voor Georgia en Leni
Op een zomerse zondagavond in de late lente loop ik huiswaarts naar beneden vanaf het Brusselse Centraal Station de stad in. Ik zie een jonge vrouw met een witte stok heen en weer zwaaiend, met resolute stap op een zwerm wild neergegooide steps afstevenen als op een mijnenveld. Ik loop naar haar toe en neem haar kordaat bij de arm en bazel iets in het Frans of het Engels om haar te waarschuwen.
Zij, waarschijnlijk mijn accent herkennend, schakelt onmiddellijk naar het Nederlands en zegt om haar haast en haar waaghalzerij te verontschuldigen of haar daadkracht te motiveren, dat ze ‘nog iets wou meepikken van het Brussels Jazzweekend’. Ik zeg ‘ok, we gaan kijken’ en loods haar tussen stoelen, vuilnisbakken en terrastafels naar de Grote Markt.
Niets, geen spoor van een concert. Misschien aan de Beurs? Ook niets. Dan maar naar een jazz bar: den Archiduc, meer bar dan jazz, maar wat voor een bar, een parel van de art deco, Brussels vlaggenschip van de stoombootesthetiek. Ook daar geen concert, maar dat deerde niet. Het klikte meteen en we zaten uren te tateren op het terras.
Georgia bleek van Griekse afkomst te zijn. Ik zei, toen ik haar uitlegde dat ik filosoof was en werkte aan een trilogie over verbazing, dat we samen een tekst moesten schrijven over ‘het innerlijke zien’ en over crip theory. ‘Wat is crip theory?’, vroeg ze. Ik antwoordde dat dat een heel verhaal op zich was.
Jaren geleden kwam een oude vriendin, halve familie eigenlijk, met een heel vreemd verzoek: of ik haar dochter die (al dan niet terecht) autisme als diagnose had gekregen, kon helpen om te leren schrijven. Ik viel uit de lucht, ik zei dat ik nog nooit iemand had leren schrijven, niet wist hoe dat moest, en al zeker niet iemand met autisme, waar ik al helemaal niets van af wist, maar dat ik haar niets kon weigeren en het best wel spannend vond om te proberen.
De eerste keer dat Leni, zo heette die dochter, en ik samen zaten, was ik formeel: ‘normaliteit bestaat niet, ik heb dyslexie, dyscalculie, ben nogal manisch en opvliegend bij momenten en nog een stuk of grote en kleine gebreken, en dan heb ik het niet alleen over mijn bijziendheid. Dus, iedereen roeit met de riemen die hij heeft, we maken er het beste van’.
Dat bleek een goed uitgangspunt en we gingen aan de slag. Met haar ‘Asperger’ was ons Leni (ons wegens ook een beetje familie), geheel volgens de voorspellingen en de geruchten over Asperger, erg pienter. En ik beken: ik heb een zwak voor intelligentie. Onze schrijflessen liepen goed, op alle registers, want schrijven, zo doceerde ik, is alle registers van je eigen zijn en wereld aftasten…
(Maar, voor het geval de lezer nu me-too bijgedachten krijgt, het verliep allemaal vlekkeloos.) Ik was alleen niet heel zeker of dat ooit effect zou hebben, want ja, wat betekent dat: vlot of goed schrijven? Er zijn ook zovele genres en toonaarden.
Jaren later weer ontdek ik in een boek waaraan ik heb meegewerkt, een reader over kernbegrippen van de cultural theory, een stuk van diezelfde Leni, intussen gelanceerd in een academische carrière, over, jawel, crip theory. Het stuk was uitzonderlijk goed geschreven, vond ik en deze vaststelling vervulde mijn met wellicht misplaatste trots, in elk geval met tevredenheid.
Ik had nog nooit van crip theory gehoord en intussen weet ik van collega’s dat het erg onbekend blijft. Hoewel ik erbij moet zeggen dat het bekende cultuurtijdschrift Rekto-verso er niet zo lang geleden een themanummer aan wijdde, met als een van de belangrijke schrijvers, en wellicht gewoon een van de editors van het themanummer, jawel, diezelfde Leni. Ze is dan ook niet te beroerd om zichzelf te noemen als een van de beoefenaars van crip theory in de Lage Landen.
