Analyse -

Van een vrije markt naar een democratische economie

Bij elke crisis die het kapitalisme doormaakt en telkens de overheid het systeem moet ondersteunen, slagen de liberale academici, journalisten en politici erin om de aandacht van het grote publiek af te wenden van het vrije marktmechanisme. In een economisch jargon wordt dan uitgelegd dat je de oorzaak van een crisis niet moet zoeken in het systeem zelf, maar in de bepaalde omstandigheden die zorgen dat het mechanisme hapert zoals bijvoorbeeld een onevenwicht tussen vraag en aanbod of een oorlog. En die zijn altijd tijdelijk van aard.

woensdag 6 april 2022 14:43
Spread the love

 

De ‘far west‘, vrije markt staat los van realiteit

Net als tijdens de financiële crisis en de coronacrisis, is het vandaag met de energiecrisis niet anders. Om het systeem van zijn ondergang te redden, grijpt men even in, om het daarna weer los te laten.

Op de persconferentie over het regeringsakkoord dat handelde over de hoge energieprijzen, zei premier Alexander De Croo (Open VLD): “Ik geloof in de vrije markt, maar als die vrije markt totaal losstaat van de realiteit, moet je ingrijpen, anders zit je in de far west en betalen we daar allemaal de factuur van.” Maar is het niet zo dat we in die ‘far west’ al heel lang zitten? Was de privatisering van de energiesector dan zo efficiënt?

De totale vrijmaking van de elektriciteits- en aardgasmarkt bezorgde de burgers een ongelooflijk kluwen aan leveranciers. Zo tellen we alleen al in Vlaanderen 37 leveranciers van elektriciteit en 32 leveranciers van aardgas. De privatisering en de concurrentie tussen de leveranciers zou het voor de consument goedkoper maken.

Maar wat zagen we? Voordat de huidige crisis de kop opstak, kenden we al een enorme prijsstijging en een toename van de energiearmoede. Tussen 2007 en 2018 steeg de gemiddelde all-in prijs van elektriciteit met 62%. Deze sterke stijging leidde toen al tot groeiende energiearmoede.

We spreken over energiearmoede als je 15 tot 20 procent van je netto beschikbaar inkomen moet gebruiken om de energiefactuur te betalen. Volgens de sociaaleconomische barometer van het ABVV was dat voor 14% van de bevolking het geval.

Maar wat zagen we? Voordat de huidige crisis de kop opstak, kenden we al een enorme prijsstijging en een toename van de energiearmoede.

Door de oorlog in Oekraïne en de groeiende vraag naar energie is het probleem vele malen erger geworden. De gasfactuur is op een jaar tijd met meer dan tweeduizend euro gestegen.

Op diezelfde persconferentie over de aanpak van de hoge energieprijzen zei premier Alexander De Croo hierover het volgende: “Het verlagen van btw en accijnzen is nodig: die maatregelen moet je nu nemen. Maar onderliggend is er een ander probleem: de groothandelsgasmarkt is totaal irrationeel geworden. De prijzen die je nu ziet, reflecteren een schaarste op de markt, maar die schaarste is er niet.

Een liberaal die moet toegeven dat de vrije markt niet in staat is om op een rechtvaardige manier handel te drijven. Anders gezegd: het gaat niet over schaarste, maar over speculatie! En dus, om het geloof in de vrije markt niet op te geven, zoekt men voorzichtig naar tijdelijke oplossingen om het vrije marktmechanisme bij te sturen.

Op Europees niveau gaat men onderzoeken of een prijsplafond kan ingevoerd worden. En om de concurrentie tussen de landen te temmen, zullen de Europese lidstaten in de toekomst gezamenlijk gas kunnen aankopen, in plaats van dat de landen apart prijzen onderhandelen en zo elkaar beconcurreren.

Twee pijlers van het kapitalisme worden even on hold gezet: concurrentie en prijsbepaling. Met andere woorden geeft men toe dat ‘concurrentie altijd zorgt voor verliezers en dat ‘speculatie’ eigen is aan een vrije markt’.

De vraag dringt zich op of we niet toe zijn aan een ander economisch systeem? Om hier een antwoord op te geven, is het gepast om volgende kwesties te beantwoorden:

  • Is een vrije markt in staat om ongelijkheid tegen te gaan?

