De Russische oorlog tegen Oekraïne heeft met een schok blootgelegd hoe verouderd het mondiaal systeem is en laat eveneens zien hoezeer de overheersende nationale politieke systemen in crisis verkeren, zowel de zogeheten democratische als de autocratische.
Dit is wat we nu moeten doen: de situatie in al haar aspecten analyseren, wijzen op de waardenontkenning die ze aan het licht brengt en een ander model van internationale samenleving uittekenen.
-
Het onoverkomelijke failliet van het systeem van collectieve veiligheid
De oorlog in Oekraïne volgt eigenlijk op twee andere toestanden en in die tragische opeenstapeling bevestigt ze definitief de machteloosheid van de Verenigde Naties. De ecologische crisis is al jaren merkbaar. En de gezondheidscrisis die twee jaar geleden begon, heeft aangetoond dat de nationale oplossingen ontoereikend zijn.
Deze crisissen hebben duidelijk gemaakt dat de internationale gemeenschap niet over de geschikte instellingen en instrumenten beschikt om deze gevaren het hoofd te bieden. Het juridisch model dat het internationaal recht regeert, het verdrag, is niet geschikt voor een doeltreffende vooruitgang.
Deze oorlog laat zien dat de VN structureel niet in staat zijn de vrede te verzekeren.
Een verdrag, dat een soort contract is, heeft slechts een relatieve reikwijdte. Zijn inhoud bindt slechts degenen die het ondertekend hebben en niemand anders. Het creëert een recht met variabele vorm, terwijl de huidige situatie normen vereist die universeel van toepassing zijn.
En met de invasie van Rusland in Oekraïne staan we nu dus voor een militaire crisis. Deze oorlog laat zien dat de VN structureel niet in staat zijn de vrede te verzekeren. In 1945 was de kerngedachte geweest om een mechanisme in te stellen dat de rol van onpartijdige derde zou spelen, en wel op wereldniveau.
In plaats van dat geschillen nog bilateraal werden geregeld, op basis van de machtsverhoudingen, zou dit voortaan gebeuren in een openbaar forum en onder het gezag van een instantie die over de passende middelen beschikt om conflicten op te lossen.
Het eerste middel bestond erin de staten te verbieden om geweld te gebruiken. Maar als de vrede desalniettemin verbroken werd, moest de VN-Veiligheidsraad, die belast is met het beoordelen van de situatie en het nemen van passende maatregelen, de rol van onpartijdige derde opnemen.
Tegenstrijdigheden in het VN-Handvest
Jammer genoeg werd de kern van het project ondermijnd door een aantal tegenstrijdigheden of vaagheden in het VN-Handvest. Men dacht namelijk de staten respect voor het internationaal recht, met name dat van het VN-Handvest, te kunnen opleggen en hun tegelijk hun soevereiniteit te garanderen.
Maar soevereiniteit is een macht waar niets boven gaat. De mislukking van het VN-Handvest lag dus al besloten in deze blokkering. Een andere oorzaak van de mislukking is het statuut van de zogeheten permanente leden, waardoor de gelijkheid onder de leden werd verbroken. Bovendien kregen deze leden vetorecht.
Artikel 43, dat bepaalde dat de VN-Veiligheidsraad een internationale troepenmacht ter beschikking moest hebben om zijn opdracht te kunnen uitvoeren, is nooit in werking getreden.
Er kan geen enkele beslissing worden genomen zonder dat zij het erover eens zijn. Dat was in de veronderstelling dat de vluchtige goede verstandhouding tussen deze staten van tijdens de Tweede Wereldoorlog daarna zou blijven duren, wat natuurlijk niet het geval was. En het systeem liep vast.
Artikel 43, dat bepaalde dat de VN-Veiligheidsraad een internationale troepenmacht ter beschikking moest hebben om zijn opdracht te kunnen uitvoeren, is nooit in werking getreden. Artikel 26 evenmin. Dat bepaalde dat de VN-Veiligheidsraad de bewapening in de wereld zo moest regelen dat die drastisch teruggeschroefd werd, maar dit punt is zelfs nooit op de agenda van de Raad gekomen.
