Bron: Pikist / Public domain (https://www.pikist.com/free-photo-ibdua)
Analyse -

COP26: weinig hoop voor de top van de allerlaatste kans

Tussen 31 oktober en 12 november vindt in het Schotse Glasgow de belangrijkste klimaattop plaats sinds de top van Parijs in 2015. Honderden vertegenwoordigers van landen over de hele wereld en een veelvoud van stemmen uit de civiele maatschappij zullen zich meer dan tien dagen buigen over de meest prangende vraag van dit moment: hoe houden we klimaatverandering onder controle tijdens deze eeuw? Cruciale doelstelling is om de globale temperatuurstijging onder de 1,5 graden te houden en de uitstoot van broeikasgassen tegen 2050 tot nul te herleiden. Maar de kans is klein dat dat zal lukken.

dinsdag 26 oktober 2021 14:32
Spread the love

 

Hoewel de inzet van deze top bijzonder hoog is, is de hoop om tot een degelijk akkoord te komen dat niet. De kans is zelfs vrij groot dat het helemaal niet tot een akkoord zal komen deze keer. De sterk stijgende energieprijzen en de focus op post-Covid economische relance zorgen dat er weinig marge is om te onderhandelen. Ook de nog steeds zeer lage bereidheid van rijkere landen om financieel over de brug te komen met compensaties voor armere landen zet een bijzonder hoge druk op de onderhandelingen.

Maar zelfs als we deze factoren achterwege laten, hebben we weinig reden om optimistisch te zijn. Het volstaat gewoon om even achterom te kijken en na te gaan wat er feitelijk gebeurd is sinds het akkoord van Parijs. De kern van het akkoord bestond erin om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 graden en zeker onder de 2 graden te houden. Het akkoord werd geratificeerd door 196 landen. Die landen beloofden om op nationaal niveau aan het werk te gaan om de doelstellingen van Parijs te kunnen bereiken. Het akkoord werd historisch en een kantelpunt genoemd omdat er een globale eensgezindheid leek te zijn ontstaan omtrent het doel van klimaatactie. Maar met die eensgezindheid werd uiteindelijk niet zo ver gesprongen.

Dit zijn de feiten: sinds het akkoord van Parijs is de globale uitstoot van broeikasgassen gewoon blijven toenemen. Dit jaar, 2021, is een recordjaar. Het is sinds 2010 geleden dat de uitstoot zo snel en hevig toenam. Concreet gaat het om 1,5 miljard ton die uitgestoten wordt. De grootste schuldige in dit verhaal is de energiesector. De vraag naar kool voor het opwekken van elektriciteit blijft toenemen. En dat zal ook de komende jaren wellicht zo blijven.

Welk mechanisme zit achter die toenemende vraag? Het groeiende aandeel van kool en koolcentrales voor energievoorziening situeert zich vooral in zich ontwikkelende economieën. Kool is op zich niet de goedkoopste energiebron, maar het is wel de energiebron die het minst infrastructuur vergt om te laten renderen. Een nieuwe kolencentrale is relatief makkelijk gebouwd en er zijn geen pijpleidingen voor nodig om kool te transporteren. Reguliere transportmiddelen als vrachtwagens, boten of treinen volstaan. Dat ontwikkelende economieën voor kool opteren, heeft dus ook te maken met globale ongelijkheid: een economie met een betere infrastructuur kan veel makkelijker van kool afstappen. Maar toch is dit veel meer dan een verhaal van ontwikkelde economieën versus zich ontwikkelende economieën. Ook de VS en China hebben de voorbije jaren geïnvesteerd in kool, mede als strategisch antwoord op de stijgende gasprijzen.

China?

Welke landen stoten het meest uit? Vaak wordt in de richting van China gekeken als het gaat over toenemende uitstoot. Helemaal onterecht is dat niet. Maar veel, zo niet alles, hangt af van de parameters die gehanteerd worden om de verantwoordelijkheid voor toenemende uitstoot toe te wijzen. Als je een snapshot neemt van wie er op dit moment het meest CO-2 uitstoot, dan is China zonder enige twijfel kampioen. Maar het beeld verandert al helemaal wanneer je het inwonersaantal van landen meerekent en de uitstoot per capita in ogenschouw neemt. Dan wordt de top drie bevolkt door Qatar, Kuweit en Saoedi-Arabië. Onmiddellijk na Saoedi-Arabië volgen respectievelijk Canada, de Verenigde Staten en Duitsland. Pas dan China. Bekijken we echter wie historisch het meest verantwoordelijkheid draagt voor de uitstoot van broeikasgassen, dan is het de VS die de kroon spant. Geen enkel land heeft sinds 1850 zoveel uitgestoten als de VS. Als je uitstoot per capita en historische uitstoot combineert dan kan je niet anders dan vaststellen dat de VS de grootste en belangrijkste verantwoordelijkheid draagt voor de klimaatverandering.

