Foto: Public Domain CC0

‘Als de zee stijgt, stijgen alle bootjes mee.’

‘Economische groei’ is een geliefkoosde mantra van rechts, samen met die 'trickle down economics' als kostelijke grap, waarmee de rijken ons blijven uitlachen. Daar wees filosoof Robrecht Vanderbeeken al op in het boek 'Debatfiches van de Vlaamse elite' (EPO). Deze bijdrage kan je hier lezen, als aanvulling op het 'ontgroeidebat'.

zondag 28 augustus 2022 20:37
Spread the love

 

Om het debat aan te gaan naar aanleiding van het vernieuwingscongres dat Groen hield tijdens het weekend van 27-28 augustus, schreven Sébastien Hendrickx en Karel Pype op donderdag 25 augustus een Opinie in De Standaard waarbij ze de partij opriepen tot meer scherpte: er zijn grenzen aan de groei, change the system!

Daags nadien mocht Stijn Baert die oproep al meteen platslaan met dogmatische verdraaiingen: minder groei zou gelijk staan met besparingen en dus met mensen een lagere levensstandaard opdringen – over vermogensbelastingen piept deze professor niet – weg met die ‘economische hocus pocus’, klonk het.

Daarmee volbracht deze wegbereider van het neoliberale beleid precies wat hem bij sommige media zo populair maakt. Maar je kan het ook omkeren: als Baert misbaar maakt over jouw ideeën, heb je wellicht iets interessants gezegd.

In dit hoofdstuk ‘Als de zee stijgt, stijgen alle bootjes mee’ uit het boek ‘Debatfiches van de Vlaamse elite’ legt Robrecht Vanderbeeken uit dat ‘economische groei’ een mythe is, het geliefkoosde mantra van rechts, samen met die andere mythe van trickle down economics als kostelijke grap, waarmee de rijken ons blijven uitlachen.

 

‘Als de zee stijgt, stijgen alle bootjes mee’

Als de zee stijgt, stijgen alle bootjes mee. Op dat beeld spelen neoliberale beleidsmakers al jaren handig in, met het pleidooi dat de groei van ‘de economie’ de oplossing voor al onze problemen zou zijn. De rijkdom zal dan wel doorsijpelen, klinkt het.

Die trickle-down mogen we helaas letterlijk nemen: er druppelt wel wat naar beneden, maar ondertussen neemt de ongelijkheid pijlsnel toe. Het aantal miljonairs schiet de hoogte in. Samen met hun dure fantasieën over ruimtereizen, waarbij ze ons de hemel beloven. Weliswaar op een andere planeet.

Wiens groei?

Het niet concreet invullen van wat ‘groei’ betekent, daarin zit de angel. De groei van de financiële economie bijvoorbeeld, die luchtkastelen van bank en beurs, werkt eerder een afbouw van de reële economie in de hand, met een maatschappelijke regressie tot gevolg.

Volgens de econoom Yanis Varoufakis zou het ons zelfs doen afglijden naar een techno-feudalisme: het absolutisme van de Big Tech-miljardairs. En de groei van schuldmanagers is boven alles een indicator van sociale ellende.

Ook economische groei, bijvoorbeeld opgevat als een toename van het bruto binnenlands product (bbp), is helemaal geen garantie voor een stijging van belangrijke sociale indicatoren. Integendeel: groei van het bbp kan samengaan met een sociale neergang, zoals maatschappelijke vooruitgang ook perfect mogelijk is op een moment dat het bbp daalt.

Wat in maatschappelijk opzicht immers van belang is, draait om andere zaken zoals de kwaliteit van publieke zorg en onderwijs, democratische inspraak, gelijkheid, openbare dienstverlening, de kwaliteit van sanitaire voorzieningen, gezonde voeding, onafhankelijke media of een beleid dat inzet op een duurzame, faire economie gericht op de noden van de mensen.

Simon Kuznets, de bedenker van het bbp, waarschuwde er overigens al voor dat het geen goede graadmeter is om welvaart te meten.

Spanje, Costa Rica, Portugal, Cuba… ondanks een gemiddeld inkomen per persoon dat vele malen lager ligt dan het gemiddeld in- komen in de VS, zijn het maar enkele voorbeelden uit de lange lijst van landen die wel veel beter scoren op veel andere vlakken. Zoals gezondheid, armoede of geluksgevoel.

De geprivatiseerde gezondheidszorg in de VS, die slechts de happy few bedient en een hele uitbuitingseconomie van verzekeraars draaiende moet houden, kost elk jaar 9.500 dollar per persoon. Maar ze haalt lagere gezondheidsresultaten dan bijvoorbeeld een land als Spanje, dat met 2.300 dollar per persoon voor iedereen in een kwalitatieve zorg kan voorzien en een van de hoogste levensverwachtingen ter wereld scoort: vijf jaar langer dan in de VS.