Vanaf de Koreaanse oorlog in 1950 was het duidelijk dat de wereld geen orgaan bezat met de legitimiteit om een conflict te arbitreren. Maar om deze zorgwekkende situatie niet onder ogen te hoeven zien, en om greep te houden op hun belangen, hebben de leidende staten, en meer in het bijzonder de groep van westerse landen, vertekeningen en lapmiddelen ontwikkeld.
70 vredesmissies
Voor minder heftige situaties werd telkens een zogeheten vredesmacht op de been gebracht. Vandaag zijn 57 vredesmissies beëindigd, 13 zijn nog aan de gang. Maar waar de VN-Veiligheidsraad te maken kreeg met een bedreiging van de vrede die het noodzakelijk maakte Hoofdstuk VII met betrekking tot de sancties te activeren, moest hij wegens ontstentenis van een echt internationaal leger op zoek naar surrogaten.
In de meeste gevallen hebben die de westerse dominantie aan het licht gebracht. In 1991 bij de eerste Irakoorlog, nadat Saddam Hoessein Koeweit was binnengevallen, heeft de VN-Veiligheidsraad aan alle landen de toestemming gegeven om deel te nemen aan de militaire operatie tegen Irak die hij had besloten[1]. De resolutie werd aangenomen door de onthouding van China. Rusland had voor gestemd. Toch was het het Amerikaanse leger dat deze operatie leidde.
Vervolgens heeft diezelfde VN-Veiligheidsraad, die door gebrek aan een permanente internationale krijgsmacht machteloos was, meermaals NAVO-strijdkrachten verbonden aan sommige interventies. Zo bijvoorbeeld in 1995 in Bosnië, met Resolutie 1031 die de NAVO belastte met de uitvoering van het militaire aspect van het vredesakkoord[2].
Dit werd de basis voor een multinationale strijdmacht. Toch maakten er ook niet-NAVO-troepen deel van uit, onder meer een Russisch contingent. De NAVO kreeg aldus een veiligheidsrol toebedeeld in Europa. In 2004 werd het stokje overgenomen door de EU, die zich voortaan bezighoudt met het Europees veiligheids- en defensiebeleid.
‘Vredesmissies’ van de NAVO zonder VN-mandaat
Met de Kosovaarse kwestie nam in 1999 de verwarring nog toe. De NAVO begon op 24 maart 1999 een bommencampagne zonder VN-mandaat. Die leidde niet echt tot succes op het terrein. Pas in juni 1999 gaf de VN-Veiligheidsraad toestemming voor een internationale missie in Kosovo[3]. Toch was het aan de NAVO-vredesmacht KFOR dat gedurende lange jaren de taak toevertrouwd werd de vrede te herstellen.
In 2011 ten slotte heeft de VN-Veiligheidsraad (Resolutie 1973) de zeeblokkade tegen Libië toevertrouwd aan de NAVO, vervolgens het toezicht op een vliegverbod en ten slotte de coördinatie van de militaire operaties tegen de troepen van kolonel Khaddafi[4].
In de huidige oorlog in Oekraïne werd de VN-Veiligheidsraad buiten spel gezet en heeft de NAVO de touwtjes in handen.
Zo hebben NAVO-strijdkrachten meermaals, vooral bij bijzonder zware conflicten, van de VN een mandaat gekregen om interventiemissies uit te voeren in het kader van Hoofdstuk VII van het Handvest, d.w.z. als sancties. Ze hebben die zowel binnen als buiten het Noord-Atlantisch gebied uitgevoerd.
En in de huidige oorlog in Oekraïne werd de VN-Veiligheidsraad buiten spel gezet en heeft de NAVO de touwtjes in handen, ook al is ze nog niet rechtstreeks betrokken op dit moment. Dit onwettige misbruik van het VN-mechanisme heeft ertoe bijgedragen dat bevolkingen en regeringen van landen die niet tot het westerse kamp behoren nog weinig respect kunnen opbrengen voor de VN.
Recent werd door een groot aantal (voornamelijk westerse) landen beslist om sancties op te leggen aan Rusland als antwoord op zijn agressie tegen Oekraïne. Dit zijn echter geen internationale sancties in de zin van het VN-Handvest.
