Taks zonder effect
In het regeerakkoord van de Vivaldi-regering staat dat de “De overheid zal streven naar een eerlijke bijdrage van die personen die de grootste draagkracht hebben om bij te dragen, met respect voor het ondernemerschap.”
Om een deel van de hoge uitgaven te financieren die de coronacrisis veroorzaakte moest er een of andere vorm van taks komen op de rijken. Die kwam er onder de vorm van een ‘effectentaks’ die vurig werd verdedigd door alle partijen van de regering.
Maar wat blijkt vandaag? Behalve de open-VLD pleiten de meeste partijen uit de regering opnieuw voor een ‘rijkentaks’. Was die effectentaks dan toch geen belasting op de rijksten? Is dit toegeven dat de allerrijksten nog steeds niet bijdragen?
Het antwoord is ja. Want de effectentaks is een taks zonder effect. Even het geheugen opfrissen.
De effectentaks is een taks zonder effect.
De effectentaks bestaat uit een jaarlijkse heffing van 0,15 procent op de waarde van effectenrekeningen waar meer dan een miljoen euro op staat. Een effectenrekening is een rekening die je bij een bank kan openen om financiële activa te beheren, zoals bijvoorbeeld aandelen en obligaties.
Werden de personen die de grootste draagkracht hebben hiermee geraakt? Neen, want de allerrijksten met een vermogen van honderden miljoenen of zelfs miljarden euro’s gebruiken maar weinig een effectenrekening. Hun vermogen zit vooral in aandelen op naam, die in een register van een vennootschap staan genoteerd, met de naam van de aandeelhouder en het aantal aandelen dat hij of zij bezit.
Aangezien deze aandelen niet via een effectenrekening van een bank worden beheerd, betalen deze superrijke mensen nul euro effectentaks. De taks op effectenrekeningen bracht 397 miljoen euro op in 2021. De Vivaldi-regering rekende op 429 miljoen euro.
Deze cijfers bevestigen dat de taks nauwelijks iets voorstelt en onvoldoende opbrengt om de sociale noden aan te pakken.
Verschillende voorstellen
Door de energiecrisis, die bovenop de coronacrisis is gekomen, en een bevolking die kreunt onder de hoge prijzen, zeggen partijen van de Vivaldi-regering eindelijk wat de bevolking al heel lang wil: haal het geld waar het zit.
PS-voorzitter Paul Magnette stelt voor om een belasting van 1 of 1,5 procent te heffen op vermogens boven 1 miljoen euro. Dit voorstel zou 3 miljard opleveren. Ook CD&V denkt in die richting en stelt voor om de 1 procent rijkste Belgen zwaarder te belasten. Vooruit en Groen zoeken het niet onmiddellijk bij de vermogens, maar bij bedrijven die hoge winsten boeken.
Partijen van de Vivaldi-regering zeggen eindelijk wat de bevolking al heel lang wil: haal het geld waar het zit.
Vooruit wil de vennootschapsbelasting voor winsten die hoger zijn dan 8 procent van het geïnvesteerde kapitaal, tegen 35 procent belasten. Nu is dat 25 procent. Dat moet 1 miljard euro opbrengen. Groen wil de overwinsten van de energiebedrijven afromen. Allemaal voorstellen die nog niet concreet zijn uitgewerkt en zo te horen nog niet voor meteen zijn.
Nochtans is de invoering van een vermogensbelasting dringend. De hoge schuldgraad die is ontstaan door de coronacrisis en de energiecrisis kan zorgen voor nieuwe besparingen die zoals gewoonlijk terecht komen bij de gewone mensen die leven van een inkomen of een uitkering.
Een echte vermogensbelasting
Deze voorstellen gaan in de goede richting, maar het is de vraag wat er van overblijft en wat ze uiteindelijk zullen opbrengen. Het is ook niet nodig om het warm water uit te vinden want er bestaan goed uitgewerkte voorstellen om vrij snel een rijkentaks in te voeren die veel geld opbrengt. Zowel de PVDA als de econoom Paul De Grauwe hebben zo een concreet voorstel gedaan.
Paul de Grauwe stelt een eenmalige progressieve belasting voor: 1 procent op vermogens tussen 1 en 10 miljoen; 2 procent op vermogens tussen 10 en 100 miljoen; 3 procent op vermogens tussen 100 miljoen en 1 miljard; en 4 procent op vermogens boven 1 miljard. Zo een belasting kan volgens De Grauwe een slordige 10 miljard euro opbrengen. Zijn voorstel richt zich op de 5 procent rijksten.