Groei op zich is dus niet belangrijk, wel wat dat concreet betekent. Het klopt wel dat heel wat landen met een lage industriële ontwikkeling baat hadden of hebben bij een economische groei, bijvoorbeeld om zo enige basisinfrastructuur of een herverdelingsbeleid mogelijk te maken.

De Wereldbank en het IMF gebruikten dat argument weliswaar om van economische groei een prioriteit te maken voor het mondiale Zuiden, eerder dan een verdere ontwikkeling van de universele zorgsystemen om de levensverwachtingen te verhogen. Arbeidswetgeving, milieubescherming, belastingen voor de rijken of democratische scholing, het moest allemaal wijken.

Met de voorspelbare maatschappelijke teloorgang en politieke chaos tot gevolg. Handig, dat wel, om zo via de politieke ketting van een schuldenbeleid de internationale belangen van multinationals te kunnen behartigen. Besturen via schuld, heet dat.

Helaas is het misschien nog cynischer dan dat: het beleid waarmee het Westen de rest van de wereld ‘economisch wil doen groeien’ verschilt zo radicaal van de procedures waarmee het zelf tot ontwikkeling kwam, dat het volgens de Koreaanse econoom Ha-Joon Chang om een bewuste politiek gaat die ervoor moet zorgen dat andere landen zich nooit tot een onafhankelijke en gelijke maatschappij kunnen ontwikkelen. Kicking away the ladder, zeg maar, onder het mom van ontwikkelingshulp.

Het rijzende water

Tegelijk blijkt uit empirisch onderzoek dat in heel wat landen met een hoog bbp verdere groei vanaf een bepaald niveau samenvalt met maatschappelijke deconfiture en vooral ecologische verslechtering. Bijvoorbeeld omdat het om een groei van de wegwerpeconomie gaat en hoge afvalbergen.

En een groei van private toe-eigening en vermarkting, die hand in hand gaat met een pandemie aan individualisme en psychologische eenzaamheid. Met overwerk, stress en depressies die pieken, de gezondheid die verslechtert door vervuiling, overgewicht, slaapproblemen, met slachtoffers die zelf de schuld van hun miserie aangepraat krijgen, enzovoort, wat de nood en dus ook de kost aan zorg sterk doet toenemen.

Idem als we naar de geschiedenis van het kapitalisme kijken: de groei van winst en kapitaalaccumulatie betekende gedurende de langste periode van die geschiedenis hele- maal geen verhoging van het welzijn van de mensen, slechts van een kleine groep geprivilegieerden.

Integendeel: wat de hoogte inschoot was massale onteigening, slavenhandel, genocide van inheemse bevolkingsgroepen, of hongersnood en de verpaupering van de boeren die uit miserie naar de steden moesten vluchten om daar dan als ‘arbeidsreserve’ voor de industrialisering te dienen.

Als er al collectief sociale initiatieven werden genomen, zoals het voorzien in sanitaire voorzieningen of schoon drinkwater, werden die dikwijls tegengewerkt door de elites. Pas onder druk van de opkomende arbeidersbeweging verbeterde het welzijn en de levenskwaliteit systematisch.

Dit brengt ons bij een eenvoudige conclusie die weliswaar op veel weerstand blijft botsen: staar je niet blind op groeicijfers maar zet in op een meer egalitaire organisatie van onze samenleving. Niet groei, maar sociaalecologische innovatie hebben we nodig.

Laten we bovendien niet vergeten dat de meeste technologische innovaties door overheidsdiensten werden ontwikkeld, niet door winstgerichte bedrijven. En nog minder door papa’s kindjes waarvan het narcisme zo grenzeloos is dat ze zich geniale CEO’s wanen die hoogstpersoonlijk onze voorspoed en meteen ook al het excellerende van de mensheid incarneren.

Het omgekeerde is waar: een verlaging van de inkomens van de rijken resulteert in maatschappelijke bloei. En het heeft een positief ecologisch effect, zo becijferde de Franse econoom Thomas Piketty. In zijn recentste boek, Kapitaal en ideologie (2020), bracht het hem tot de volgende observatie: ‘het bestaan van miljonairs illustreert dat een democratisch beleid faalt.’

We zitten dus niet allemaal in hetzelfde bootje. ‘Groei’ is geen rijzend water, niet alle bootjes stijgen mee met de zee. Wat wel stijgt door de manier waarop we ‘groei’ vandaag organiseren, is het water aan onze lippen.

 

‘Als de zee stijgt, stijgen alle bootjes mee van Robrecht Vanderbeeken is een hoofdstuk uit het boek Debatfiches van de Vlaamse elite. EPO, Antwerpen, 2022, 256 pp. ISBN 978 9462 6736 70

© Robrecht Vanderbeeken en EPO vzw 2022. Dit artikel mag enkel overgenomen worden met toestemming van de auteur en de uitgever.

Geen copyrightvermelding

take down
the paywall
steun ons nu!