaten te houden. Met één lamp en een simpele reanimatie-machine werkten we verder…’
“Er is ook een tekort aan ziekenhuispersoneel, om een heel simpele reden: veel gezondheidswerkers komen gewoon niet meer naar het ziekenhuis of ze hebben zelf veel gewonde of overleden familieleden, of ze willen hun families in veiligheid brengen. Ik zag de radiologie-technicus het bloed van de vloer vegen, iemand die toevallig in de buurt woont en het werk van een verpleegster doet.”
“Bepaalde ziekenhuizen moesten worden ontruimd omdat ze zich in de gevarenzones bevinden. De Amerikaanse aanvalsoorlog schendt dus niet alleen het recht op leven, maar ook het recht op medische behandeling.”
“Het was het verhaal van de anesthesist dat de meeste indruk op me maakte. De man had zijn vrouw en drie kleine kinderen al dagen niet gezien. Ze wonen op de weg naar Hilla, in het zuiden. Gisteren is de dokter er even met de ambulance heen geweest.”
“Onderweg zag hij veel lijken langs de kant van de weg liggen, maar ook gewonden. Deze laatsten werden genegeerd door de oprukkende Amerikaanse troepen! Een van de talloze overtredingen van het internationaal recht door de VS! En ondertussen gaat CNN door met het tonen van beelden van GI’s die handen schudden en chocolade uitdelen!”
De beelden van dokter Van Moorter die de Britse cameraman behandelde en begeleidde, werden over de hele wereld getoond: Al-Jazeera, CNN, TF1, de Cubaanse televisie en de Belgische tv-zenders.
Vincent Brooks, een Amerikaanse generaal in het Central Command Headquarters in Doha, Qatar, probeerde te ontkennen dat coalitietroepen opzettelijk journalisten viseerden. Maar journalisten in Bagdad waren het daar niet mee eens. Velen vonden dat ze schietschijven geworden waren.
Het einde van de persvrijheid
“We kunnen de veiligheid van de reporters niet garanderen, tenzij ze bij ons geregistreerd zijn”, aldus een Amerikaanse legerwoordvoerder. Deze uitspraak maakte het heel duidelijk dat verslaggevers, niet ingebed bij de Amerikaanse troepen, nu militaire doelwitten geworden waren.
Dit betekende het einde van de persvrijheid, het einde van het internationaal recht dat de veiligheid van journalisten in oorlogsgebieden waarborgt, het afscheid van de waarheid.
Reuters hoofdredacteur Geert Linneban, zei dat de beschieting van het Palestine hotel “vragen oproept over de bedoelingen van de oprukkende Amerikaanse troepen die perfect wisten dat dit hotel de belangrijkste basis is voor bijna alle buitenlandse journalisten in Bagdad”.
Volgens veteraan BBC-oorlogscorrespondent Kate Adie dreigde het VS-ministerie van Defensie de satellietposities van onafhankelijke journalisten in Irak te treffen.
In een interview met de Ierse radio zei Adie dat een hoge Amerikaanse officier, gevraagd naar de mogelijke gevolgen, verklaarde: “Who cares …. Ze zijn gewaarschuwd”. Ook volgens Adie was de Amerikaanse houding “volledig vijandig tegenover de vrije verspreiding van informatie”.
Ze waarschuwde dat het Pentagon journalisten doorlichtte en beoordeelde volgens hun standpunt over de oorlog en dat de VS de controle over de satelliet-apparatuur van Amerikaanse journalisten zou overnemen om de toegang tot de ether te controleren.
Oorlogscorrespondent Phillip Knightley vermeldde ook bedreigingen van het Pentagon, gericht aan de vrije pers: “Ze vinden het blijkbaar nodig om locaties te bombarderen waar oorlogscorrespondenten proberen de Iraakse zijde van de oorlog te belichten.”
De toenmalige Libanese minister van Informatie Ghazi Aridi hekelde ook deze aanvallen: “De vrijheid waar de VS over spreekt is de vrijheid om iedereen te doden, zonder uitzondering, vooral journalisten, om te voorkomen dat het publiek geïnformeerd wordt over de massamoorden in Bagdad en de Iraakse steden.”
Aridi herinnerde er aan dat de toenmalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell de journalisten opgeroepen had om “Bagdad te verlaten voordat de oorlog begon, zodat er geen getuigen overbleven om verslag uit te brengen over de gepleegde massamoorden”.
Martin Bell, een voormalige BBC-correspondent, zei: “Ik vind het zeer verontrustend dat het steeds gevaarlijker wordt voor een onafhankelijke getuige van de oorlog en dit kan het einde betekenen van de neutrale verslaggeving. Ik heb het gevoel dat onafhankelijke journalisten een doelwit zijn geworden, omdat de beheersing van de informatie-oorlog een hogere prioriteit geworden is dan ooit tevoren.”
