Beste Jan,
Ik heb besloten je een nieuwjaarsbrief te schrijven. Ik ben dan wel niet je metekind, maar veel scheelde dat niet…Ik schreef een monoloog over onze vriendschap, die volgende week in premiere gaat[1]. Spijtig dat je die niet meer kan zien.
Vorig jaar werd mijn academisch leven serieus ontwricht door je overlijden op 7 januari 2021. Ik vraag me vaak af waar je nu bent. Zit je ergens met Bourdieu of Foucault te tafelen, of is er niets meer te beleven na dit aardse bestaan. Alleen jij weet het. Toen ik het nieuws van je verwachte sterven hoorde, stortte ik eigenlijk meteen in. Dat is pas veel later in 2021 weer goed gekomen. Ik kon niet meer bellen of appen, ik was, zoals je dat eens stelde, mijn ‘vluchtroute’ kwijtgeraakt. Hoezeer het verlies me raakte, kon niemand goed inschatten.
Mensen gingen verder met hun leven, met hun academisch traject, en ik stokte. Ik verstond dat niet; ik wilde dat niet begrijpen. In februari stortte ik dan finaal in, met alle gevolgen vandien. In de zomer las ik je laatste boekje terug, een essay eigenlijk, mooi uitgegeven door kameraad Ico Maly. Toen besefte ik dat ik de kracht moest hervinden om er opnieuw tegenaan te gaan, dat ik les moest geven en onderzoek moest doen zoals jij dat zo prachtig had beschreven: onderzoek als teamwork, lesgeven als inspireren. Ik besefte ook dat ik dan, net als jij, zou ‘botsen’ met verschillende conventies. Dat is ook gebeurd. Op de ene plek probeerde ik genderstudies te geven vanuit marxistisch perspectief, elders was ik de libero die ‘mijn’ PhD kandidaat vaak onzichtbaar vanuit de schaduw coachte. En toch heb ik geen spijt van wat ik gedaan heb, immers “ik spreek niet naar de macht, maar in weerwil van de macht”, zoals je dat zo mooi stelde in de excellente documentaire van DocWerkers over jouw leven.
Jan, ik bespreek nu in jouw stijl enkele levenslijnen die dringend moeten voortgezet worden met jouw inspiratie als voorbeeld. Ik baseer deze op ons interview, het laatste interview dat je bij leven gaf, over thema’s die je nauw aan het hart gingen: lesgeven, onderzoek en activisme[2].
Een. We hebben dringend nood aan onderzoek dat zich bezighoudt met de figuur van de leraar als brugfiguur in taal en onderwijs. Jij behoorde tot een generatie docenten die sterk geloofde in een soort humanisme in het onderwijs. En dus begon je les te geven omdat je van mensen hield; je hield van de studenten die voor je stonden en je gaf oprecht om hen. En in die zin ging het voor jou bij het lesgeven en alle activiteiten die daarbij horen, zoals ook bijles geven, om het geven. Het gaat allemaal om de ander; het gaat allemaal om de studenten. Dus je bent een goede docent als studenten in principe van jou leren. Je bent geen goede docent als je erin slaagt om uiterst gesofisticeerde betogen te produceren, powerpoints, briljante proza enzovoort. Nee, je bent een goede docent als je studenten iets van je leren. En we moeten ons aanpassen aan studenten: het tegenovergestelde is nooit waar. Of tenminste, je zei altijd in het eerste college van het jaar tegen je studenten dat je een centimeter boven hun hoofd zou mikken, en dat ze zich een beetje moesten strekken om dat gat te dichten. Dus je moet jezelf een beetje verheffen om bij te zijn, en dat is wat studenten moeten doen. Maar het gaat allemaal uit van een fundamenteel menselijk altruïsme waarin je je plicht ziet, de roeping, die je naar de klas brengt en die maakt dat je aan anderen geeft dat wat je te geven hebt. En het is ook dat altruïsme dat kwaliteitscontrole creëert of een zekere strengheid als het op kwaliteit aankomt. Je moet veeleisend zijn. Als je dingen geeft, moet het goed spul zijn. Het moet het beste zijn wat je hebt. Dus onderschat je studenten niet, zorg ervoor dat ze een beetje strekken; maar terwijl je dat doet, geef ze het allerbeste wat je hebt. Geef ze niet de wetenschap die vijf jaar of tien jaar geleden relevant was, geef ze de wetenschap die nu relevant is.
Twee. Je gaf in ons interview aan dat het belangrijkste thema voor jou ‘informeel leren’ was. Je hebt leren dat georganiseerd is via scholen en andere zeer herkenbare organisaties en instellingen. Maar natuurlijk komt ook hier weer al die nieuwe technologie om de hoek kijken. Er is een nieuwe leeromgeving die de leeromgeving in scholen zou kunnen ondersteunen, maar die heel vaak als negatief wordt gezien, als een soort vijand van leren. Als kinderen videospelletjes spelen, waarin ze heel veel schrijven, of actief zijn op hun smartphone, wordt dat door papa en mama vaak gezien als anti-leren, terwijl ze juist heel veel leren. En het is juist de wisselwerking tussen formeel en informeel leren waar je altijd op allerlei manieren de nadruk op heb gelegd. Een voorbeeld.
