“De resultaten tonen aan dat maaltijdkoeriers gemiddeld precairdere jobs hebben dan andere werknemers, namelijk door hun onzekere contracten, de lange en onregelmatige werkuren, het gebrek aan sociale zekerheid en de gemiddeld lage en onstabiele lonen. We vonden ook een relatie met hun algemeen welbevinden. Koeriers met precaire jobs zitten slechter in hun vel. Het onderzoek gaf ons ook inzicht in een aantal werkgebonden praktijken. Zo blijkt het (ver)huren van koerier-accounts een courante praktijk, met name bij koeriers zonder papieren en minderjarigen”, verklaart VUB-onderzoeker Vandevenne.
Hoe hoger hun score op precariteit, hoe slechter het mentaal welzijn
Op basis van de wetenschappelijk onderbouwde meetmethode die de onderzoekers gebruiken, blijkt dat koeriers inderdaad hoger scoren op precariteit in vergelijking met andere werknemersgroepen. Ook in vergelijking met werknemers uit de transportsector die inhoudelijk gelijkaardig werk doen zonder tussenkomst van een digitaal platform.
Binnen de groep van koeriers bestaat er echter ook variatie in de ‘mate van precariteit’. Niet alle koeriers hebben dus een even precaire werksituatie. Zo verschilt de situatie van een student die als koerier werkt om een centje bij te verdienen, duidelijk van iemand die niet toekomt met zijn uitkering en deze job doet om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen. De onderzoekers vonden wel een sterke relatie tussen de meest precaire koerier-jobs en welzijn. Dit is de eerste studie die dit verband voor koeriers aantoont.
Vaak jonge mannen met migratieachtergrond, soms zonder papieren en minderjarig
Het onderzoek biedt verder ook inzicht in het sociodemografische profiel van koeriers. Niet verrassend bestaat de steekproef vooral uit jonge mannen. Verder zijn veel Brusselse koeriers niet in België geboren (43%) of hebben ouders met een migratieachtergrond (22%). 16,3% Van de koeriers is werkzoekend en 9,8% werkt uitsluitend als koerier.
Tot slot leidde het veldwerk ook tot een aantal extra bevindingen. Zo blijkt het (ver)huren van accounts een courante praktijk in Brussel. Koeriers die geen account kunnen aanmaken (bijvoorbeeld omdat ze geen geldige verblijfspapieren hebben) huren dan een account en werken onder een andere naam. Dit gebeurt meestal via online koeriers-groepen op sociale media.
“Tijdens het veldwerk hadden we ook contact met een aantal koeriers zonder papieren die met zo een gehuurd account werken. Hieronder waren soms ook minderjarigen. Het maakt de ambitie van vakbonden om precariteit binnen de jobs van koeriers tegen te gaan er niet gemakkelijker op. Stel dat donderdag blijkt dat koeriers werknemers zijn. Wat gebeurt er dan met de koeriers zonder papieren?”, stelt Vandevenne. “Voor mensen die geen toegang hebben tot de reguliere arbeidsmarkt bieden dit soort jobs – ondanks de vaak precaire werkomstandigheden – immers wel een kans op een broodnodig inkomen.”
Precariteit
Precariteit verwijst naar een werksituatie die in min of meerdere mate gekenmerkt wordt door onzekerheid op tal van domeinen. Het gaat dan om jobs die breken met de standaardverwachting die de meeste mensen hebben over ‘een goede baan’: een vast contract, voltijdse tewerkstelling, voldoende betaald werk en klassieke werkuren van 9 tot 5.
Theoretisch zouden deze jobs dus inderdaad precair genoemd kunnen worden en zo worden ze ook genoemd door vakbonden en andere belangenorganisaties. Het is echter belangrijk om ook op basis van een duidelijke set criteria aan de praktijk te toetsen of deze jobs inderdaad precair zijn. Dat is wat Elief Vandevenne, onder leiding van prof. Christophe Vanroelen van de onderzoeksgroep Interface Demography in deze studie heeft onderzocht. Met behulp van talrijke gesprekken met koeriers en de afname van een vragenlijst (170 antwoorden) werden de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden van koeriers bestudeerd. Om deze groep te bereiken sprak de onderzoeker koeriers rechtstreeks aan op straat.
Vandevenne: “Het aantal bevraagde koeriers lijkt misschien weinig, maar is, zelfs internationaal gezien, een relatief groot aantal, voornamelijk door het algemene gebrek aan cijfergegevens over deze moeilijk bereikbare groep.”