De realiteit: de tien rijkste mensen ter wereld bezitten een vermogen van 1,5 biljoen dollar. Dat staat in de update die de ngo Oxfam jaarlijks maakt om de wereldwijde ongelijkheid in kaart te brengen. De coronapandemie heeft de miljardairs geen windeieren gelegd. Hun rijkdom is sinds het begin van de pandemie zelfs meer toegenomen dan tijdens de 14 jaar daarvoor.

De tien rijkste mannen ter wereld hebben tijdens de pandemie zoveel rijkdom vergaard dat zij samen nog steeds 8 miljard dollar winst zouden hebben als die rijkdom voor 99 procent zou worden belast, aldus Oxfam.

Het opgehaalde bedrag zou genoeg zijn om wereldwijd vaccins te financieren, universele sociale bescherming en toegang tot gezondheidszorg te voorzien, zich aan de klimaatverandering aan te passen en om het aantal gevallen van gendergerelateerd geweld in meer dan 80 landen te verminderen.

In België bezit 1 procent nu 15 procent van de rijkdom – meer dan de gezamenlijke rijkdom van de armste 50 procent van de bevolking.

Aan de andere kant van het spectrum zijn door de coronacrisis 160 miljoen mensen meer in armoede terechtgekomen. Volgens Oxfam draagt ongelijkheid bij aan de dood van minstens 21.000 mensen per dag, of één persoon elke vier seconden.

In België bezit 1 procent nu 15 procent van de rijkdom – meer dan de gezamenlijke rijkdom van de armste 50 procent van de bevolking. Daartegenover staat dat 2.199.000 Belgen in 2021 een risico liepen op armoede of sociale uitsluiting.

  • Zorgt de vrije markt voor volwaardige tewerkstelling?

De realiteit: wereldwijd zoekt het kapitalisme naar de goedkoopste arbeidskrachten en organiseert het concurrentie tussen landen voor de minst strenge arbeidsreglementering.

Al decennia zijn in ons land tijdelijke contracten, interimwerk en flexi-jobs alom aanwezig. De zekerheid hebben van een vaste baan lijkt eerder een uitzondering te worden. Een extreem voorbeeld van flexibiliteit zijn de dagcontracten in de interimsector.

Elk jaar opnieuw worden tienduizenden uitzendkrachten tewerkgesteld op basis van opeenvolgende dagcontracten, soms zelf meerdere weken of maanden aan een stuk. Tal van uitzendkrachten combineren deze periodes en blijven zo jaren in een circuit van (voornamelijk) dagcontracten zonder uitzicht op een vast contract.

Met de onlangs afgesloten arbeidsdeal van de regering Vivaldi komt er een uitbreiding van het nachtwerk en creëerde men de mogelijkheid om op vier dagen tien uur per dag te werken.

Daarbij krijgen de werkgevers in de arbeidsdeal een aantal hefbomen aangereikt om vakbonden en het sociaal overleg buitenspel te zetten.

Beide maatregelen berusten dan wel op vrijwilligheid, maar het is geweten dat je als individuele werknemer de wil van de baas moeilijk kan negeren. Daarbij krijgen de werkgevers in de arbeidsdeal een aantal hefbomen aangereikt om vakbonden en het sociaal overleg buitenspel te zetten.

En hoe noem je een arbeidsmarkt die ongeveer 500.000 langdurig arbeidsongeschikte werknemers telt, voornamelijk door psychosociale klachten zoals stress en burn-out en arbeidsgerelateerde spier- en skeletaandoeningen? De uitbreiding van het nachtwerk zal deze situatie niet verbeteren.

Naar aanleiding van het wetsvoorstel over het nachtwerk in de e-commerce schrijft het ACV in een persbericht hierover het volgende: “Nachtwerk veroorzaakt slaapstoornissen, cardiovasculaire en psychische aandoeningen en ontwricht het sociale leven. Sinds 2008 beschouwt het CIRC (internationaal centrum voor kankeronderzoek) ploegenarbeid ‘s nachts als mogelijk kankerverwekkend voor de mens.

  • Zorgt de vrije markt voor rechtvaardige lonen?

De realiteit: winsten genereren voor de aandeelhouders, lonen blokkeren voor de werknemers en lonen uitkeren aan managers van honderdduizenden euro’s, is de normale gang van zaken voor de aanhangers van de vrijemarkteconomie.