Zijn woorden waren profetisch. Tussen de invasie van 20 maart 2003 en de gebeurtenissen op 8 april werden 16 mediamensen gedood in Irak.
Irak dodelijkste conflict voor journalisten in de geschiedenis
De Amerikaanse bezetting van Irak is het dodelijkste conflict voor journalisten in de geschiedenis en de dodelijkste plek op aarde voor journalisten en mediapersoneel in 2003, 2004, 2005, 2006, 2007, 2008, 2010, 2011, 2014, 2016 en 2017.
De derde Conventie van Genève, zoals vermeld in de International Review van het Rode Kruis, maart 2004, dat de bescherming van journalisten en nieuwsmedia personeel in gewapende conflicten regelt, is duidelijk:
“De recente oorlog in Irak is een perfecte illustratie van de toenemende risico’s voor journalisten in conflictgebieden. Het is daarom belangrijk om opnieuw aandacht te vragen voor het feit dat de aanvallen tegen journalisten en media-apparatuur illegaal zijn volgens het internationaal humanitair recht, dat de civiele personen en voorwerpen beschermt, zolang ze geen effectieve bijdrage leveren aan de militaire actie.”
“De media kunnen niet worden beschouwd als een legitiem doelwit, zelfs als ze worden gebruikt voor propagandadoeleinden, tenzij ze worden uitgebuit om aan te zetten tot ernstige schendingen van het humanitair recht.”
“Journalisten en mediapersoneel genieten ook voorzorgsmaatregelen – niet beperkt tot hen alleen – zoals het evenredigheidsbeginsel en de verplichting om vooraf waarschuwing te geven”.
Iraakse journalisten verwaarloosd door westerse collega’s
Belangengroepen die hun collega’s verraden? Het bestaat in Irak. Zogenaamde ‘progressieve’ persagentschappen en zelfs belangengroepen voor journalisten zoals het Committee for the Protection of Journalists (CPJ) hebben meegeholpen aan de verspreiding van leugens door bijvoorbeeld opzettelijk correct cijfermateriaal over aantallen slachtoffers achter te houden.
Dahr Jamail, onafhankelijk journalist, schreef in Al Jazeera op 11 april 2013: “Irak was het dodelijkste land ter wereld voor journalisten ieder jaar van 2003-2008, het derde dodelijkste in 2009, en het tweede dodelijkste in 2010 en 2011, volgens het Committee for the Protection of Journalists (CPJ).”
“CPJ documenteerde 150 vermoorde journalisten in Irak sinds 2003, een getal dat verbleekt in vergelijking met de aantallen die werden gedocumenteerd door de groep BRussells Tribunal (BT). Met vermelding van de naam, datum, beschrijving van het incident en de bron indien beschikbaar, meldt BT dat 382 (veelal Iraakse) journalisten en mediawerkers werden gedood sinds de invasie.”
Het is een vaststaand feit dat sinds de invasie van 2003 de westerse mediaconcerns consequent de sterftecijfers in Irak hebben geminimaliseerd. Vermoorde mediaprofessionals vormen daarop geen uitzondering.
Het is even duidelijk dat de belangengroepen van journalisten in het Westen terughoudend zijn om het echte aantal slachtoffers te vermelden van collega’s die hun leven verloren tijdens deze meedogenloze bezetting. Zij vernauwen daarom de criteria die moeten worden gehanteerd om opgenomen te worden in één van hun lijsten.
Eason Jordan, voormalig CNN-journalist, schreef hierover op 1 juni 2007: “Ik geloof dat we consistente criteria moeten gebruiken voor de telling van het aantal slachtoffers. Maar, om duidelijk te zijn, dat is ‘dodental’, niet ‘vermoord’. Het meest gerapporteerde dodental in Irak – dat van VS-militairen – is vandaag de dag 3.475.”
“Elke dag zie je nieuwsorganisaties verslag uitbrengen over het Amerikaanse leger en de woorden ‘dood’ en ‘vermoord’ door elkaar gebruiken. Om precies te zijn, de telling van het aantal vermoorde slachtoffers is 2.855, plus 620 soldaten die stierven door andere manieren dan in het gevecht.”
“Toch krijgt het cijfer 3.475 alle aandacht en dat is inclusief de dood van alle VS-militairen (chauffeurs, logistiek personeel, enz.) voor alle oorzaken (hoewel met uitzondering van militaire contractanten =huurlingen). Naar mijn mening is het verkeerd voor nieuwsorganisaties om routinematig het totale aantal Amerikaanse militaire doden in Irak te brengen, maar dan in de rapportage over vermoorde collega’s andere en engere criteria te gebruiken.”
