Dweilen met de kraan open
In oktober 2021 lanceerde Weyts zijn tienpuntenplan in het Vlaams Parlement. Het was haast- en spoedwerk dat niet eens in de schoot van de regering was doorgesproken. Meer dan wat gerommel in de marge was het niet.
Weyts wil meer onderwijspersoneel aantrekken door o.a. bepaalde zij-instromers meer anciënniteit te geven, door gepensioneerden en mensen in zorgverlof tijdelijk voor de klas te laten staan, door leerkrachten meer betaalde overuren te geven en door minder gekwalificeerde mensen tewerk te stellen.
Het tienpuntenplan van Weyts was niet meer dan wat gerommel in de marge.
Het plan kreeg een onvoldoende van de onderwijskoepels en werd afgeschoten door de onderwijsbonden. Volgens Koen Van Kerkhoven van COC (de onderwijscentrale van ACV) is “inzetten op zij-instromers geen mirakeloplossing. Er staan geen massa’s zij-instromers te trappelen om te starten in het onderwijs.”
Bovendien is het probleem niet zozeer de instroom, maar wel de uitstroom. “Zullen we eerst eens proberen al die gedreven mensen aan boord te houden?”, vraag Nancy Libeert van ACOD Onderwijs zich af. Wat baat het om veel nieuwe mensen aan te trekken als er ondertussen heel wat personeel het onderwijs blijft verlaten.
De cijfers liegen niet. In het lager onderwijs houdt een kwart van de starters het al binnen de vijf jaar voor bekeken. In het secundair onderwijs is dat zelfs 37 procent. Met de toenemende arbeidskrapte zullen jobs buiten het onderwijs ook aantrekkelijker worden en leerkrachten nog gemakkelijker dan voorheen geneigd zijn om elders aan de slag te gaan.
In het secundair onderwijs houdt 37 procent van de starters het al binnen de vijf jaar voor bekeken.
De fundamentele oorzaken van het lerarentekort zijn de hoge werkdruk en de onaantrekkelijkheid van de job. Met zijn plan laat Weyts die oorzaken nagenoeg ongemoeid. Op die manier dweilt hij met de kraan open.
Voor de onderwijsbonden moeten we in de eerste plaats inzetten op de leraren die we al hebben. We moeten ervoor zorgen dat hun waardering stijgt en dat hun job aantrekkelijker wordt. De bonden doen daarvoor een aantal structurele voorstellen. De voorstellen van ACOD Onderwijs en COC zijn niet volledig dezelfde. Ze leggen soms andere accenten, maar ze gaan grotendeels in dezelfde richting. We zetten hier de belangrijkste op een rij.
Werkdruk
Uit een grootschalig tijdsonderzoek van 2018 blijkt dat leraren zeer hard werken, harder dan in de meeste andere sectoren. Zelfs als men de vakantieperiodes inrekent ligt de gemiddelde werkweek van een leerkracht vier uur hoger dan de ‘normale’ 38-urenweek, met pieken van tegen de 50 uur in een gewone lesweek. Bijna de helft van de leerkrachten werkt vaak of altijd na acht uur ’s avonds en 45 procent werkt ook op zondag.
Die werkdruk moet naar beneden. Dat kan op verschillende manieren. Vooreerst moet de leerkracht zich meer kunnen focussen op zijn kerntaak: lesgeven, voorbereiden en verbeteren. Nu gaat 30 tot 40 procent van de tijd van een leerkracht naar aan andere zaken zoals toezichten, vervanging van zieke collega’s, individuele leerlingenbegeleiding, contacten met ouders, heel wat administratie, klassenraad, vakvergadering, …
De gemiddelde werkweek van een leerkracht ligt vier uur hoger dan de ‘normale’ 38-urenweek, met pieken van tegen de 50 uur in een gewone lesweek.
Die overige taken moeten door andere personeelsleden worden opgenomen, ofwel moeten er uren voor voorzien worden.
Maar niet alleen het aantal uren weegt, ook de intensiteit telt mee. Daarom moeten klasgroepen kleiner worden. Dat is nodig om leerlingen met specifieke noden voldoende tijd en ruimte te kunnen geven. Differentiatie is heel belangrijk maar in grote groepen is dat onmogelijk en vooral zeer uitputtend.
Autonomie
Leerkrachten moeten zich constant verantwoorden voor wat ze doen. Ze moeten systematisch alle lesdoelen koppelen aan leerplandoelen en eindtermen. Differentiatie en remediëring moeten ze gedetailleerd uitschrijven in allerlei volgsystemen en handelingsplannen. Over van alles en nog wat moeten ze verslagen opstellen. Enzovoort.
Leerkrachten moeten zich constant verantwoorden voor wat ze doen. Dat veroorzaakt niet alleen heel wat overbodig administratief werk, het tast ook de autonomie aan.
Dat veroorzaakt niet alleen heel wat overbodig administratief werk, het tast ook de autonomie aan. Leraren worden steeds meer aangesproken als passieve uitvoerders van een gestandaardiseerde aanpak die anderen bedenken of die zogenaamde onderwijsexperts aanbevelen.
Op die manier voelen velen zich niet langer erkend als professionals met een belangrijke maatschappelijke opdracht. Ze voelen zich aangetast in hun beroepseer. De overbodige verantwoordings- en vernieuwingsdrang moet ingeperkt worden.
