Boekrecensie -

De achterblijvers: tussen gêne en respect

‘De achterblijvers’ is een zeer eerlijke poging van een socioloog die bewust zijn wetenschappelijk jargon thuisgelaten heeft en die het recht op onvolmaaktheid niet alleen voor zijn geïnterviewden, maar ook voor zichzelf heeft opgeëist. Het resultaat is een evenwichtig en goed geschreven geheel geworden dat kan gelezen worden als een ‘vermenselijking’ van macro studiewerk van denktanken allerhande.

zaterdag 19 juni 2021 00:14
Spread the love

 

Geert Schuermans is met De achterblijvers niet aan zijn proefstuk toe. Het bijzondere van deze socioloog is dat hij met een warme blik en een goede pen naar mensen kijkt die zich ergens onderaan de maatschappelijke ladder bevinden. Schuermans ging in opdracht van Samenlevingsopbouw Vlaanderen al eens op pad ‘in de wereld van de ongelijkheid’. Dat was in 2015 en dat werd ook de titel van een goed onthaald boek waarin hij bewees een goede ‘vertaler’ te zijn van schijnbaar moeilijke materie over ongelijkheid.

Voor ‘Tubes (het fietsatelier van Dinamo) en talloren’ (het project ‘Soeperdeboere’) uit 2018, weer uitgegeven door EPO, deed hij dat nog eens over voor Samenlevingsopbouw Vlaanderen, dat intussen SAM Steunpunt Mens en Samenleving heet. Schuermans stortte zich in het werkveld met als opdracht het belang van de buurtwerkingen van Samenlevingsopbouw onder de aandacht brengen. Het werd geen ronde van Vlaanderen maar een case study van het bedrijvige buurthuis Dinamo in Deurne-Noord.

Als de vloer wegzakt onder de lagere middenklasse

Ook met ‘De achterblijvers’ – en die kwalificatie is zeker voor de auteur niet pejoratief bedoeld – zoemt hij andermaal in op een ‘vergeten groep’. Hij noemt het eerder een stille groep die niet meesurft op de voorspoed van het voorbije decennium in Vlaanderen.

Eliza, een kleuterleidster uit Maasmechelen, langdurig in ziekteverlof, is er daar een van: ‘Ik ben vijfenveertig. Tot vier jaar geleden had ik het allemaal: een mooie wagen, een grote villa … alles. Bij mijn scheiding heb ik het allemaal achtergelaten. Gelukkig heb ik nog mijn drie kinderen, drie pubers, schatten van  jongens.’

Een jaar lang zou hij bij haar en bij nog vier andere gezinnen op bezoek gaan. Sofie is medisch assistent in Denderleeuw, Koen een zelfstandige klusjesman uit Merksplas, Amin, een rekkenvuller uit Deurne en Kurt en Cindy – de enigen die met hun echte naam in het boek voorkomen – een drukker en een poetsvrouw uit Houthulst. Zij zijn vertegenwoordigers van die stille groep lagere middenklasse die de vloer onder hun bestaan voelt wegzakken.

Zij komen voor als statistieken in de studie van de denktank Minerva ‘De lagere inkomensklasse in België (1985-2016). Volgens deze studie telt de lagere middenklasse (met een maandelijks inkomen dat tussen de 60 en 80 procent van het mediaan inkomen schommelt) bijna twee miljoen mensen. Samen met de mensen in armoede gaat dat om 34 procent van de bevolking. Dat is een derde van alle Belgen … En dat zijn dan cijfers van vóór de corona-epidemie, want het is in die periode dat Schuermans aan zijn ronde van Vlaanderen begint.

Bubbeloverschrijdend

De socioloog in hem haalt echter niet zijn groothoeklens boven om naar die ‘achterblijvers’ te kijken. Hij gedraagt zich eerder als een mini-antropoloog die op het terrein mensen van vlees en bloed bezoekt en naar hun verhalen luistert. Wat gaat er in hun hoofd om? Hoe kijken zij naar de wereld? Wat zijn hun wensen? Wat zijn hun dromen? Hoe doen ze het om niet kopje-onder te gaan? Dat zijn maar enkele van de vragen waarop Schuermans op zijn tocht een antwoord hoopt te vinden.

Hij is daarvoor niet alleen bereid om het Vlaams land af te reizen, maar ook – en vooral – om afstand te doen van zijn veilige bubbel waarin hij, een niet door de vloer zakkende linkse intellectueel verkeert. Dit boek is dus niet in de eerste plaats een geografische, maar vooral een bubbeloverschrijdende zoektocht. En dat laatste is geen kleine opgave: tenminste als je die wereld van verschil niet alleen sociologisch via statistieken en afstandelijke bevragingen wil benaderen zoals je dat van een ‘onderzoeker’ doorgaans mag verwachten.