Eason Jordan nam ontslag als CNN nieuwschef op 11 februari 2005 na een groeiende controverse over zijn opmerkingen dat Amerikaanse soldaten journalisten doden in Irak. Tijdens het World Economic Forum op 27 januari 2005 in Davos suggereerde Jordan: et was officiële militaire politiek om journalisten te neutraliseren”.
Bovenop deze tragedie is er ook totale straffeloosheid die in Irak veel erger is dan elders in de wereld. Geen enkele moord op journalisten in Irak werd opgelost sinds 2003. Geen enkel geval van moord op journalisten werd onderzocht om de moordenaars te identificeren en te straffen.
“De Iraakse straffeloosheid – of de mate waarin daders aan vervolging ontsnappen voor de moord op journalisten… is de ergste in de wereld. Het is 100 procent. Zelfs vandaag de dag, na de terugtrekking van de Amerikaanse strijdkrachten, hebben de autoriteiten geen enkele interesse getoond om deze moorden te onderzoeken”, verklaarde CPJ in 2012.
De New York Times meldde op 24 december 2013: “Veiligheidstroepen hebben lijsten van journalisten gevonden tijdens invallen in schuilplaatsen van milities, die het doelwit voor moord waren, en veel journalisten zijn gestopt met het rapporteren in de straten of het bijwonen van persconferenties.” De veiligheidstroepen zijn niet geïnteresseerd in het beschermen van de journalisten op deze dodenlijst.
Een lokale journalist vertelde Human Rights Watch dat volgens de informatie van een overheidsbron de veiligheidstroepen een death list van 44 journalisten in hun bezit hqdden. Er werd geen enkele maatregel genomen ter bescherming van die 44 journalisten.
Straffeloosheid voor oorlogsmisdadigers, oorlog tegen klokkenluiders
Op 22 oktober 2010 publiceerde WikiLeaks de Iraq War Logs, een kolossaal compendium van bijna 400.000 geheime rapporten van het Amerikaanse leger, waarin oorlogsmisdaden en andere ernstige mensenrechtenschendingen werden onthuld, begaan door Amerikaanse troepen en coalitietroepen, particuliere aannemers en Iraakse regeringstroepen en paramilitaire troepen.
Het was het grootste lek in de militaire geschiedenis van de VS en verbijsterde de wereld. Nadien werden echter alleen de klokkenluiders die de misdaden onthulden serieus gestraft, terwijl de architecten en de daders van de wreedheden ongestraft blijven.
De publicatie van de Iraq War Logs was het hoogtepunt van een jaar vol WikiLeaks-onthullingen over het optreden van de VS en geallieerden tijdens de zogenaamde War on Terror. Vroeg in het jaar lekte inlichtingenanalist Chelsea Manning van het Amerikaanse leger de video ‘Collateral Murder’, waarop Amerikaanse Apache-helikopterpiloten lachend en grappend te horen zijn terwijl ze een groep Iraakse burgers, waaronder journalisten, afslachten en kinderen neerschieten.
In juli 2010 publiceerde WikiLeaks de Afghaanse oorlogslogs, die meer dan 75.000 geheime legerrapporten bevatten waarin oorlogsmisdaden werden beschreven die door coalitietroepen in Afghanistan waren gepleegd.
Geen van de functionarissen van de regering-Bush of Obama die de illegale oorlog planden of uitvoerden, noch een van de hoge officieren of zelfs gewone soldaten die betrokken waren bij een van de misdaden die in deze logboeken werden onthuld, werden ooit serieus gestraft.
De klokkenluiders werden daarentegen als de échte schuldigen aanzien omdat ze de waarheid aan het licht brachten. Zowel Manning als Assange werden aangeklaagd op grond van de spionagewet van 1917. Manning werd in 2013 veroordeeld tot 35 jaar gevangenisstraf, maar president Barack Obama verleende gratie voordat hij in januari 2017 zijn ambt verliet.
Assange zit vandaag nog steeds gevangen in de beruchte Belmarsh-gevangenis in Groot-Brittannië, in afwachting van mogelijke uitlevering aan de VS, waar hij tot 175 jaar achter de tralies riskeert, hoogstwaarschijnlijk in een supermax-faciliteit die een voormalige directeur omschreef als een “lot erger dan de dood”. Zowel Assange als Manning hebben geleden onder misbruik dat prominente mensenrechtenadvocaten marteling hebben genoemd.
De agressieve vervolging van Manning en Assange is een opzettelijke poging om journalisten, mediakanalen en potentiële klokkenluiders het zwijgen op te leggen als ze de duistere kant van het Amerikaanse beleid willen onthullen.