Conner Rousseau maakt zijn entree in The Big Shift op 23 oktober 2021. Screenshot YouTube Vooruit.
Ico Maly

Conner en ‘de stem van het volk’

Vooruit-voorzitter Conner Rousseau lanceerde op 23 oktober 2021 in Mechelen 'The Big Shift'. “Doel is de leden en niet-leden input te geven voor de krachtlijnen van het partijprogramma en een dam op te werpen tegen extreem-rechts”. In zijn boek 'Vooruit!' (2021) boog Ico Maly zich over de vraag op welke manier Conner Rousseau de sociaaldemocratie nieuw leven inblaast. Een fragment.

woensdag 27 oktober 2021 10:45
Spread the love

 

Wat Conner Rousseau in de markt zet als ‘volks socialisme’ en ‘met een open blik discussiëren met gewone mensen’1, is dus niet louter volks in de zin van niet-elitair, ‘dicht bij de mensen’. De volkse stem wordt geproduceerd vanuit een enorm complexe sociotechnologische assemblage. Het nieuwe ‘volkse socialisme’ is dus een digitaal en uitermate complex product. Wel is het heel krachtig in wat het uitdraagt over de afstand tussen gewone mens en politicus. Bij Vooruit is de suggestie natuurlijk dat die kloof volledig gedicht is. Er is nu een directe lijn, 24 op 24 en 7 op 7. Alleen komt de stem van de burger natuurlijk niet rechtstreeks bij Conner terecht. Het is niet Conner zelf die op Facebook reageert. En hij en de vertegenwoordigers van Vooruit zullen die stemmen ook zeker niet één op één gaan vertolken als waren het neutrale doorgeefluikjes.

Technologie creëert hier ruimte voor een krachtig populistisch narratief. Ze helpt het plan voor verandering voorstellen als een plan van het volk. Een plan dat letterlijk ‘de stem’ van het volk capteert om ze vervolgens volop te doen weerklinken uit de mond van Conner Rousseau. De kracht van dit participatie-socialisme is natuurlijk discursief: het stut de idee dat Conner geen traditionele politicus is en dat Vooruit daadwerkelijk vernieuwing brengt. En bovenal geeft het extra fond aan de populistische claim van Vooruit. In werkelijkheid is die stem van het volk evenwel een construct: voor ze finaal vorm krijgt in het plan en het discours van de politicus, zal ze eerst uitgeselecteerd, geherformuleerd en herverpakt worden. Opmerkelijk is bovendien dat zich binnen de beweging nog steeds een partij ophoudt. Die partijleden zijn net ietsje gelijker dan de inspraakleden: zij zullen finaal beslissen2 wat de stem van de burger exact zal zeggen.

Er staat echter nog een olifant in de porseleinwinkel: de sociotechnische assemblages die ten grondslag liggen aan de constructie van de stem van het volk. Die zijn uiteraard niet waardenvrij. Al gaat de individualistische methodologie van zo’n inspraakmachine ervan uit dat al die mensen op een niet-ideologische wijze hun stem laten horen, is dat natuurlijk een complete fictie: de input van gewone mensen is per definitie sociaal en politiek. Die foute aanname is het gevolg van de kloof-metafoor, die de politiek en de burgers interpreteert als twee aparte entiteiten. De stemmen van burgers vormen zich echter niet in een politiek vacuüm, maar zijn een uiting van hun positie in de samenleving, hun mediagebruik, hun politieke positie en hun overtuigingen. De stem van de burger is sociaal en politiek en wordt gevormd in relatie tot politiek en media. Individuele inspraak zal dan ook in grote mate de bestaande (micro-)machtsverhoudingen weerspiegelen. Ook Vooruit zelf dreigt zo de geldende hegemonie te reproduceren.

Als er een les te trekken valt uit de vernieuwingsoperaties van de jaren negentig, dan is het wel dat politici niet louter doorgeefluikjes zijn, maar de mensen leren praten. Het hele discours rond de kloof tussen burger en politiek werd toen professioneel uitgebuit door Vlaams Blok, later Vlaams Belang. De extreemrechtse partij heeft in die jaren succesvol ‘de stem van het volk’ geclaimd en mensen zo de dingen doen denken die de partij zegt. Dat is de essentie van framing.3 Discours is daarbij van cruciaal belang. Politici gebruiken discours om burgers te overtuigen een bepaald frame over te nemen. Politici die er dus in slagen om hun stem te laten horen in het gehele hybride mediasysteem, hebben een grote kans dat een aanzienlijk deel van de bevolking zijn opinie zal vormen in relatie tot die stem.

Ziedaar de kern van de zaak. Ondanks die hele inspraakmachine en Rousseaus herhaalde vertoog dat ‘de gewone man’ nu echt een stem heeft, stopt de beweging natuurlijk niet met communiceren. Integendeel, zoals gezegd tracht Conner via allerlei mediakanalen de informatiestroom in het hele mediasysteem net te domineren. Door uit het niets voor te stellen de kinderarmoede te bestrijden door het kindergeld te beperken, bepaalt Rousseau de agenda. Zolang zijn frame niet in vraag wordt gesteld, stuurt het de teneur van het debat.

