Als Amerikaans filmmaker heeft Martin Scorsese (° 1942) heimwee naar de jaren zestig. Naar de periode waarin filmkunst gevierd werd, cinema veel meer bleek dan ‘content’ en “de maatstaf nog geen algoritmes waren, berekeningen die de kijker louter als een consument behandelen.” Zo opent zijn ode aan Federico Fellini en ‘de verloren magie van cinema’ in de maart 2021 editie van Harper’s Magazine. De geest van de sixties, de periode waarin Scorsese zelf debuteerde met kortfilms (Vesuvius VI, It’s Not Just You, Murray!, What’s a Nice Girl Like You Doing in a Place Like This?, The Big Shave) en langere fictie (Who’s That Knocking On My Door), “is totaal verdwenen, van de dominantie van de bioscoopervaring tot de gedeelde opwinding over de mogelijkheden van cinema.”
Content met inhoud
Maar “cinema was altijd meer dan ‘content’ en zal dat altijd blijven”, stelt Scorsese die benadrukt dat zijn idolen zoals o.m. Jean-Luc Godard, Ingmar Bergman, Nicholas Ray, John Cassavetes, Stanley Kubrick en Agnes Varda “cinema heruitvonden met elke nieuwe camerabeweging en elke nieuwe ‘cut’.” Ze stonden voor “een zekere stijl en zekere attitude t.o.v. de wereld.” Aanvullend benadrukt Scorsese het belang van artistieke kruisbestuiving onder filmmakers en de energie die cineasten kunnen halen uit de heersende creatieve geest.
Zelf puurde de cinefiele filmmaker levenskracht uit de filmkunst waarmee zijn favoriete auteurs hem lieten kennismaken. Zijn ‘drive’ kreeg echter ook vorm toen de Amerikaanse ‘King of the Bs’, filmmaker en producent Roger Corman (° 1926), hem duidelijk maakte dat films maken een vak is. Tegelijk leerde de praktijk Scorsese dat de cineast ook als ‘gun for hire’ een smokkelaar kan zijn die commerciële ‘content’ extra ‘inhoud’ geeft. Boxcar Bertha (1972) was een levensles en een scharniermoment in een periode die achteraf een van de vruchtbaarste uit de Amerikaanse filmgeschiedenis zou blijken.
De ‘bright young hope’ van Amerikaanse cinema
Toen Boxcar Bertha in 1972 uitkwam reageerde de gerenommeerde Amerikaanse filmcriticus Roger Ebert verbaasd. De Roger Corman productie was eerder bestemd voor het drive-in circuit dan voor de stedelijke bioscopen maar, zoals Fran Lebowitz in Scorsese’s Netflix miniserie Pretend it’s a City (2021) aangeeft, een klein kransje critici volgde trouw de New Yorkse visies van B-films. Zodat ze al eens ontdekkingen konden doen (Lebowitz, die in de jaren zeventig schreef over B-films, besefte pas later dat Boxcar Bertha haar kennismaking met stadsgenoot Scorsese was).
“Boxcar Bertha is een bevreemdend interessante film en niet de slordige exploitation film die de advertenties beloven”, schreef Ebert, “regisseur Martin Scorsese ging meer voor gemoedsgesteldheid en sfeer dan voor actie terwijl zijn geweld altijd ruw en onaangenaam is, nooit bevrijdend en opwindend zoals de ‘New Violence’ verondersteld wordt te zijn. We krijgen het gevoel dat we’re inhabiting the dark night of a soul.” Ebert zag “one of the bright young hopes of American movies”, iemand die erin slaagt om “een exploitation film te modelleren naar zijn eigen visie.”