Elk jaar berekent de PVDA de datum van ‘Graaidag’. Dat is de dag waarop de gemiddelde CEO van een Bel20-bedrijf evenveel heeft verdiend als een doorsnee werknemer op een heel jaar tijd. In 2022 valt Graaidag op de zesde werkdag, dus op 10 januari. Het mediaansalaris in 2020 van een CEO van een Bel20-bedrijf bedroeg 2.168.666 euro.

Sinds 1996 lopen de Belgische lonen echter 12% achter op de productiviteitsgroei.

Voor werknemers houdt de regering vast aan de loonblokkeringswet van 1996. In de periode 2021-2022 mogen de lonen van de mensen maximaal 0,4% stijgen bovenop de index. Sinds 1996 lopen de Belgische lonen echter 12% achter op de productiviteitsgroei. Het resultaat van deze politiek is te zien aan de winstcijfers.

Zo stond in een artikel van de zakenkrant De Tijd te lezen dat de brutowinstmarges van de Belgische bedrijven sinds 2015 stevig in de lift zitten. De laatste zeven jaar zijn de brutowinsten namelijk gestegen van 39,3 procent naar 45,3 procent, een tendens die veel meer uitgesproken is in België dan in de rest van Europa.

En verder in het artikel staat dat: “Economen dat linken aan een gebrekkige concurrentie met almaar machtigere bedrijven die de kleintjes uitschakelen en ongestraft hun prijzen kunnen optrekken. Met als gevolg dat we mogelijk onnodig veel betalen voor onze aankopen en dat een groeiend deel van de gecreëerde welvaart naar de aandeelhouders van bedrijven vloeit in plaats van naar de werknemers.” [1]

Deze groeiende winsten zijn het spiegelbeeld van het krimpend loonaandeel van de werkende bevolking. De laatste zeven jaar is dat aandeel gezakt van 51,2 procent naar 48,1 procent. Dat komt neer op een transfer van 14 miljard euro van de werkende bevolking naar de aandeelhouders en bedrijfsleiders, of een jaarlijks verlies van 2.829 euro per huishouden.

  • Is de vrije markt een efficiënt systeem?

De realiteit: het vrijemarktmechanisme is een anarchistisch georganiseerde economie waarin afzonderlijke bedrijven op eigen houtje en compleet los van elkaar beslissen wat, waar, wanneer, hoe, hoeveel en voor wie ze produceren. De drijfveer is maximale winst te halen uit de productie. Daardoor ontstaat overproductie.

Wegwerpproducten en verspilling zijn schering en inslag. De natuur wordt zonder aarzelen opgeofferd voor elk extra percentje winst. We verslinden letterlijk onze planeet. Dat leert ons de mondiale voetafdruk. Dat is de graadmeter die het totale gewicht optelt van al het materiaal dat mensen per jaar winnen en verbruiken inclusief biomassa, metalen, fossiele brandstoffen en bouwmaterialen.

In de eerste helft van de twintigste eeuw neemt het materiaalverbruik gestaag toe, waarbij het verdubbelt van 7 miljard ton per jaar tot 14 miljard ton per jaar. Maar dan, in decennia na 1945, gebeurt er iets ongelofelijks: het materiaalverbruik schiet omhoog naar 35 miljard ton in 1980, haalt maar liefst 50 miljard ton in 2000 en bereikt een gigantische 92 miljard ton in 2017.

De planeet kan naar schatting een totale materiaalvoetafdruk aan van ongeveer 50 miljard ton per jaar. We hebben deze grenswaarde nu al met nog eens die waarde overschreden.