Veel landen, waaronder een aantal Arabische, weigeren eraan deel te nemen en ze kunnen er niet toe verplicht worden, want er is geen universele rechtsbasis voor.
-
De ontkenning van de waarden die zijn vastgelegd in het VN-Handvest
De VN werden in het leven geroepen– het is belangrijk dat hier in herinnering te brengen – om een onpartijdige derde partij te zijn die door de hele internationale gemeenschap werd gemandateerd om in te grijpen in conflicten, er een oplossing voor te vinden en de vrede te herstellen.
Als stevige basis voor zijn legitimiteit bevestigde het VN-Handvest het beginsel van onderlinge gelijkheid van de staten, in de hoop op een soort werelddemocratie. En de rechtsregeling die toen werd opgesteld, was voor de hele wereld bedoeld.
Het ging niet om een verbond tussen enkele landen om hun eigen belangen te verdedigen, maar om een nieuw systeem van collectieve veiligheid bedoeld om alle volkeren van de wereld te behoeden voor een nieuwe oorlog. Het was wel degelijk de bedoeling procedures in te stellen voor de beslechting van geschillen tussen staten, welke die staten ook mochten zijn.
Dat de VN er niet in zouden slagen deze rol te vervullen was al direct duidelijk toen bleek dat de organisatie, overheerst door haar permanente leden in de Veiligheidsraad en hun geruzie, niet zou beschikken over een leger dat onafhankelijk van de staten werd gerekruteerd en uitgerust.
In de plaats daarvan ging men gebruik maken van de NAVO-strijdkrachten, maar deze afwijking beviel veel landen van de wereld niet: zij konden niet overtuigd worden van een nieuwe legitimiteit op deze basis.
Het gaat er hier niet om de morele of politieke rechtvaardiging van deze of gene operatie te betwisten. Het gaat erom dat deze interventies niet door alle volken die samen de wereldgemeenschap vormen kunnen worden beschouwd als in hun naam.
“Even was er sprake van samenwerking met Rusland, in 1997 met het ondertekenen van de Stichtingsakte inzake de Wederzijdse Betrekkingen, Samenwerking en Veiligheid door de leiders van de NAVO-landen en Russisch president Boris Jeltsin. Hiermee werd de weg geopend naar samenwerking tussen Rusland en de NAVO.”
Het is immers onmogelijk het oorspronkelijke karakter van de NAVO uit te wissen. Dit is tenslotte een militaire alliantie tussen de VS en Europa, die werd bedacht als gemeenschappelijk verdedigingsmiddel tegen wat werd aanzien als de militaire dreiging vanuit de Sovjet-Unie.
Zoals iedere andere alliantie betekent ze een splijting tussen zij die er deel van uitmaken en de rest van de wereld. De val van de Berlijnse Muur in 1989 had haar verdwijning moeten inluiden. Maar de organisatie heeft zich integendeel uitgebreid naar sommige landen van het voormalige Oostblok, terwijl er in 1990 toch aan Rusland was beloofd dat er geen NAVO-strijdkrachten gestationeerd zouden worden in de Duitse deelstaten van de voormalige DDR.
Korte tijd was er zelfs sprake van een nauwe samenwerking met Rusland. Dat was in 1997, met het ondertekenen van de Stichtingsakte inzake de Wederzijdse Betrekkingen, Samenwerking en Veiligheid door de leiders van de NAVO-landen en Boris Jeltsin. Hiermee was de weg geopend naar een samenwerking tussen Rusland en de NAVO.
In de beginjaren van 2000 begon die samenwerking vorm te krijgen, maar in 2008 viel ze stil ten gevolge van de crisis veroorzaakt na de Russische inval in Georgië. En de NAVO is gebleven wat ze is: een bondgenootschap van een beperkt aantal landen die tot één kamp behoren, met het doel dat kamp met militaire middelen te verdedigen en dat dus volstrekt niet kan optreden in naam van de wereldgemeenschap.
De oorlog in Oekraïne moet ons van onze blindheid genezen. Op de VN-Algemene Vergadering van 1 maart 2022 van stemden 5 landen tegen de resolutie en onthielden 35 andere landen zich. Aangezien deze laatste groep zeer grote staten als China en India telde, komt de groep die geweigerd heeft Rusland uitdrukkelijk te veroordelen overeen met meer dan de helft van de wereldbevolking.
