Wij, medewerkers van Unia, hebben lang gezwegen om het overleg over de toekomst van mensenrechten in Vlaanderen en over onze jobs alle kansen te geven. Maar nu het Vlaamse mensenrechteninstituut (VMRI) vorm begint te krijgen, kunnen we niet anders dan ons uitspreken. Als experten inzake mensenrechten zijn we zeer bezorgd over de evolutie in Vlaanderen.
Minister Somers blijft koppig de bezorgdheden van adviesraden, het middenveld en zelfs zijn eigen coalitiepartner van tafel vegen.
Wij staan met onze bezorgdheid niet alleen. Middenveld en adviesraden protesteerden eerder al omdat het huidige ontwerp voor het nieuwe Vlaamse mensenrechteninstituut niet goed zit. [1] Op vlak van mensenrechten gaat Vlaanderen erop achteruit en heel wat prangende vragen blijven onbeantwoord. Minister Bart Somers voor onder meer gelijke kansen (Open VLD) blijft koppig de bezorgdheden van deze adviesraden, het middenveld en zelfs zijn eigen coalitiepartner van tafel vegen.
Vanaf 2023 zal Unia niet langer bevoegd zijn om mensen te helpen die slachtoffer worden van discriminatie wanneer het gaat over levensdomeinen die onder de Vlaamse bevoegdheden vallen, zoals onderwijs of huisvesting. Op het eerste zicht lijkt dit een eenvoudige uitstap, waarbij bevoegdheden simpelweg van het interfederale Unia naar het nieuwe Vlaamse instituut worden overgeheveld.
Bij Unia krijgen we dagelijks discriminatiemeldingen waaruit blijkt dat de realiteit heel wat minder eenvoudig is. Denk bijvoorbeeld aan meldingen rond discriminatie op de arbeidsmarkt, een domein waarvoor zowel het federale als het Vlaamse niveau bevoegdheden hebben. Dit levert situaties op die zo complex zijn dat niemand echt weet of het probleem zich op Vlaams, dan wel op federaal niveau situeert. In het uiterste geval beslist een rechter daarover. Hoe kunnen slachtoffers dan weten tot welke instelling ze zich moeten wenden?
Deze kafkaiaanse versnippering krijg je niet uitgelegd aan de burger.
Nog complexer wordt het wanneer feiten zich in Brussel situeren, waar Vlaamse, federale en Brusselse wetgeving elkaar kruisen en waar scholen en instellingen van verschillende gemeenschappen naast elkaar liggen. Ben je slachtoffer van discriminatie op een bus van De Lijn die door Brussel rijdt? Dan moet je je wenden tot het nieuwe Vlaamse instituut. Als je echter aan de bushalte slachtoffer bent, dan moet je je tot Unia wenden. Deze kafkaiaanse versnippering krijg je niet uitgelegd aan de burger. De Nederlandstalige Brusselaars worden zelfs niet genoemd in het ontwerpdecreet.
De oplossing die de minister voorstelt, namelijk één uniek loket, is onvoldoende om te garanderen dat mensen in Vlaanderen en Brussel gemakkelijk de weg zullen vinden naar de juiste hulp. Bovendien bestaat er vandaag al één loket waar slachtoffers zich kunnen melden. Dat loket heet Unia.
Mensenrechtenexpertise wordt slachtoffer van politieke spelletjes
De beslissing om uit Unia te stappen is een politieke beslissing. De werking van Unia werd door Vlaanderen nooit geëvalueerd. Wel werd ons het werk moeilijk gemaakt door niet-aflatende aanvallen op onze instelling. We staan daarin niet alleen. Ook andere mensenrechtenorganisaties zoals het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen of het Hannah Arendt Instituut, worden verdacht gemaakt door beleidsmakers.
De beslissing van de Vlaamse regering is op meerdere vlakken een aderlating voor Unia. Daarbij werd ons steeds voorgehouden dat de opgebouwde expertise rond mensenrechten niet verloren mocht gaan. Meer zelfs: dat deze expertise noodzakelijk was om een nieuwe performante Vlaamse instelling te creëren. Onze collega’s verleenden dan ook al hun medewerking aan het kabinet van de minister en de Vlaamse administratie.
[1] Voor een grondige analyse over de nieuwe instelling verwijzen we naar het standpunt van Unia en de adviezen die 9 adviesraden op vraag van minister Somers opstelden. Zie hier de denkoefening rond het Vlaams mensenrechteninstituut.
Minister Somers wil geen enkel engagement opnemen en zet de Unia-collega’s botweg in de kou.
Recent werd echter duidelijk dat minister Somers geen enkel engagement wil opnemen en de Unia-collega’s botweg in de kou zet. Het gevolg is het politiek gemotiveerd ontslag van een twaalftal competente en gespecialiseerde medewerkers. Het is ongezien dat er geen overdracht van personeel is, ook niet naar andere diensten of werfreserves. Dit betekent een nettoverlies van belangrijke expertise en een gevaarlijk precedent voor andere administraties.
Als personeel van Unia strijden we elke dag voor meer gelijkheid en een inclusieve samenleving. We behandelen jaarlijks meer dan 10.000 meldingen, controleren deze op hun juridische ontvankelijkheid en staan slachtoffers bij met advies. Indien nodig onderhandelen we vervolgens tussen verschillende partijen. Als dat niet lukt, staan we het slachtoffer bij voor de rechtbank.
Het Vlaamse mensenrechteninstituut verliest bovendien het mandaat om slachtoffers bij te staan voor de rechtbank, terwijl de Vlaming er meer voor zal betalen.
Deze unieke expertise gaat nu verloren én het Vlaamse mensenrechteninstituut verliest bovendien het mandaat om slachtoffers bij te staan voor de rechtbank. Vanaf 2023 zal de Vlaming dus meer betalen voor minder rechtsbescherming, want het budget voor het nieuwe Vlaamse instituut is zo’n vijf keer hoger dan de huidige Vlaamse investering in Unia.
Het personeel van Unia is fier op haar werk. We zijn een instelling met internationale uitstraling, dankzij gedreven en gespecialiseerd personeel. Wij vragen de Vlaamse regering met aandrang om deze expertise niet verloren te laten gaan en onze mensen niet omwille van politieke sentimenten op straat te zetten. Daar wordt alleen de burger de dupe van. Ook vragen wij, als experten inzake mensenrechten, om het huidige ontwerpdecreet grondig te herzien, zodat de mensenrechten in Vlaanderen er niet op achteruitgaan.