Wetenschappers schatten dat de planeet een totale materiaalvoetafdruk aankan van ongeveer 50 miljard ton per jaar. Dat wordt beschouwd als de veilige grens. We hebben deze grenswaarde nu al met nog eens die waarde overschreden. [2]

Moeten we dan allemaal inbinden? Neen, want niet alle mensen zijn daarvoor even verantwoordelijk. Landen met lage inkomens consumeren slechts gemiddeld 2 ton materiaal per persoon per jaar. Bij de hoge-inkomstenlanden ligt het verbruik gemiddeld ongeveer 28 ton per persoon per jaar. In de VS is dat 35 ton. [3]

Maar gemiddelden zeggen niet alles. Als we het verbruik per inkomenscategorie meten, met als maatstaf de ecologische voetafdruk, dan zijn de 10 procent rijksten van de wereldbevolking verantwoordelijk voor de helft van de totale wereldwijde CO2-uitstoot die het gevolg is van levensstijl en consumptie. De armste 50 procent zijn verantwoordelijk voor slechts 10 procent van de CO2-uitstoot. [4]

Vermaatschappelijking van de economische hefbomen

In een samenleving zijn er twee opties: je aanvaardt het kapitalisme waarbij een klein deel van de bevolking over overvloedige rijkdom beschikt, terwijl een groot deel wordt onderbetaald en een toegang tot een menswaardig leven wordt ontzegd.

Of je kiest voor een ander systeem waarbij iedereen over voldoende middelen beschikt om waardig te leven. De oorzaak van de steeds groeiende ongelijkheid is de ondemocratische economie: de sleutelsectoren zijn eigendom van privépersonen. Zij verrijken zich met de welvaart die wordt voortgebracht door de werkende klasse.

Om ervoor te zorgen dat iedereen over een waardig leven kan beschikken, is de enige consequente oplossing de vermaatschappelijking van de sleutelsectoren die de economie dragen.

Economie is de huishoudkunde van de wereld die zou moeten zorgen dat iedereen over een waardig leven kan beschikken en daarvoor de collectieve en individuele materiële middelen ter beschikking heeft. Om dat te bekomen is de enige consequente oplossing de sleutelsectoren die de economie dragen, te democratiseren of anders genoemd: te ‘vermaatschappelijken’.

Dat betekent dat de gemeenschap ze in handen moet nemen. Hun doel is dan niet meer de winsten van de aandeelhouders te maximaliseren, maar de productie te organiseren in functie van de behoeften van de samenleving, gekaderd in een planmatige ontwikkeling met respect voor sociale en ecologische normen. De opbrengst vloeit dan terug naar de gemeenschap en kan ook publieke noden lenigen.

Het bestuur komt in handen van mensen die een engagement voor de samenleving opnemen. Er dient transparantie te zijn in publieke raden van bestuur, met vergaderingen die te volgen zijn via de media of het internet. Er moet controle zijn door de werknemers, door de vakbonden en de gebruikers.

Het doel van de vermaatschappelijking is dan niet meer de aandeelhouders te bevredigen met hoge rendementen, maar een publieke dienst te verlenen.

Het doel van de vermaatschappelijking is dan niet meer de aandeelhouders te bevredigen met hoge rendementen, maar een publieke dienst te verlenen. In het geval van de energiesector is dat dan om een duurzame energie te leveren aan de maatschappij.

Om de kosten te beheersen en om tegelijkertijd te kunnen kiezen om te investeren in schone energie, moeten we af van de private ondemocratische energiebedrijven. Hiervan zijn al voorbeelden.

In veel grote steden waaronder Berlijn, Hamburg en München, zijn er gemeentelijke nutsbedrijven voor de productie en distributie van energie. Deze investeren in hernieuwbare energie, maar ook in collectieve verwarming. Ze worden niet gedreven door onmiddellijke winstgevendheid: daarom kunnen ze doeltreffender investeren in hernieuwbare energie.

Het gemeentebedrijf van München streeft bijvoorbeeld naar 100% elektriciteitsproductie, waarmee in 2025 in het verbruik van de hele stad kan worden voorzien. In Berlijn installeert het gemeentelijk bedrijf zonnepanelen en gemeenschappelijke verwarmingssystemen in gebouwen om de energiefactuur van de huurders te doen dalen. De publieke bedrijven kunnen de opgewekte energie ook goedkoper verkopen, aangezien ze niet afhankelijk zijn van de logica van de markt. [5]

Deze voorbeelden laten zien dat een andere wereld mogelijk is.

 

Notes:

[1]  De Tijd, 03/02/2022, P.1

[2] MINDER IS MEER, Hoe degrowth de wereld zal redden, Jason Hickel, P.94-96

[3]  Idem, P.100

[4] Als de laatste boom geveld is, eten we ons geld wel op, Het kapitalisme versus de aarde, Ludo De Witte, P.45

[5] Solidair, maart-april 2022, P.65

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!