En toch is de Oekraïense kwestie rechtmatig, want Rusland heeft zich schuldig gemaakt aan flagrante agressie, en is de steun aan Oekraïne – waar burgers de dood vinden onder Russische bombardementen – noodzakelijk en tot op heden ontoereikend. Dit vraagt om een zo correct mogelijke analyse van de situatie.
Door de structuur van de VN-Veiligheidsraad heeft het VN-Handvest overheersing niet uitgesloten maar in handen gegeven van de vijf landen die als overwinnaars uit de Tweede Wereldoorlog gekomen zijn (de VS, Groot-Brittannië, Frankrijk, de toenmalige Sovjet-Unie en China). In feite werd de werelddominantie tot 1989 gedeeld door het Westen met de Sovjet-Unie en haar satellieten.
Toen is China begonnen het Westen economisch uit te dagen met zijn politiek van nieuwe zijderoutes. Uiteindelijk heeft Rusland geprobeerd zich op te hijsen tot het niveau van een echte challenger, zoals we gezien hebben met de annexatie van de Krim en nu met de oorlog in Oekraïne.
Dit alles wijst erop dat de hegemonie van het Westen over het internationaal bestel tegenwoordig onmiskenbaar wordt aangevochten. Samenlevingen die de voorbije decennia aan macht hebben gewonnen, positioneren zich nu als sterke rivalen (Rusland en China).
Andere samenlevingen, meer bepaald in Afrika, die lang afhankelijk geweest zijn van het Westen, laten zich niet meer onderwerpen en verkiezen bij gebrek aan waarachtige onafhankelijkheid te wisselen van meester. Deze uitbreiding van kandidaat-overheersers bewijst dat het bestaande systeem gefaald heeft in het consolideren van waarden als gelijkheid tussen de volkeren en de universaliteit van de mondiale samenleving.
Het verlangen te overheersen is een constante in de menselijke geschiedenis. Een beroemd gezegde van Lacordaire leert ons: ‘Tussen de sterke en de zwakke is het de vrijheid die verdrukt en de wet die bevrijdt.’ Eeuwenlang was de wereldgemeenschap overgeleverd aan machtsverhoudingen.
Die veroorzaakten de oorlogen van de Grieks-Romeinse Oudheid, de veroveringen van de zestiende eeuw, de koloniale oorlogen van de negentiende eeuw en de twee Wereldoorlogen, zonder nog alle kleinschaliger conflicten mee te tellen. De Volkenbond en vervolgens de VN zijn pogingen geweest om op basis van gemeenschappelijke normen de wereld te pacificeren.
Maar in weerwil van de groeiende onderlinge afhankelijkheid van veel samenlevingen werd het beginsel van nationale soevereiniteit nog verstevigd. Een enorm contra-intuïtief denken assimileerde het begrip van soevereiniteit met dat van vrijheid en maakte er iets begerenswaardigs van voor de volkeren. Soevereiniteit is echter een ambivalent begrip.
Als een macht eenmaal als soeverein is erkend, bestaan er twee gevaren. Intern kan deze macht naar autocratie afdrijven, zelfs in landen met democratische instellingen. Op internationaal vlak kan ze zich onttrekken aan alle internationale verplichtingen, door zich te beroepen op het feit dat soevereiniteit een macht is waar niets boven staat.
Dan keert de wereld van de machtsverhoudingen terug, waarin de machtigsten hun grondgebied vergroten en de ongelijkheid niet langer wordt gecorrigeerd. Sinds het ontstaan van de VN botst het systeem tegen dit obstakel, want zelfs de zogenaamde ‘grote democratieën’ buigen zelden voor de eisen van het internationaal recht.
Het verbod op kernwapens levert hiervan het beste voorbeeld. Dit verbod, dat door het Internationaal Gerechtshof al half uitgesproken was in zijn advies van 1996[5], werd bevestigd door een verdrag[6].
De mogendheden die deze wapens al bezitten zijn echter niet gebonden door dit verdrag, dat ze niet hebben onderschreven. Zo wil het hun soevereiniteit. En de nucleaire dreiging van Vladimir Poetin onderstreept hoezeer de theorie van afschrikking op een illusie is gebouwd.