Starters
Voor starters is alles nieuw. Daarom gaan zij gebukt onder een zeer hoge werkdruk en emotionele belasting. Ze moeten vaak ook genoegen nemen met de ‘restjes’, vaak met weinig paralleluren. Vandaar dat er zoveel afhaken.
Om hun opdracht haalbaar te maken moet de mogelijkheid voorzien worden om het eerste jaar een verminderde lesopdracht op te nemen, (bijvoorbeeld 80 procent, maar 100 procent betaald), om meer ruimte te hebben voor lesvoorbereidingen, aanvangsbegeleiding en navorming.
Het duurt soms jaren vooraleer starters een vaste betrekking en dus inkomen hebben. Dat is een van de belangrijke redenen voor het snelle vertrek uit onderwijs.
Voor starters is er ook heel wat jobonzekerheid. Het duurt soms jaren vooraleer ze een vaste betrekking en dus inkomen hebben. Dat is een van de belangrijke redenen voor het snelle vertrek uit onderwijs. Daarom komen de onderwijsbonden met een voorstel dat in het verleden al eens ingevoerd werd: zogenaamde lerarenplatforms of minipools.[1] Die geven aan startende leerkrachten de garantie op een voltijdse opdracht, hetzij door les te geven hetzij door pedagogische bijstand in de klas.
Eindeloopbaan
Door afname van fysieke en mentale weerbaarheid zijn heel wat leerkrachten op het einde van hun carrière gevoeliger voor stress, depressie, ziekte en lichamelijke ongemakken. Zij vallen dan ook in vergelijking met hun jongere collega’s vaker ziek. Wie over de financiële mogelijkheden beschikt, neemt dan vaak een deeltijdse opdracht op. Alleen zo slagen zij er nog in om kwaliteitsvol les te geven.
De situatie op het einde van de loopbaan is de laatste jaren sterk achteruitgegaan. De pensioenleeftijd werd vijf tot zeven jaar opgetrokken terwijl de landingsbanen afgeschaft werden. Dat was een mokersslag. Er staan steeds meer opa’s en oma’s voor de klas. Bovendien zullen de gepensioneerden het met een beduidend lagere pensioenuitkering moeten doen.
Er staan steeds meer opa’s en oma’s voor de klas. Het einde van de loopbaan moet opnieuw leefbaar gemaakt worden.
Voor de aantrekkelijkheid van de job is dat nefast. Het einde van de loopbaan moet opnieuw leefbaar gemaakt worden. Er moeten opnieuw landingsbanen komen die financieel haalbaar zijn en iedereen moet op pensioen kunnen vanaf 60 jaar.
Vanaf 50 of 55 jaar moet het aantal contacturen naar beneden. Het overgebleven gedeelte van de opdracht kan dan opgevuld worden met taken als co-teaching, begeleiding van startende leraren of stagiairs, leraren, schoolloopbaanbegeleiding van leerlingen, individuele vakgebonden remediëring van leerlingen … Zo wordt de expertise en ervaring van de ‘senior leerkrachten’ ingezet en wordt de werklast van hun collega’s verminderd.
Loonsverhoging
Wanneer werkgevers klagen dat ze geen werkvolk vinden, dan geeft president Biden hen een eenvoudige remedie: “betaal ze meer”. Dat geldt ook voor het onderwijs.
Het loon weerspiegelt het belang en de waardering voor het beroep. Vooral voor masters zijn de lonen in het onderwijs, bij een gelijk diploma, een stuk lager dan in de privé. Op voordelen zoals een bedrijfswagen, aanvullend pensioen, hospitalisatieverzekering, laptop, smartphone enz. moeten ze ook niet rekenen.
Het loon weerspiegelt het belang en de waardering voor het beroep.
Als het onderwijs niet meer draait valt de economie plat. Dat heeft de pandemie ons geleerd. Dat moeten we dus ook terugzien in het loon. Kwalitatief onderwijs is één van de pijlers waarop de huidige maatschappij rust. Daarom moeten we het beroep van leraar weer opwaarderen en moet het loon omhoog.
Op korte termijn, om het tijdelijk en acuut lerarentekort op te vangen, kunnen de gepresteerde overuren zoals in andere sectoren, dubbel betaald worden.[2]
Koken kost geld
De hierboven voorgestelde maatregelen zullen geld kosten. Maar als onderwijs een topprioriteit is, zoals men om het hardst heeft geroepen tijdens deze coronacrisis, dan moet dit ook vertaald worden in budgettaire middelen.
Het alternatief is een dramatisch lerarentekort en een nog verdere daling van de kwaliteit van ons onderwijs. Kunnen we ons dat permitteren?
Bronnen:
Lerarentekort? ACOD denkt enkele zetten vooruit
Betaal overwerk dubbel en neem niet-kerntaken weg
Lees ook: Lerarentekort is tikkende tijdbom onder onderwijs
Notes:
[1] In het schooljaar 2018-2019 is daarover een pilootproject in het lager onderwijs van start gegaan. Er is plaats voor 1621 onderwijzers. Wie in het lerarenplatform stapt, heeft werkzekerheid vanaf 1 september tot het einde van het schooljaar.
[2] In andere sectoren bedraagt de loontoeslag doorgaans 50 procent van het gewone loon. Dat kan opgetrokken worden tot 100 procent voor overuren op zondag, feestdag of vervangende feestdag.