Het andere boek was ‘Vrijheid’, door Annelien De Dijn, verbonden aan de Universiteit van Utrecht, maar eerst gepubliceerd door Harvard U.P. Maggie Nelson is literatuurwetenschapper aan een universiteit in California. Bovendien is ze ook schrijfster van fictieboeken, waaronder het pas vertaalde merkwaardige boek ‘Bluets’.
Tegelijk is dit boek zeer verschillend van de verhelderende historische studie van De Dijn. In zekere zin vullen beide boeken elkaar aan. Nelson wilde duidelijk een betrokken boek schrijven. Ze is bijzonder goed op de hoogte van de academische en filosofische discussies rond vrijheid en citeert ook reeksen belangrijke auteurs van de laatste decennia.
Zo kent ze de Franse scène en weet ze die heel gepast te plaatsen, wat geen evidentie is voor een Angelsaksische auteur. Ze confronteert die ‘Europese’ ideeën echter met een zeer brede literatuur van de Amerikaanse wereld en vult die aan met diverse discussies uit de brede cultuurwereld, de ICT- en de gender- en drugssferen, waardoor elke vorm van vrijblijvend of ivorentoren gefilosofeer steeds terug op aarde wordt getrokken, of soms zelfs in de modder wordt geduwd om de pregnantie van vrijheidsvragen nooit uit het oog te verliezen.
Nelson vermengt haar uiteenzetting regelmatig met getuigenissen uit haar persoonlijk leven. Dat doet ze bewust, omdat ze precies de vragen rond dringende en dwingende keuzen in een wereld waarin de mens op het punt staat zichzelf te vernietigen door ideologisch gestuurd wild consumentisme (of wat A. Gosh noemt de ideologie van het ‘extractivisme’: de waan dat de aarde eindeloos kan ontgonnen en geëxploiteerd worden) ziet als vragen die ons als gehele mens moeten aanspreken: in het hoofd en in het hart.
Vrijheid en zorg
Van in het begin verbindt ze daarom vrijheid met zorg, wat in het neoliberalisme als een vloek zal gezien worden. Vrijheid maakt maar een kans als ze bewust en moedig met een toekomst gedacht en beleefd wordt, niet als NU-beleving zonder horizon waar zowel morgen als de anderen ontbreken. Maar laat dat nu precies een basiskenmerk van de huidige illiberale ideologie zijn.
Zorg, daarentegen, is noodzakelijk ook gedacht en gegeven in een toekomstperspectief: omdat opvoeden, gezondheid, kunst ook veronderstelt dat er een later is, zoniet wordt het zorgen zelf-contradictorisch.
Het boek vertrekt van Nelson’s diepe kennis van de hedendaagse kunstwereld, waar de typische extravaganties van sommige Amerikaanse strekkingen op nuchtere wijze worden ontleed, maar steeds ook in confrontatie met die klemtoon op zorg. Foucault is inspiratiebron, en vaak ook Arendt, terwijl de eigen jaren van losbandig en zelf-verloochenend leven soms worden aangehaald om te laten begrijpen aan de lezer hoe er een generatie gegroeid is die wel geschoold werd, maar eigenlijk weinig of geen levenswaardig perspectief heeft meegekregen.
Daarom wordt ook uitgebreid ingegaan op de vreemde idee en vooral praktijk van drugsgebruik om ‘vrij te zijn’, dat wil zeggen te leven in de illusie van ‘grenzeloosheid als vrijheid’. En dat is een verzinsel, schrijft ze. In een tweede versie van vervreemding herkent ze de zelfreflecterende kunst die hoogopgeleiden als norm voorstellen, omdat ze in hun vreemde reservaatleven geen voeling meer hebben met de wereld van de meerderheid.
Binnen die cocon zie je een vervreemdende klemtoon op vrijheid als recht en voorrecht, met een oeverloos wegdrijven in schade- en schadeclaim denken. Dat gebeurt in een samenleving waar proportioneel meer mensen al achter tralies zitten dan waar en wanneer dan ook, zegt Nelson. Vrijheid wordt dan een juridisch concept van een subgroep, en tegen vele anderen.
Aan de rand ziet ze dan bovendien de meest aberrante rechtse groepen, zich organiserend in drukkingsgroepen van religieuze of andere aard, die zich vastbijten in het ‘blamen’ van iedereen die creatief vrij wil blijven zoeken: het aantal kunstenaars en denkers dat door dergelijke groepen wordt aangevallen en wiens werken verwijderd of zelfs vernietigd worden, is stilaan niet meer te tellen.
Vrijheid en seksualiteit
In een tweede belevingsdomein, dat van de seksualiteit, onderzoekt Nelson de worsteling met vrijheidsbegrippen en -praktijken in kringen van LGTB+ en queergroepen. Ze plaatst de strijd die ze hier ziet (en waarvan ze een massa interessante literatuur aanhaalt, die aan de gemiddelde medemens maar ook aan de filosoof nagenoeg zeker totaal onbekend is) tegen de achtergrond van de ‘neoliberale afzwakking van vrijheidsbeleving tot empowerment’.