Crip theorie – Van cripple, kreupel, kortweg crip – is zoals queer theory: het komt vanuit de onvrede met de norm, de normaliteit die het anders-zijn negeert en dus wordt de negatieve term als geuzenaam geclaimd, in ons geval het woord ‘kreupel’. Kreupeltheorie. Ik vind het ook in het Nederlands best sexy klinken. Maar ik schijn zowat de enige te zijn. Het stamt ook uit de beweging voor mensenrechten voor mensen met een handicap.
Bekijk daarover crip camp, een waarlijk prachtige documentaire op Netflix, het begint met een hippie-kamp voor mindervaliden of andersbegaafden en eindigt met een heuse natiewijde beweging: om de toegankelijkheid van gebouwen af te dwingen kropen ze warempel op handen en voeten vanuit hun rolstoelen de trappen van het Capitool op. Onvergetelijke beelden. Zeker bekijken.
Het gaat bij Crip theory dus om de emancipatie van mensen met een lichamelijk of geestelijk gebrek. Ik verwijs voor meer tekst en uitleg graag naar Leni van Goidsenhoven, zo heet ze met haar volle naam, maar dat had u al geraden, want intussen is ze in het wereldje zowat een beroemdheid.
Maar wat ik voor mij persoonlijk van die crip theory leerde, is dat het ook bevrijdend kan zijn voor mensen die denken dat ze ‘normaal’ zijn. Omdat je uitgaat van een universele conditie van gebrekkigheid, leert deze invalshoek je eigen gebreken te omarmen, zoals queer ons leerde ambiguïteiten te zien in onze eigen heteronormativiteit en genderconstructies.
(Lang leve Judith Butler. En dat mag je letterlijk nemen, want ze is toch ook al niet meer van de jongste. Ik wou al bijna dat ik lesbisch was om mij haar bewondering te gaan betuigen. Maar misschien moet ik toch nog wat meer van haar lezen, dat zal gemakkelijker vallen dan lesbisch worden, en is de eerste stap om haar mijn bewondering te mogen betuigen. Towards a performative theory of Assembly. Ik heb het staan. Morgen begin ik eraan. Allez, overmorgen, want ik zit nu diep in de ecologische crisis, ook bij wijze van spreken. Hickel, Morton, Powers, Gosh, … het klinkt al bijna als een geheime formule, of zelfs een reclameslogan).
‘Dus’, besloot ik, ‘sindsdien beschouw ik mezelf als kreupel, of althans beschouw ik het als bevrijdend om mij zelf te zien als een iemand met gebreken. Sinds ik weet dat ik dyslexie heb, voel ik mij een ander mens. Het is iets wat heel laat kwam omdat er in mijn jeugd en jongvolwassenenheid geen aandacht voor was, het is pas via mijn jongste dochter dat het tot mij doordrong, dat zij het van mij had.
Hoe bevrijdend had ik dat niet gevonden, ik die vanaf mijn kindertijd koud zweet had uitgestaan telkens als ik luidop een onbekende tekst moest voorlezen, terwijl ik nochtans graag declameerde. Ik zag de voorleesbeurt met de angst in het hart dichterbij komen op vrijdagnamiddagen in de lagere school. Ook op de examens dictie in mijn adolescentie en in de voordrachtklas had ik er nog last van.
Die onzichtbare muur waar je telkens tegenaan botst. Vreselijk. Ik kon het niet. En dan spelfouten die ik niet zag, of woorden vergeten bij het schrijven, de hele reutemeteut. Terwijl ik toch een van de slimste van de klas was. Niet te weten wat er mis met je is. Erg was dat. …. ’ Ik keek haar aan en vond dat het nu tijd was om het over haar te hebben: ‘En omdat jij zo zelfverzekerd door de stad beweegt, zou ik het met jou willen hebben, over het innerlijke zien.’
Die formule beviel haar klaarblijkelijk, want ze herhaalde de uitdrukking als om haar te proeven met haar warme stem: ‘het innerlijke zien’. Maar we zijn er die avond door ons getater over van alles en nog wat, over Griekenland, jazz, weet ik veel, niet echt meer aan toegekomen. Toch gaf ze een sterk staaltje van blinde waarneming ten beste.