Het is belangrijk om de verantwoordelijkheid voor stijgende uitstoot niet alleen te identificeren met natiestaten. Als we over de energiesector spreken, dan hebben we het in de eerste plaats over energiebedrijven, al zijn die ook vaak in staatshanden. Bedrijven uit de energiesector beseffen dat ze een imagoprobleem hebben en zetten volop in op greenwashing, maar de reële ambities blijven ondermaats. Wie de moeite neemt om strategic outlooks te bekijken uit de sector, ziet snel dat energiebedrijven niet van plan zijn om werkelijk van koers te veranderen.

Een bedrijf als Exxon Mobil bijvoorbeeld gaat ervan uit dat de komende decennia de vraag naar energie zal blijven stijgen – een gegeven waar vrijwel alle prognoses van uitgaan. Binnen die stijgende vraag zal het aandeel fossiele brandstoffen stijgen en daarna stagneren, zo verwacht Exxon Mobil. Maar zelfs na die stagnatie zal de consumptie van fossiele brandstoffen dermate hoog blijven dat er geen sprake kan zijn om de opwarming onder de twee graden te houden. We moeten hoop koesteren op een technologische oplossing om de uitstoot te beperken, zo stelt Exxon Mobil. Alleen, die technologische oplossing is er dus nog niet.

Als we over bedrijven spreken, mogen we ons niet alleen beperken tot de grote spelers binnen de energiesector. Hoewel de energiesector het hoofdaandeel heeft in de globale uitstoot, zijn de transportsector (20 procent van de globale uitstoot) en de landbouwsector (13 procent van de globale uitstoot) evengoed grote slokkoppen. Dat de transportsector mee in de top drie zit hoeft niet te verbazen. De uitstoot die wordt veroorzaakt door vliegtuigverkeer en transport over land is enorm. De uitstoot in de landbouwsector is dan weer vooral te wijten aan de veeteelt: die zorgt voor heel wat methaan in de atmosfeer, wat ook een broeikasgas is. Maar het verwarmen van serres of stallen, het bewerken van de bodem of het bewaren en opslaan van landbouwproducten zorgt evenzeer voor veel uitstoot.

Op weg naar drie graden

Als we vertrekken van de nuchtere feiten, dan wijst alles erop dat we op dit moment op een traject zitten richting een temperatuurstijging van 3 graden celcius of meer tegen 2100. Een dergelijke temperatuurstijging betekent dat we de samenleving en de wereld zoals we die nu kennen (definitief) vaarwel kunnen zeggen. Een opwarming van 3 zal ervoor zorgen dat het zeeniveau met minstens zes meter zal stijgen. Dat zou als gevolg hebben dat tientallen grote kuststeden zoals Rio De Janeiro, Osaka, New Orleans, Miami, Shangai of Alexandrië zouden moeten geëvacueerd worden, dat belangrijke grote havens niet langer operationeel zullen zijn – met alle logistieke gevolgen van dien – en dat ongeveer 800 miljoen mensen op korte termijn zullen moeten verhuizen.

De frequentie en intensiteit van extreme weersfenomenen zal heel drastisch toenemen. Afgelopen zomer waren we getuige van hittegolven in het westen van de VS en Canada, waar geflirt werd met de grens van vijftig graden. Verwoestende bosbranden en honderden hittedoden waren het gevolg. In West-Europa werden we geconfronteerd met verwoestende overstromingen waarbij ook honderden mensen het leven lieten. Dat soort rampen zal enkel toenemen en het zullen vooral de landen in het globale zuiden zijn die wegens hun ligging en gebrekkige infrastructuur het zwaarst en dodelijkst zullen getroffen worden.