Koning van de B-film
In de jaren vijftig en zestig groeide Roger Corman als regisseur en producent uit tot “koning van de B-films” door aan een recordtempo lowbudget exploitation-films in alle genres af te leveren. Dat voor drive-in ‘double bills’ bestemd werk had aanvankelijk weinig met artistieke vernieuwing of politieke subversie te maken maar uiteindelijk zou Corman wel de vinger leggen op de geest van mei ’68 in films als The Wild Angels en The Trip. Terwijl hij met The Intruder voor een absoluut meesterwerk tekende. Een krachtig drama dat Amerika een spiegel voorhoudt en toont hoe angst, geweld en racisme de norm kunnen worden.
Het merendeel van de door American International geproduceerde films was minder ambitieus en omdat er parallel steeds pakken producties liepen had Corman ook constant nood aan heel wat medewerkers. Dat bood kansen aan jong talent. Enthousiastelingen die bij hem het vak konden leren als acteur, producent, scenarist, cameraman, monteur of regisseur. Monte Hellman (Beast of the Haunted Cave), Francis Coppola (Dementia 13), Jonathan Demme (Caged Heat), Curtis Harrington (Night Tide), Ron Howard (Grand Theft Auto) en Joe Dante (Piranha) hielden weinig geld maar veel ervaring aan hun werk bij Corman over.
Terwijl ook acteurs (Robert de Niro, Jack Nicholson, Ellen Burstyn), DoP’s (Vilmos Zsigmond, John Alonzo) en scenaristen (Robert Towne) zich lieten opmerken via B-films. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Corman iets zag in de jonge filmmaker van Who’s That Knocking On My Door (1967). Ook al hield die zich op dat moment enkel bezig met het monteren van de documentaire Street Scenes (1970, op basis van door het collectief Cinetracts gefilmd materiaal van de studentenacties tegen de Vietnamoorlog) en het assisteren van andere regisseurs (Woodstock, Elvis on Tour, The Medicine Ball Caravan).
Corman detecteerde immers talent, enthousiasme en heel veel honger. Scorsese leek hem geknipt om op 24 draaidagen, met een habbekrats als budget (600.000 dollar) en sexy acteurs (Barbara Hershey en David Carradine vormden ook in het echte leven een koppel) in te spelen op het commercieel succes van Arthur Penns Bonnie and Clyde (1967). Zolang Scorsese één dwingend advies niet in de wind sloeg bij Boxcar Bertha: geregeld ‘naakt’ inlassen om de kijker bij de les te houden. En met een mokerslag eindigen.
Met ‘B’ van Boodschap
Boxcar Bertha had als opdrachtfilm een redelijk complexe ontstaansgeschiedenis. Omdat het Shelley Winters misdaaddrama Bloody Mama (1970), een eerdere poging om een Bonnie and Clyde voor drive-in bioscopen te maken, een hit bleek liet Corman zijn vrouw Julie research doen, terwijl hij zelf in de Filippijnen financiering zocht. “Roger vroeg me om het verhaal van een interessante vrouwelijke gangster te vinden”, zegt Julie Corman in een interview op de nieuwe Blu-ray editie van Rimini, “maar ondanks al mijn inspanningen vond ik niets. Volgens een vriend die werkte voor de openbare aanklager omdat er een taboe rustte op faits divers verhalen over vrouwen. Zij stonden niet op gelijke voet met mannen waardoor de pers enkel interesse had voor extreem sensationele verhalen.”
Uiteindelijk vond ze de door dokter Ben Reitman opgetekende autobiografie ‘Sister of the Road’, een pulp publicatie met een schreeuwerig opschrift: “The frank uncensored story of a wandering woman of the underworld. Intimate facts of a woman hobo’s methods and habits: a life story that has no parallels.” “Ik vond het een fascinerend verhaal van een vrouwelijke vagebond tijdens de Grote Depressie”, zegt Julie Corman, “Bertha had geen geld, wou enkel een trein nemen om zich bij haar vriend te voegen die vakbondsmilitant was en rolt dan in de misdaad.”