De miljonairstaks van de PVDA is het meest uitgewerkte voorstel en is net als het voorstel van Paul De Grauwe een progressieve belasting: 1 procent boven 1 miljoen euro, 2 procent boven 2 miljoen euro, 3 procent voor al wat boven 3 miljoen euro ligt.
Die percentages worden toegepast op het netto vermogen. Hoe wordt dit bepaald? Alles wat een gezin bezit, wordt opgeteld. Dat zijn: de onroerende goederen (gebouwen, gronden, ondernemingen), de roerende goederen (voertuigen, diamanten en kunstwerken), de financiële goederen (bankrekeningen, cash geld, aandelen en obligaties). Daar worden de schulden van afgetrokken.
Vervolgens voorziet de miljonairstaks in belastingvrije sommen: een bedrag van maximum 500.000 euro voor het woonhuis dat het gezin betrekt, alsook maximum 500.000 euro voor de activa die worden gebruikt voor het beroep. Na aftrek van de schulden en de belastingvrije sommen wordt op het overige vermogen het overeenstemmende percentage van de vermogensbelasting toegepast.
Slechts de 3 procent rijksten komen hiervoor in aanmerking. In tegenstelling tot het voorstel van Paul de Grauwe is de miljonairstaks een jaarlijkse vermogensbelasting die meer dan 8 miljard euro opbrengt.
Recent onderzoek toonde aan dat beide voorstellen een onderschatting zijn. De verdeling van het vermogen in ons land zou veel ongelijker zijn dan ooit gedacht.[1] Op basis van deze nieuwe studie zal de miljonairstaks meer opbrengen. Hetzelfde geldt voor Paul De Grauwe zijn voorstel.
Vermogenskadaster
Tegenstanders halen nogal wat argumenten aan dat een vermogensbelasting in België onmogelijk kan ingevoerd worden. Dit artikel zou te lang worden om ze allemaal te weerleggen.
We beperken ons tot de meest gehoorde: de overheid kan zo’n belasting niet innen omdat er geen vermogenskadaster bestaat. Dat is een register waarin het vermogen en de identiteit van de eigenaars worden geregistreerd. Maar dit argument is meer dan onterecht.
Ten eerste is een vermogenskadaster geen voorwaarde voor de invoering van de miljonairstaks, aangezien dit een ‘aangiftebelasting’ is. Dat wil zeggen dat de gezinnen zelf moeten nagaan of zij de miljonairstaks verschuldigd zijn.
Ten tweede zijn we eigenlijk niet meer zo veraf van een vermogenskadaster. Als de belastingplichtigen hun vermogen moeten aangeven en er is twijfel over de juistheid, dan kan de fiscus informatie opvragen bij de Nationale Bank waar zich een centraal register bevindt met de rekeningen die iemand heeft, en sinds kort ook van wat er op die rekeningen staat.
We zijn eigenlijk niet meer zo veraf van een vermogenskadaster.
Daarnaast is de informatie over de waarde van het vastgoed gemakkelijk te verzamelen. Je hebt dus niet onmiddellijk een vermogenskadaster nodig voor de invoering van de taks.
Wel is een vermogenskadaster onontbeerlijk om de juistheid van de aangiften betreffende de miljonairstaks goed te kunnen controleren en is het terzelfder tijd een instrument voor de strijd tegen de fiscale fraude.
Het kan dus perfect later worden ingevoerd. Het is zelfs vrij eenvoudig. Dat zei ook enkele jaren geleden de toenmalige gouverneur van de Nationale Bank, wijlen Luc Coene: “Veel van die gegevens zoals immobiliën en financiële activa zijn nu al bekend bij diverse overheidsdiensten. Technisch gezien is het met de huidige IT niet moeilijk om die gegevens samen te brengen”.
Besluit
Partijen die nu een rijkentaks voorstellen, kunnen zich beroepen op de in dit artikel gedane voorstellen en het vergelijken met het hunne. Daarbij moet men durven in vraag stellen welk voorstel het meest haalbaar is en het meeste geld opbrengt.
Maar laten we nu beginnen met de invoering van een belasting die de allerrijksten in onze samenleving correct doet bijdragen.
Note:
[1] Dat is een van de conclusies van een recente studie van econoom Arthur Apostel (HIVA/KU Leuven), gepubliceerd in het economisch vakblad Ecological economics. Tot nu werd geschat dat de één procent rijkste Belgen 19 procent van alle rijkdom in handen heeft. Maar een herberekening toont aan dat dit een stevige onderschatting was. Op basis van recentere en meer betrouwbare data wordt geschat dat de één procent superrijken 24 procent van het totale vermogen bezit. In het wetsvoorstel over de miljonairstaks is berekend dat de één procent rijkste gezinnen 19,7 procent van alle rijkdom bezitten.