Letterlijk schrijft hij: ‘Als we kinderarmoede echt willen aanpakken, moeten we een middel dat al honderd jaar bestaat in vraag durven te stellen.’4 Opnieuw framet Rousseau dit debat dus als een zaak van ‘durven’ en vernieuwing. Ook in zijn boek liet hij dit ballonnetje al op om de politieke correctheid te slopen: ‘Ik wil daarover nadenken, buiten alle kotjes en heilige huisjes. Voor mij is alles bespreekbaar, zolang we daarmee ons doel bereiken’.5 Toch blijken de structuren van ongelijkheid en dus ook van kinderarmoede juist onbespreekbaar. Voor Rousseau zijn de opties het kindergeld ofwel schrappen ofwel ten dele schrappen – een compromis dat hij voorstelt in een column in De Standaard. Het kindergeld houden, meer diensten gratis maken én de lonen en uitkeringen verhogen lijken helemaal geen opties. Dat is het dominante frame: er kan niet meer geld gaan naar kinderarmoede, we kunnen dat geld alleen maar anders uitgeven. Impliciet luidt de boodschap dus opnieuw dat de ouders niet verantwoordelijk genoeg omspringen met dat weinige geld. Van herverdeling is echter geen sprake. Aan de budgettaire consensus mag duidelijk niet geraakt worden.

Framing is dus van belang. Het is opmerkelijk (1) welke onderwerpen Rousseau uitkiest om het debat te voeren, en (2) vanuit welk frame hij dat dan doet. Uit alle mogelijke kwesties die van belang zijn, selecteert hij net die topics die heel sterk samenhangen met zijn identiteit en levenswandel, maar die doorgaans weinig structuren in vraag stellen. Elk debat dat succesvol gelanceerd wordt, maakt andere kwesties onzichtbaar. En steevast gaat zo’n debat ook gepaard met een sterke suggestie over hoe we over de geselecteerde kwesties moeten denken. Kortom, door het debat te voeden en ballonnetjes op te laten, leert de politicus mensen om over die thema’s na te denken, vaak zelfs vanuit een specifiek perspectief. Dat is exact wat alle politici doen.

En vervolgens gaan burgers met die opinies en framings aan de slag om ‘hun eigen mening’ te maken. Net die discursieve strijd is de essentie van politiek. Een inspraakmachine verandert daar hoegenaamd niets aan. Ze draagt enkel bij tot de legitimiteit van het gevoerde discours. Over enkele maanden kan Conner dan claimen dat ‘dit standpunt leeft bij de mensen’.

Via hun enorme bereik in het hybride mediasysteem hebben politici de macht om mee de stem van het volk vorm te geven. Dat blijkt bijvoorbeeld heel duidelijk uit de vele comments onder posts van Rousseau. Naast de obligate tegenstemmen zien we een massa fans die de stem van Rousseau niet alleen onderschrijven, maar ook verder van argumenten voorzien en dus aandikken. Dat aanleren van een taal valt soms heel letterlijk te nemen. Zie bijvoorbeeld hoe Rousseau het doel van Vooruit uitlegt in een interview in De Standaard:

Om zo veel mogelijk mensen terug te winnen, op basis van waar wij voor staan. Als het antwoord van iemand is dat ‘alle bruinen buiten moeten’, zal hij aan ons niets hebben. Dat is niet waar wij voor staan. Als hij gaat voor een veilige buurt, waar mensen Nederlands praten, dan wel. Ook over verplichte taallessen of verplichte kinderopvang willen we het gesprek voeren.6

Dit citaat schetst mooi de paradox van de beweging Vooruit. Enerzijds stelt Rousseau dat hij zoveel mogelijk mensen wil terugwinnen (op rechts, bedoelt hij dan steevast). Heel concreet vertrekt die missie nog steeds van het verlies van een heel deel van het electoraat van de voormalige SP en later sp.a aan extreemrechts. Die kiezers terugwinnen mag natuurlijk niet begrepen worden als hen naar de mond praten (en dus extreemrechtse standpunten overnemen). Rousseau benadrukt dan ook netjes: ‘op basis van waar wij voor staan’. Anderzijds moet die positionering van Vooruit wel het gevolg zijn van de inspraak van de mensen. Om die paradox op te lossen leert Rousseau zijn toekomstige achterban nadenken en praten. ‘Alle bruinen buiten’, dat is te zeer Vlaams Belang om die stem gewoon over te nemen. Maar wie de nood voelt aan ‘een veilige buurt waar mensen Nederlands praten’ is wel welkom. En ook voor wie gelooft in verplichte taallessen of kinderopvang staat Vooruit open. Net in die relatie tussen ‘alle bruinen buiten’ en ‘veiligheid’ en ‘Nederlands’ toont zich hoe de partij die extreemrechtse kiezers aan boord probeert te krijgen door hun zorgen te erkennen én hen te leren praten. In tijden van verrechtsing geeft het frame van de kloof tussen burger en politiek potentieel meer legitimiteit aan extreem- en radicaal-rechts.

 

Ico Maly. Vooruit! – Politieke Vernieuwing, Digitale Cultuur en Socialisme. EPO, Berchem, 2021, 232 pp. ISBN 978 9462 6730 6 9

 

Notes:

2   Reynebeau, M. (2021). Als een partij een callcenter wordt. De Standaard.

3   Blommaert, J. (2019). U zegt wat wij denken. Een praktische handleiding. Berchem, EPO.

4   Rousseau, C. (2021). Armoede bestrijden is meer dan geld geven. De Standaard.

5   Rousseau, C. (2020). T. Gent, Borgerhoff & Lamberigts, p 97.

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!