Maar niet alleen maakt soevereiniteit het voor zij die haar bezitten mogelijk zichzelf te ontheffen van de verplichting de wet na te leven, ook ligt vaak het verlangen naar soevereiniteit juist aan de basis van conflicten. Dit spoort niet met de baten die men het begrip soevereiniteit toeschrijft (overigens, welk land is tegenwoordig echt onafhankelijk?).
Bovendien is het bron van veel illusies en van hebzucht. Uit een verlangen naar uitbreiding van zijn soevereiniteit annexeert een land grondgebied dat rijke bronnen herbergt en de illusie van een homogene staat dient tot voorwendsel om gebieden te veroveren waarvan de bevolking de taal van het buurland spreekt of die in een vroeger tijdperk ooit met dat buurland verenigd waren.
Zo maakt het vasthouden aan die soevereiniteit binnen het internationaal bestel, de democratische evolutie van het bestel onmogelijk. Soevereiniteit vormt een obstakel voor de evolutie van het mondiaal systeem en tegelijk schuift ze een grendel op de verdere democratisering van sommige landen in de wereld. Het is altijd gewaagd om een oordeel te vellen over hoe een samenleving er vanuit democratisch oogpunt op een gegeven moment voor staat.
Een samenleving is in feite slechts democratisch naarmate een groep mensen aanvaardt dat er binnen de groep diversiteit is, dat het geheel van nature veelsoortig is. En de democratie gaat verloren zodra men op zoek gaat naar een vermeende homogeniteit onder de leden, want dit is altijd een teken dat één fractie zoekt te domineren.
Terug naar de huidige situatie van de verschillende samenlevingen in de wereld. Er zijn er inderdaad, met name in wat gewoonlijk ‘het Westen’ wordt genoemd, die de nodige eigenschappen vertonen om als democratisch te worden beschouwd. Deze landen echter, die voor zichzelf de hoogste waardeschalen voor democratie hanteren, hebben op dit vlak in hun buitenlandse politiek vaak inconsistent gehandeld, wanneer ze autocratische regimes steunden of soms autocraten aan de macht hielpen.
Het is de politiek die Frankrijk heeft gehanteerd tegenover veel landen van Afrika en de VS tegenover Latijns-Amerika. Maar het blijft wel zo dat de inwoners van deze landen kunnen genieten van een vrijheid van meningsuiting, van demonstratie, van geweten (toch de essentie van democratie) die elders niet bestaat. Deze fundamentele vrijheden zijn een echte schat, en het is pas wanneer men ze mist dat men het genot ervan naar waarde schat.
Door van deze vrijheden gebruik te maken kan een bevolking bovendien druk uitoefenen op haar overheid en zodoende vooruitgang boeken op het vlak van andere (economische en sociale) rechten. We moeten ook oppassen dat we niet verkwanselen wat we met zoveel moeite hebben verworven. Juist omdat wij deze verworvenheden hebben, is het ook onze plicht om na te denken over een ander wereldbestel.
We hoeven niet van nul af aan te beginnen, want we hebben op wereldvlak een instrument dat goed van pas komt bij het ontwikkelen van democratische principes: respect voor het recht. Sinds 1945 heeft de wereld zichzelf voorzien van een groot aantal belangrijke mensenrechtenverdragen: door deze na te leven worden stappen vooruit gezet op de weg naar democratie.
Jammer genoeg staat het internationaal recht te zwak om te verhinderen dat de verbintenissen die heel wat staten in verband met deze conventies zijn aangegaan louter retoriek blijven. Door een gebrek aan bindende gerechtelijke procedures hebben we nu een wereld met daarin talrijke staten die tot deze mensenrechtenverdragen zijn toegetreden, maar ze openlijk aan hun laars lappen.
Om de volken van deze wereld garanties te bieden op het vlak van universele rechten en vrijheden moet nog een ander risico worden afgewend, namelijk dat één bepaalde groep of ideologie beslag legt op de universaliteit. En er is grote concurrentie van degenen die de wereld in zijn geheel in beslag willen nemen voor hun eigen belang.