Bij dit alles moet rekening gehouden worden met het feit dat een stijging van drie graden nog steeds een voorzichtige inschatting is. Vanaf een stijging van twee graden treden immers feedbackloops op waarvan niet geweten is wat de impact zal zijn. IJsvrije polen, bijvoorbeeld, zorgen ervoor dat er minder zonlicht wordt weerkaatst waardoor de opwarming zich nog sneller en heviger kan manifesteren. Of toendra die ontdooit kan ervoor zorgen dat er methaanbellen die nu in de permafrost vastzitten, vrijkomen. Deze plotse uitstoten van methaan zullen de opwarming nog verder versnellen. In welke mate dat echter zal gebeuren, is op dit moment nog koffiedik kijken.

Het is belangrijk om niet alleen klimatologische, maar ook sociale en politieke feedbackloops mee in rekening te nemen. Dit soort feedbackloops worden door klimaatwetenschappers zelden benoemd, omdat het strikt genomen buiten hun vakgebied valt. Bovendien is het nog moeilijker om voorspellingen te doen over sociale en politieke feedbackloops dan over klimatologische feedbackloops. Maar het is niet omdat voorspellingen moeilijk zijn dat inschattingen niet mogelijk zijn.

Bij een stijging van drie graden (of zelfs minder), mogen we er bijvoorbeeld van uitgaan dat er chronische, logistieke problemen zullen optreden. Er zal schaarste aan grondstoffen ontstaan, doordat infrastructuren zullen te lijden hebben onder het extreme weer, wat op zijn beurt zal leiden tot prijsstijgingen en veralgemeende bestaansonzekerheid. De landbouw zal het bijzonder zwaar te verduren krijgen: misoogsten zullen leiden tot voedseltekorten en, in sommige gebieden regelrechte hongersnood. De migratiestromen die dit veroorzaakt, zullen in het niks verbleken ten opzichte van wat we nu kennen. Dit alles zal leiden tot sociale en politieke instabiliteit, toenemende ongelijkheid, conflict en chaos; wat op zijn beurt doortastend klimaatbeleid steeds moeilijker zal maken. De sociale en politieke feedbackloops zijn vanuit dat opzicht even belangrijk als de natuurlijke.

Mobilisatie

Kortom, de vooruitzichten zijn heel donker. Toch mag dat ons er niet toe doen besluiten dat klimaatactie geen zin meer heeft. Technisch gezien is een beperking van de opwarming tot 1,5 graden nog steeds mogelijk. Maar de maatregelen die daartoe moeten genomen worden, zijn binnen het heersende paradigma – of het paradigma van de heersers – nagenoeg ondenkbaar. Willen we de opwarming onder 1,5 graden houden, dan moet een onmiddellijk en globaal verbod uitgevaardigd worden op de bouw en ontwikkeling van toestellen en infrastructuur die extra uitstoot genereren. Niet morgen of overmorgen, maar nu. Daarnaast moeten bestaande toestellen en infrastructuur aan een recordtempo ontmanteld worden. Wat concreet betekent dat heel wat kapitaalkrachtigen hun investeringen moeten laten voor wat ze zijn. Of, anders gezegd: het doorvoeren van deze maatregelen betekent het slopen van heilige huisjes als de vrije markt, privaat eigendom en economische groei.

Voor wie dat wat radicaal klinkt, bedenk dan het volgende: een opwarming van twee tot drie graden zal evenzeer leiden tot een zeer verregaande ontregeling van het kapitalistisch systeem. Een massale destructie van privaat eigendom, een ontwrichting van het marktsysteem en daaruit volgende economische en sociale crisissen, zullen sowieso de regel worden. De vraag is dus niet of we het bestaande systeem kunnen blijven handhaven, maar wel op welke manier we het willen vernietigd zien. Daarbij hebben we grofweg gezien de keuze tussen een meer ecologisch-sociale en planmatige aanpak die schade probeert te beperken en een chaotische implosie waarvan we niet weten waartoe die ons zal leiden. Om te komen tot de radicale, sociaal-ecologische veranderingen die nodig zijn, hoeven we wellicht niet te rekenen op staten, regeringen, bedrijven of politieke partijen. Directe actie in combinatie met massale sociale mobilisatie lijken op dit moment de enige, overblijvende middelen te zijn. Het lijkt realistischer te zijn om daarop in te zetten in plaats van te blijven kijken naar de inertie van bestaande politieke krachten.

Creative Commons

dagelijkse newsletter

take down
the paywall
steun ons nu!