Verhaal achter de cijfers

Schuermans wil verder gaan en plaats bieden aan de verhalen van de mensen achter de cijfers. ‘Voor dit boek trok ik naar de periferie, zowel geografisch als sociaal. Toch zijn deze verhalen niet marginaal. Er is weinig dat meer over de kern van een samenleving vertelt dan hoe ze omgaan met diegenen die op de rand balanceren of erover getuimeld zijn.’ (p. 206).

En passant verwijst Schuermans wel naar vakliteratuur over het thema, maar het accent van het boek ligt op de verhalen van de mensen die hij in volle coronatijd – noodgedwongen soms  online – gedurende een jaar op verschillende momenten heeft kunnen spreken. Dat zouden politici, zeker ook van linkse signatuur, meer moeten doen. Dat zegt Schuermans met ingang zeer terecht en hij verwijst daarvoor naar het boek Terug naar Reims van de Franse linkse socioloog Didier Eribon die een liefdevolle beschrijving gaf van de lagere middenklasse waarin hij opgroeide en die in de loop van hun leven van KP-stemmers Le Pen-aanhangers zijn geworden. L’Histoire se répète, ook in een Vlaamse context waar zich al jaren eenzelfde fenomeen voordoet.

Tussen gêne en respect

De auteur heeft al die gesprekken verknipt en geordend niet per persoon en zijn/haar ontwikkeling, maar eerder rond bepaalde thema’s waarin al zijn geïnterviewden aan bod komen. Zo ontstaat er een stevige structuur waarin achtereenvolgens over de waarde van werk, over de politiek, over identiteit, over ecologie en over veerkracht gesproken wordt.

Op het einde van het boek schrijft Schuermans:‘ De voorbije twaalf maanden heb ik geen helden ontmoet, wel heb ik zes hele fijne mensen leren kennen.’ (p. 185) Vooral de vrouwen vallen op door hun standvastigheid – wie zei het ook alweer: la femme est l’avenir de l’homme?’ – maar Schuermans maakt ook van hen geen helden zoals in Stalinistische romans dé arbeider verheerlijkt wordt.

Samen met Arnon Grunberg pleit hij voor ‘het recht op onvolmaaktheid’.  ‘Achterblijvers’ gaat echter niet alleen over het moeizame individuele leventje van een vijftal ‘achterblijvers’ maar ook over de moeilijke positie van een auteur die wederkerigheid hoog in het vaandel voert, die tijdens zijn vele gesprekken begrip- en respectvol wil zijn maar die bij sommige ongenuanceerde uitspraken van zijn gessprekpartners toch gêne voelt en niet goed weet hoe hij daarop moet reageren. ‘Moet ik mezelf censureren en al te persoonlijke of pijnlijke details weglaten? Maar krijg ik dan geen vlak, oninteressant verhaal zonder maatschappelijke impact?’ (p.29) Zeer eerlijke maar ook zeer terechte vragen.

Hij blijft echter twijfelen over de aanpak. Bijvoorbeeld over zijn gêne (voor bepaalde Vlaams Blokachtige uitlatingen) die dan weer worstelt met zijn respect voor de andere (ook als hij het er niet mee eens is). Van een boze Sofie die heel erg tegen abortus is en dicht aanleunt bij het Vlaams Belang en de N-VA zegt hij begripvol: ‘Sofies hoofd mixt haar persoonlijke problemen met die van de wereld tot een giftige cocktail.’ (p. 162)

Respect en wederkerigheid winnen het meestal van die gêne, maar het blijft, zo schrijft hij, een voortdurend gevecht tussen dat engeltje en dat duiveltje op zijn schouders. Respect voor de ander, zo besluit hij voor zichzelf, begint bij het weten wat je zelf denkt. ‘Je hebt die visie in je hoofd en je gaat er in een gesprek ook voor staan. Er is weinig denigrerender dan mensen steeds gelijk te geven.’ (p. 117) Dat neemt hij zich voor, veilig achter zijn bureau, maar in de praktijk zal de drempel daartoe ook de rest van het jaar hoog blijken.

Het recht op onvolmaaktheid

Zijn twijfel en onzekerheid over de ‘juiste’ houding blijven bestaan. Dat is precies de sterkte van dit boek en die niet betuttelende, aarzelende houding is misschien wel de sleutel die het mogelijk gemaakt heeft dat die zes mensen hun hart hebben kunnen en durven uitstorten bij Geert Schuermans.

‘Is dat boek meer dan sociaal voyeurisme?’ vraagt de auteur zich af in zijn slotzinnen. Dat is het zeker. ‘De achterblijvers’ is een zeer eerlijke poging van een socioloog die bewust zijn wetenschappelijk jargon thuisgelaten heeft en die het recht op onvolmaaktheid  niet alleen voor zijn geïnterviewden, maar ook voor zichzelf heeft opgeëist. Het resultaat is een evenwichtig en goed geschreven geheel geworden dat kan gelezen worden als een ‘vermenselijking’ van macro studiewerk van denktanken allerhande.

 

boekcover

Geert Schuermans, De achterblijvers, Hoe de vloer onder de lagere middenklasse wegzakt, EPO, Berchem, 2021, 218 blz. ISBN 9789462672758

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!