Dit is het geval geweest in de VN-Veiligheidsraad met de ondernomen acties, in het bijzonder die waarbij NAVO-troepen betrokken waren, een groep van westerse landen beweerde toen op te treden in naam van de gehele wereld.
En recenter, sinds de buitenlandpolitiek van de VS liet vermoeden dat het Westen zich zou terugplooien, zijn anderen, meer bepaald China, naar voren getreden om op hun beurt de wereld in zijn geheel over te nemen. Ook ideologieën treden in concurrentie om zich wereldwijd op te dringen. Vanaf het begin van het kapitalisme deed het liberalisme dat. Veel recenter zien we het gebeuren met het jihadisme[7].
-
Wat zijn de vooruitzichten?
Die zijn er niet als we niet durven te breken met het bestaande. We staan voor de uiterst moeilijke opgave om iets onmogelijks uit te denken, of toch iets dat nog nooit heeft bestaan, om de grenzen van het mogelijke af te tasten.
We moeten ontsnappen aan de destructieve dwang van het realisme die verbeelding en moed aan banden legt, om binnen te breken in het onbekende, als we de voorwaarden willen scheppen voor een emancipatie op maat van de huidige uitdagingen. Dit is inderdaad een utopie, dat elan dat mensen steeds weer aanzet om een nieuwe toekomst voor zichzelf te bedenken, om het verlangen naar vrijheid steeds verder door te drijven[8].
Wij zullen hier geen debat openen over de institutionele aspecten. Hier wil ik veeleer terugkomen op de waarden die zijn ontkend en iets zeggen over hoe ze nieuw leven zouden kunnen worden ingeblazen.
We moeten opnieuw nadenken over de twee onderling gelieerde punten waarop de VN als een mislukking kan worden beschouwd: alle mensengemeenschappen in één gemeenschappelijk en universeel project samenbrengen en dit realiseren op een manier waarbij alle onderdelen van de mensheid op voet van gelijkheid staan.
Om overheersing uit te sluiten en de weg te openen naar een internationale democratie, d.w.z. de garantie dat het systeem de zwakken beschermt tegen de sterken, moeten we de groepen die samen de mensheid vormen op een nieuwe manier benaderen: bevrijd van een concurrentiestrijd om soevereiniteit en homogene samenlevingen.
De instrumenten daartoe werden door tal van denkers ontwikkeld. Ze heten: juridisch pluralisme, multiculturaliteit, respect voor een gemeenschappelijk recht met toepassingsmogelijkheden die rekening houden met de nationale beoordelingsvrijheid[9].
Dus, uitgaande van gemeenschappelijke waarden die in bindende teksten zijn vastgelegd, worden de toepassingen op het terrein gemaakt overeenkomstig de specifieke culturen. Ook hier vertrekken we niet vanaf nul. De jurisprudentie van sommige rechtbanken, zoals het Europees Hof voor de Rechten van de Mens of het Inter-Amerikaanse Hof voor de Rechten van de Mens, is een positieve ervaring.
Maar het is nu niet meer op continentale schaal maar op wereldschaal dat een gemeenschappelijk systeem moet worden ontwikkeld en er moeten wereldomvattende democratische instellingen komen, want die ontbreken nu.
Om echte universaliteit te garanderen en te verhinderen dat een of ander deel van de wereldgemeenschap beslag legt op het geheel van de wereld, moet aan een specifieke voorwaarde worden voldaan, namelijk dat die wereld een lege plek is, d.w.z. een referentiepunt, een horizon waar men samen naar kijkt, een eenvoudig signaal dat men tot een gemeenschap behoort[10].
Elk institutioneel systeem moet dus steunen op de onmogelijkheid voor wie dan ook zich zijn macht toe te eigenen. Zonder twijfel is het nodig om gemeenschappelijke waarden te bepalen die het behoren tot deze gedeelde wereld uitdrukken. Maar deze waarden moeten door iedereen samen worden besproken en in vraag gesteld naarmate de samenlevingen evolueren.
Laten we niet uit het oog verliezen hoe moeilijk dit utopische project is. Het is namelijk de bedoeling los te komen uit het vriend-vijanddenken dat eeuwenlang de wereld heeft geregeerd. Dat aspect van de mensheid, dat zoveel tragedies heeft veroorzaakt, kan niet worden weggeveegd met een simpele wilsdaad (die dan nog wereldwijd zou moeten worden gedeeld).