Op een bepaald ogenblik zegt ze: “iemand heeft hier overgegeven”. Ik viel uit de lucht en keek rond, en inderdaad, een paar meter verder was een portier van een auto opengegaan en had iemand gebraakt. Ik had niets gezien of gehoord. Zij had het dus perfect geregistreerd doorheen ons gebabbel. Ik was onder de indruk. Zij vond het doodnormaal. Ze lachte wel hartelijk en was een beetje trots om mijn verbazing. Ook was ik onder de indruk hoe ze een Uber bestelde om huiswaarts te gaan. Alles op de tast en met de stem. Heel efficiënt. Het was bijna met spijt in het hart dat ik afscheid nam. Want ik was onder de indruk van een gelukkig persoon met een open geest en bakken zelfvertrouwen. (En ze heeft ook een schoon neusje, maar dat durfde ik haar niet zeggen, de eerlijkheid echter gebiedt mij het hier toch tussen haakjes te vermelden, ook al kan mij dat in deze tijden van veralgemeend wantrouwen gefronste wenkbrauwen en opgestoken vingertjes opleveren).
Wat ik nog vergat, dat heb ik misschien van zen of uit het oosten, of gewoon van een groot Noordelijk filosoof: elk nadeel heb ze voordeel. In mij geval: ik ben een trage lezer, maar ik leg laterale verbanden en kan uit elke tekst alle hoeken van de kamer halen. Ik vind begrippen uit dat het een lieve lust is (ik moet er eens mee stoppen) en aan inspiratie heb ik zelden gebrek. Ruimtelijk inzicht lijkt mij wel aangeboren enzovoort. Dus uiterst belangrijk: gebruik uw gebreken.
De kreupeltheorie heeft de hele zomer door mijn hoofd gespookt en ik heb er vrienden en kennissen over aangesproken. Ik heb ook, toevallig of niet, nog een nieuw gebrek ontdekt: naast woordblind ben ik ook gezichtsblind. Het zat zo: op het terras van mijn dorpsplein sprak mij een man heel vriendelijk en uitdrukkelijk aan. Ik herkende hem niet. Toen hij zijn naam zei, kon ik wel in de grond zinken.
Niet alleen was hij toch wel een beroemdheid in de antropologie maar ik was ook nog bij hem thuis geweest. Hij had nog hoogstpersoonlijk voor mij gekookt, nu dat was wel meer dan tien jaar geleden. Ik was oprecht beschaamd, en hij duidelijk toch een beetje gekwetst, niet content enfin, een beetje gefroisseerd, zoals de Hollanders dat zouden zeggen. Maar hij deed alle moeite om het weg te wissen.
Het toeval wil dat ik ‘s anderendaags in de krant lees dat Brad Pitt het vreselijk vindt dat hij geen gezichten herkent en dus voor arrogant doorgaat. De aandoening heet ‘prosopagnosie’ ofte gezichtsblindheid. Ik stuurde hem een link naar het artikel – de collega, niet Brad Pitt. Bevrijdend gewoon, te weten dat je een benoembaar gebrek hebt. Uiteraard weet ik al jaren dat ik niet goed ben in gezichten herkennen, maar dit voorval en het artikel vormden een doorbraak, om zo te zeggen.
Voor de lezer zich rot ergert aan mijn aanstellerij – ik besef het maar al te goed: woordblindheid en gezichtsblindheid, zijn geen blindheid. Belangrijke, cruciale vaststelling. Het blijft appelen en citroenen vergelijken, of beter, toepasselijker: een verschil van dag en nacht. Het is daarom gevaarlijk om je ‘crip’ toe te eigenen, daarover is in crip theory uiteraard heel wat te doen.
Daarom kijk ik er zeer naar uit om mijn nieuwe kennis na haar vakantie terug te zien en eindelijk met haar het voorgenomen stuk te schrijven over het innerlijke zien. Maar mochten we daar niet aan toekomen, beste lezer, alvast deze blijde boodschap: bevrijd uzelf van uw faalangst door uw gebreken te omarmen. Omarm uw eigen eindigheid en wordt oneindig veel gelukkiger.