Seksuele vrijheid wordt als marktfenomeen gevormd vandaag, vooral voor een toplaag, stelt Nelson. Dit is een manier waarop vrouwen ‘gegidst’ worden naar een marktconforme vorm van seksuele beleving. Seks, schrijft ze, wordt zonder dat men het beseft een ‘product’ waarop men al of niet recht meent te hebben, en dat kost (met hulpmiddelen om er goed uit te zien, de juiste relatie te vinden, een goede plaats op de pikorde aan te houden, enz.).
Tegenover die mainstream van Hollywood-seks haalt Nelson een zeer uitgebreide literatuur aan van queers die de rol van macht in seksuele relaties onderzoeken. De auteur neemt dit punt op en onderzoekt hoe vrijheid en macht zinvol, duurzaam en respectvol kunnen samen gedacht worden, los van de schijnvrijheid van de markt.
Dat brengt haar tot een zeer begrijpende houding tegenover multiperspectivisch denken: ‘er is niet één verhaal’. Deze passages nodigen uit tot ‘zelfontplooiing’ en dat staat haaks op het dichtspijkeren met regels in onze gejuridificeerde maatschappij, stelt ze.
Vrijheid en drugscultuur
In een derde belevingssfeer van vandaag, de uitgebreide drugsscène, betrekt ze niet enkel de farma- en drugscultuur maar koppelt die ook (empirisch terecht blijkt) aan de raciale discussies. Met name de ‘verslavingsmemoires’ die ze vermeldt zijn geschreven door witte mannen, die de grenzen van hun identiteit willen opzoeken door ‘als blonde jongens’ via dealers de marginaliteit van de andere cultuur willen opzoeken en zich eigen maken.
Rimbaud wordt icoon van die tendens genoemd, maar enkele kwalijke pogingen vandaag om een eigen sjamaan te zoeken of geprepareerde exotische belevingen te hebben zit in hetzelfde schuitje. De rechtse oproep die door Trump veel weerklank vond ‘Make America Great Again’ zoekt dan weer niet de ‘witte zoekers’, maar vooral de ‘gevonden’ ander te criminaliseren, zodat je volgens Nobellaureate Tony Morrison eerder moet gewagen van ‘Make America White Again’.
Vrijheid en klimaatcrisis
Voor een laatste belevingssfeer richt Nelson haar aandacht op de meest recente en nu acute beleving van aanvallen op onze vrijheid: de ecologische en vooral de klimaatveranderingen. Nelson geeft een indrukwekkend overzicht van discussiestudies en concludeert daaruit dat de diepe heroriëntatie hierdoor kan samengevat worden als volgt: de opdracht is niet langer om het probleem (van klimaatopwarming) op te lossen, maar wel hoe we kunnen ‘beperken en aanpassen’.
Ze citeert daarbij enkele keren Isabelle Stengers, de vroegere medewerkster van I. Prigogine en belangrijke filosofe: we moeten ons bewust worden dat de toekomst niet openligt als volkomen maakbaar, want ‘onze kinderen moeten meegaan in de technologisch hoogstaande ruïnes van onze dromen’.
Dat heeft, stelt Nelson, directe gevolgen voor onze keuzes en de beleving van vrijheid: de polariserende strijd tussen de cynici die beweren dat het ‘game over’ is voor de mensheid en de neoliberale ‘realisten’ die blijven beweren dat er ‘niets aan de hand is’ en dat technologie dit allemaal zal oplossen, moet dringend verlaten worden.
Ze schaart zich daarbij aan de kant van de milieustrijdster Heglar die alle goedbedoelende mensen oproept om “de ruimte in het midden te bezetten”. Met andere woorden, aanvaard de feitelijkheid van de vernietiging vanuit het verleden (spreekwoordelijk vanaf James Watts’ stoommachine tot het antropoceen) en werk nu vooral om nog een leefbare toekomst te hebben. Daarbij moet men ‘terrestrisch denken’ (naar Latour), namelijk met de mensheid in verbondenheid als horizon.
Het zal duidelijk zijn dat het nagenoeg onmogelijk is om dit boek samen te vatten. Het is rijk, plooit voortdurend en mijns inziens terecht terug op de ervaren en ervaarbare werkelijkheid, op de gevoelens en het denken en dromen van de volgende generaties ook (met Nelsons jonge zoon als focus en soms pijnlijke vraagsteller) en verweeft een kritische selectie van ‘extravagante’ visies (uit de queerwereld, de kunstkringen, enz.) in haar verslag en in de weinige constructieve wegen die nog mogelijk blijven.
Daardoor is het ook niet enkel een reflectie, maar ook een ‘wake up call’. Dit is schitterend werk en ik hoop echt dat de media, maar ook de academische wereld de diepe vraagstellingen van Maggie Nelson ernstig zullen nemen. De eersten kunnen zo eindelijk wegstappen van de perverse neiging om polariseringen na te lopen. Ze kunnen zo de bizarre wereld van ‘brood en spelen’ die de marktdenkers ons hebben aangekaart links laten liggen. De laatsten kunnen dergelijke analyses aanwenden om uit de wereldvreemde competitielogica die hen sinds de jaren ’90 is opgedrongen, eindelijk te verlaten en zich meer zorgend voor mens en aarde te gedragen.
Rix Pinxten is emeritus professor aan de UGent.
Maggie Nelson: Over vrijheid. In kunst, seks, drugs en klimaat. Amsterdam: AtlasContact, 2022, 318p.