Maar we kunnen ons wel laten inspireren door wat antropologen ons leren over zogenaamd ‘primitieve’ samenlevingen[11]. Daar draagt de leider het gezag, maar niet de macht, die in handen van de gemeenschap blijft, en deze samenlevingen handhaven een politiek van vriendschap, zelfs wanneer ze bondgenootschappen sluiten en oorlogen voeren, wat de afwezigheid betekent van elke wil tot uitroeien.
Onze wereld echter heeft door de mogelijkheid te creëren de ander uit te roeien, alleen maar omdat hij anders is, een reeks van afschuwelijkheden in gang gezet. Het is begonnen met de Endlösung voor het Jodenprobleem onder Hitler, het heeft geleid tot de tragedie van de Rode Khmers in Cambodja en de genocide op Tutsi’s in Rwanda. Uitroeien wordt ook materieel mogelijk gemaakt door luchtbombardementen, die laffe oorlogvoering en door chemische, bacteriologische en nucleaire wapens.
Het tragische is dat de huidige situatie de hele wereld wegdrijft van een doorbraak naar echte ontwapening, en integendeel juist weer naar nog zwaardere bewapening jaagt.
Zo verwijderen we ons op zinloze manier van wat Spinoza ‘het hoogste goed’ noemde en dat hij als volgt uitlegde: ‘(…) om bezit te nemen, indien mogelijk samen met anderen, van deze hogere natuur. Wat is die natuur? (…) ze bestaat erin de verbinding te kennen van de menselijke ziel met de hele natuur.’
Ver van verbonden te zijn met elkaar en met de natuur zijn we met onze moordende verdeeldheid die natuur aan het vernietigen.
Vandaag worden we geconfronteerd met de terugkeer van de oorlog en de vernietiging van de natuur.
Contrer la domination et ouvrir la perspective d’un autre monde werd vertaald door Hilde Baccarne
Notes:
[1] Resolutie 678 van de Veiligheidsraad van 29 november 1990 uit hoofde van hoofdstuk VII van het Handvest, waarbij de staten worden gemachtigd ‘alle nodige stappen te ondernemen’ om bovengenoemde resoluties uit te voeren, d.w.z. om de terugtrekking van Irak uit Koeweit te bewerkstelligen.
[2] Resolutie 1031 van de Veiligheidsraad van 15 december 1995. Zie Olivier Kempf, Les opérations militaires de l’OTAN : de l’aiguillon du changement à la fatigue expéditionnaire, Questions internationales, La Documentation française, N° 111, Janvier-Février 2022, pag. 54 e.v.
[3] Resolutie 1244 van de Veiligheidsraad van 10 juni 1999
[4] Resolutie 1973 van de Veiligheidsraad van 17 maart 2011
[5] Internationaal Gerechtshof, advies van 8 juli 1996, Wettigheid van de dreiging met of het gebruik van kernwapens, Rec. p. 226 e.v.
[6] Verdrag inzake het verbod op kernwapens van 7 juli 2017
[7] Sophie Bessis, La Double impasse : l’universel à l’épreuve des fondamentalismes religieux et marchand, Paris, La Découverte, coll. « Cahiers libres », 2014
[8] Zie Haud Guéguen et Laurent Jeanpierre, La perspective du possible. Comment penser ce qui peut nous arriver et ce que nous pouvons faire, Paris, La Découverte, 2022.
[9] Zie Mireille Delmas-Marty et Marie-Laure Izorche, Marge nationale d’appréciation et internationalisation du droit. Réflexions sur la validité formelle d’un droit commun pluraliste, R.I.D.C. 4-2000.
[10] Zie Ernesto Laclau, La guerre des identités, grammaire de l’émancipation, La Découverte, Paris, 2000.
[11] Pierre Clastres, La société contre l’État, Les Ed de Minuit, Paris, 1974. En, onder redactie van Miguel Abensour: L’esprit des lois sauvages. Pierre Clastres ou une nouvelle anthropologie politique, Seuil, Paris, 1987