De nieuwe technologieën, zoals smart phones, hebben ook nieuwe vormen van geletterdheid in onze samenlevingen gebracht. Traditioneel is geletterdheid iets dat van bovenaf wordt verworven, weet je. Dus jouw generatie, oudere mensen waartoe ik ondertussen bijna zelf behoor, waren in principe de agenten van geletterdheid, die de jonge generatie leerden hoe ze geletterd moesten worden. Al deze nieuwe technologieën hebben dat nu omgedraaid. We moeten van de jongere generatie leren, hoe deze nieuwe vormen van geletterdheid werken. En hier is het interessante: de meeste van deze geletterdheden, bijvoorbeeld hoe je succesvol kunt zijn op Instagram, moeten informeel worden verworven in een extreem dichte en extreem georganiseerde informele leeromgeving. Zij hebben dus leermogelijkheden die we vaak over het hoofd zien als we kijken naar het leerniveau van jongere mensen of de dingen waar ze goed in zijn. Dat had je van Gunter Kress geleerd: leren beschouwen als alles wat we verwerven, echt alles, in termen van kennis en vaardigheden gedurende het leven, inclusief de slechte dingen. Dat is dus allemaal leren en het zijn de fundamentele processen van leren die nu aan het veranderen zijn, en daar moeten we eens naar kijken.
Drie. Activisme is een vies woord geworden. En vooral een activistische academicus, vanuit een aantal politieke standpunten in de samenleving, is de ultieme vijand. Dus een academisch geschoolde intellectueel die ook een politieke waaier van opvattingen, ideeën en principes heeft, die worden actief gemaakt, vandaar het woord ‘activist’. In jouw leven, wanneer je twijfelde aan het belang van wat je academisch deed (en dat gebeurde heel vaak), werd het antwoord gegeven door jouw activisme. En dat antwoord luidde: omdat ZIJ het nodig hebben, deze activisten, vakbondsmensen maar ook schoolmeesters. Je hebt je hele leven lezingen gegeven voor niet-academisch publiek, variërend van vakbonden tot individuen en organisaties uit het hele sociale spectrum, en je was overal. Je was letterlijk overal. Je hebt ook vijftien kleine boekjes in het Nederlands geschreven, waarvoor je natuurlijk nooit enige academische erkenning heb gekregen, maar het waren vulgariserende boekjes die werden gebruikt in vakbonden, bijscholingsprogramma’s, enzovoort.
De activisten waren dus ook jouw publiek en ZIJ vertelden jou dat je academisch werk waardevol was. Ze zeiden dat je door moest gaan; ze zeiden dat je meer moest doen; ze stelden ke vragen die dan voor jou prioriteiten in het onderzoek werden. En in die zin is het in feite je activisme dat je als academicus in leven houdt. Want we hebben allemaal een vraag over relevantie: zijn we relevant? Je academische bazen zullen je nooit een duidelijk antwoord geven omdat je elk jaar een evaluatie moet schrijven en er non-stop kwaliteitsbeoordelingen zijn. Dus daar krijg je het antwoord niet. Je krijgt het in de maatschappij in het algemeen. Het komt er dus op neer: geen enkele politicus zal ooit antwoord geven op je vraag of hij of zij relevant is – daar is hij of zij verkeerd voor geplaatst. Maak je geen zorgen over wat ze zeggen, ga gewoon door met activisten zijn. Je leert enorm veel buiten de poorten van de universiteit. Je leert veel door te praten met leraren, maatschappelijk werkers, politieagenten en ga zo maar door. Je leert heel veel. En doe het niet alleen in de context van veldwerk. Doe het in de context van het dagelijkse leven.
Lieve Jan, ik ga door met lesgeven en onderzoeken zoals ik dat eigenlijk maar op een manier kan: jouw manier[3]. En moge je stem daarin resoneren in de krochten van de samenleving, de marges van het bestaan, de plaatsen waar jij zo vaak en zo graag vertoefde.
Je kameraad, vriendin en strijdmakker,
Jenny
[1] https://practiceasresearch.nicole-brown.co.uk/powerful-voice/. Seminar on the 2nd February 2022 from 2 to 3 pm UK time: Two packs of cigarettes and a working paper: Jan Blommaert’s powerful voice.
In this short 30-minute monologue, Jan Blommaert’s long-time collaborator in different roles (student, colleague and friend) Jenny Van der Aa reflects on the intricacies of mentor-mentee relationships in academia. She crafts a space in which trust, intimacy, role play and generosity are carefully examined. She ultimately wants to lay bare structures of power that enhance and parachute, but that at the same time also restrict and stigmatize.
[2] Losjes gebaseerd op Van der Aa, J. & J. Blommaert (2022). Jan Blommaert on Education: Teaching, Research & Activism. Working Papers in Urban Language and Literacies WPULL 278. https://www.academia.edu/44725342/WP278_Blommaert_and_Van_der_Aa_2020_Jan_Blommaert_on_education_Teaching_research_and_activism
[3] De levenslijn van Jan Blommaert wordt ook verdergezet op https://www.dewereldmorgen.be/schrijver/jennylouisev/ met tekstedities, geannoteerde notities, werk door Jan geinspireerd enz.
Lees ook: Jan Blommaert, bloemlezing van zijn beste artikels voor DeWereldMorgen.be