Zorg en essentiële jobs in post-coronatijden
Door de ervaring van de coronalockdown, toen quasi iedereen applaudisseerde voor de verzorgers en verpleegkundigen in ziekenhuizen en woonzorgcentra, werd alom erkend dat de wereld niet blijft draaien zonder de inzet van de essentiële beroepen. In tegenstelling tot de werkgevers en beleidsmakers die er geen oor naar hadden, was er een quasi consensus dat zorgwerk dringend meer gewaardeerd moet worden, minstens in de vorm van een billijke vergoeding voor het geleverde werk in moeilijke omstandigheden.
Voor het eerst was er hoop op een fundamentele koerswijziging van het logge schip van de stereotiepe man-vrouwverhoudingen. Het werk dat talloze vrouwen leveren in de zorg en onderhoudssector zou voortaan wél gezien, erkend en gewaardeerd worden. Eindelijk komaf met de gedachte dat zorgwerk in het verlengde ligt van wat vrouwen ‘van nature doen’, uit liefde voor man en kroost en daarom nauwelijks in aanmerking komt voor een volwaardig werkstatuut.
Ook het gedwongen thuiszitten in combinatie met ‘van huis-uit’ blijven werken met kinderen in huis of zieke en hulpbehoevende familieleden en vrienden, zou eindelijk, hoopten we, het vele werk dat vrouwen dag in dag uit, jaar na jaar verzetten, tastbaar maken.
Niets bleek minder waar. Zodra de pandemie ging wijken, bleek de oude stereotiepe vanzelfsprekendheid waarmee van vrouwen verwacht wordt dat ze de zorg, de was en de plas opnemen, zeer alive and kicking.
Nog een akelig ontwaken was te zien dat al de waardering en avondlijk applaus voor de mensen in zorg- en essentiële beroepen slechts een bevlieging was. De poets- en huishoudhulpen vonden geen gehoor toen ze voor de zoveelste keer de straat op gingen voor een habbekrats verhoging van hun al karige loon.
De verhoogde prijs van basismiddelen en energie verzwakte hun al lage koopkracht en duwt hen de armoede in. Deze werknemers, quasi allen vrouwen, bleven nochtans de hele coronaperiode noodgedwongen aan het werk, net omdat hun essentiële arbeid broodnodig was. Ze waren daardoor zelf afwezig voor eigen kinderen en geliefden, en de uitputting en burn-out nabij. Toen ze na de coronamaatregelen naar enige erkenning vroegen, kregen ze nul op het request.
Samen met de poets- en huishoudhulpen op straat
Daarom liepen we mee in de betoging van het gemeenschappelijk vakbondsfront maandag 20 juni. Werknemers moeten het vandaag nog steeds rooien met een loon dat de stijgende prijzen niet kan volgen. Het armoederisico bij dienstencheques-werknemers is navenant en blijft toenemen. Uit een ACV-bevraging blijkt dat liefst 90% van de alleenstaande huishoudhulpen moeite heeft om rond te komen. Beknibbelen op voeding en medische zorgen zijn voor veel poets-en huishoudhulpen dagelijkse noodzaak.
Dit staat ver af van een eerlijke compensatie voor een job in zware werkomstandigheden: chronische rugklachten, problemen met luchtwegen door chemische producten, of nog het hoge risico op ongewenste intimiteiten op het werk doordat ze hun werk verrichten bij de klant thuis…
Bovendien werkt het overgrote deel van de vrouwen in deze sector deeltijds (90%), waarvan 40% in een kleine deeltijdse baan van 0,5 VTE of minder. Meer dan 70% van de poetshulpen werkt minder dan 30 uur/week omdat langere werkdagen fysiek niet vol te houden zijn.
De gotspe van de dienstenchequebedrijven
Als vrouwenbeweging, als werknemers en als on(der)betaalde zorgwerkers, vinden we het een affront dat de Belgische rechtsstaat, met een eeuw sociale strijd en sociale zekerheid, die emancipatie van vrouwen, gelijkheid en mensenrechten hoog in het vaandel voert, afzijdig blijft wanneer werkgevers de loonsverhoging aan de poets- en huishoudhulpen systematisch blijven weigeren.
Ons land legt hen geen duimbreed in de weg bij de besteding van publieke middelen. De gotspe waarmee de werkgevers van de dienstenchequebedrijven zichzelf belonen en winsten en dividenden blijven uitkeren terwijl ze moord en brand schreeuwen als de werknemers nog maar vragen naar wat hen toekomt (een minimale loonsverhoging), is ongezien.
Mocht het dan nog eigen geld zijn waarmee ze winst maken en uitkeren. Maar de dienstenchequesector draait op publieke middelen en wordt nog steeds voor 70% gesubsidieerd. Beleid dat hier niet tussenkomst of wegkijkt is niet anders dan schuldig verzuim.
Schuldig verzuim
Schuldig verzuim ten opzichte van de vrouwen die in weinig benijdenswaardige omstandigheden onze huizen en kantoren poetsen en onze kinderen, zieken en ouderen verzorgen. Schuldig verzuim ten opzichte van iedere vrouw voor wie nog steeds, terwijl ze buitenshuis werkt, ‘s avonds de tweede shift van zorg, was en plas nog moet beginnen.
Dat vrouwen die het beter hebben hun zorg(en) kunnen uitbesteden aan andere vrouwen, brengt misschien wel verlichting in hun werkweek, maar een fundamentele oplossing voor de plaats van zorg en zorgwerkers in onze samenleving is het zeker niet.
Kunnen we eindelijk erkennen dat (ver)zorgen, onderhouden en bijstand verlenen ook werken is? En het vervolgens als dusdanig valoriseren, met de 150.000 vrouwen in de dienstenchequesector voorop? Opdat deze werknemers net als in andere sectoren en jobs, een volwaardig werknemersstatuut krijgen? Verre van zolang ze 11,58 euro per uur verdienen, zolang de tijd tussen twee klanten in niet als werk wordt gezien, zolang de vervoerskosten om van de ene naar het andere adres te hollen uit eigen zak moet komen, zolang hun werk nauwelijks te combineren is met het zorgen voor eigen geliefden.
Het akkoord van vorige week, waarbij een loonsverhoging van een schamele 0,4% beslist werd, die nauwelijks de inflatie van 9% en prijsstijgingen dekt, is zeker een stap vooruit. Maar vormt slechts het begin van de dringende erkenning en valorisering van essentiële (zorg)arbeid.
Meryem Kanmaz (Feministische Denktank en Actiegroep Furia) en Sarah De Coster (Femma Wereldvrouwen)