Voor Julie Corman weerspiegelde dit personage de verzuchtingen van de vrouwenbeweging in turbulente tijden. Met name het ‘wanneer is het aan ons?’ gevoel. “Wat me beviel aan Boxcar Bertha als personage was dat zij buiten het systeem stond,” aldus Corman, “geen van de dingen die vrouwen van de midden en hogere klasse toen bezighielden waren bekommernissen van vrouwen uit de lagere klasse met zoals Bertha zeer beperkte rechten. Zij is wel een vrije geest en dat sprak me aan.”
Roger Corman was snel overtuigd, ook al omdat hij een portie bloed, seks en geweld rook. Die zoals gebruikelijk uitgespeeld werd in een poster met sterke beelden en een straf opschrift: “America in the 30’s was a Free Country. Bertha was jes a little bit free’er than most.” Tot Julie Cormans verbazing zag Martin Scorsese in het scenario van John William Corrington & Joyce Hooper Corrington een parallel met zijn eigen familiegeschiedenis. “Ik begon te begrijpen dat het verhaal eerst aangepast was door een man en daarna door een andere,” verzucht ze, “terwijl de dynamiek tussen Hershey en Carradine nog een ander soort spanning introduceerde. Zo zag iedereen een andere film en een andere boodschap.”
De Grote Depressie
Boxcar Bertha speelt in Amerikaanse Zuiden en Zuidwesten tijdens de Great Depression, de crisis van de jaren dertig, en toont een harde realiteit van armoede, uitbuiting en geweld (de Free Country van de affiche refereert aan de wetteloosheid die herinnert aan de westerns van Scorsese’s favorieten Anthony Mann en Budd Boetticher). Een in Arkansas blootvoets lopende jonge landarbeidster (Barbara Hershey) ziet haar vader met een sproeivliegtuig verongelukken, spoorwegarbeiders geven diens onverschillige werkgever een fysiek lesje en Bertha belandt met een van die mannen in het hooi. Ze wordt prompt verliefd op vakbondsman Big Bill Shelly (David Carradine) en lift hem met de trein achterna. Toeval brengt het koppel samen met gokker Rake (Barry Primus) en harmonicaspeler Von (Bernie Casey), een kleine diefstal leidt tot een grotere overval die dan weer een achtervolging triggert. De bloederige, tragische afloop is onafwendbaar.
Met een mix van criminaliteit, sociaal drama, ‘on the road’ avontuur en ‘bluesy’ liefdesballade schetst Boxcar Bertha als picareske vertelling een bijzonder donker wereldbeeld. Vooruitgang gaat gepaard met economische ravage, angst voor het communisme leidt tot hysterisch geweld, wanhoop overheerst en zowel racisme als vrouwendiscriminatie drukken hun stempel. Het zelfbeeld van de in de marge van de samenleving vertoevende individuen en de perceptie van de gemeenschap lopen daarbij door elkaar. De man die zich als een rebelse vakbondsafgevaardigde (Big Bill wil zijn deel van de buit aan de vakbond schenken) beschouwt wordt door anderen gezien als een ordinaire agitator (“a notorious Bolshevik”) en crimineel.
Het vaak staccato gemonteerd realistisch geweld is vintage Corman maar wordt door Scorsese verrijkt met cinefiele poëzie. Visueel oogt Boxcar Bertha als een erfgenaam van Hollywoods depressieklassiekers Wild Boys of the Road (William Wellman, 1933) en The Grapes of Wrath (John Ford, 1940) terwijl Hersheys kapsel bij momenten knipoogt naar dat van Dorothy in The Wizard of Oz (1939), nog een van Scorsese’s favoriete films. Terwijl de jonge filmmaker zijn liefde voor Europese cinema uitdrukt via vervreemdingseffecten: Bertha die van het inzamelen van juwelen van feestgangers een komedie maakt of die het ‘onderzoek-met-notaboekje’ van een bordeelbezoeker doorprikt.
Huurling vs auteur
“Wat me het meest opviel bij Scorsese was zijn concentratie, hij focuste zich op alles wat te maken had met de film,” zegt Julie Corman, “dat bleek uit een anekdote die me bijbleef. Toen we in Camden, Arkansas gingen filmen – omdat daar nog een uit de jaren dertig stammend smal treinspoor lag – logeerden we allemaal in hetzelfde motel. De planning meeting ging door in Martins kamer. Tot mijn verbazing zag ik dat alle muren waren behangen met schetsen die hij had gemaakt van elk plan van de film. Dat was fenomenaal!”
Dat Scorsese ook voor een opdrachtfilm gedetailleerde storyboards uitwerkte (“I drew every scene, about 500 pictures altogether”) wijst op een verlangen naar totale controle dat zou leiden tot het perfectionisme zichtbaar in o.m. Mean Streets, Taxi Driver, Raging Bull, The Last Temptation of Christ, GoodFellas, Casino, Gangs of New York, The Wolf of Wall Street, Silence en The Irishman. Maar ironisch genoeg was het ook een uiting van onzekerheid. Een jaar voordien had Scorsese immers na amper een draaiweek zijn ontslag gekregen bij The Honeymoon Killers. Terecht, zou hij later toegeven. Omdat een herhaling het voortijdige einde van zijn filmcarrière zou betekenen, wou hij ditmaal perfect voorbereid op de set arriveren. En meteen indruk maken. Wat lukte.
Kruisiging van de rebel
Aan het scenario van Boxcar Bertha had Scorsese niet meegewerkt maar hij legde tijdens de opnamen en de montage wel eigen accenten. Zo versterkte hij de zelfvernietigingsdrang van Big Bill en liet hij Von als een soort wraakengel op haast bovennatuurlijke wijze afrekenen met de sadisten die “de communistische lastpost” Big Bill vastspijkeren aan een goederenwagon. Terwijl de wanhoop van Bertha wanneer ze achter de vertrekkende trein aanloopt aan pijnlijke momenten in Vittorio De Sica’s Ladre di Biciclette herinneren. Wanhoop, pijn, verlies en machteloosheid versmolten in een tragisch moment.
“Ik had niets te maken met de finale scène waarin een kruisdood voorkomt,” benadrukt Martin Scorsese in David Thompsons ‘Scorsese on Scorsese’, “die zat in het scenario dat me bezorgd werd. Maar ik zag het als een teken van God. Ik hou van de manier waarop we het filmden, de hoeken van waaruit we opnamen. Vooral de manier waarop je de nagels door het hout ziet dringen, ook al zie je ze nooit door vlees gaan.” Dezelfde shots zou hij jaren later hernemen voor The Last Temptation of Christ.
Visueel verhalenverteller
Het is trouwens opvallend hoezeer Scorsese zich met Boxcar Bertha al weet te profileren als een visueel verhalenverteller. Beeldcompositie, camerastandpunten en -bewegingen, symboliek en montage creëren dynamiek, gevoel en sfeer. Terwijl hij handig gebruik weet te maken van de camera om telkens een andere mood op te toepen met scènes die spelen in decors die (vanwege de budgettaire beperkingen) niet veel van elkaar verschillen. De filmmaker benadrukt ook zijn liefde voor in de marge levende individuen en zijn donkere, grimmige kijk op de wereld. Bertha zwerft vrij rond maar ontdekt slechts de haat, de agressie van de baronnen en burgers van Arkansas tegen alles wat ‘anders’ lijkt. Al wie links (actief vakbondslid Big Bill), jood (beroepsgokker Rake), Afro-Amerikaan (Von Morton) of een rebelse vrouw (Bertha) is. Scorsese’s sympathie gaat uit naar deze underdogs.
Wanneer Rake zucht “I’m just not meant fort his kind of life!” horen we New Yorker Scorsese, een outsider die zich paradoxaal genoeg sterk verbonden voelt met de gemeenschap die hij tracht te ontvluchten. Deze ambiguïteit, deze spanning vormt ook de onderstroom van Boxcar Bertha. Martin Scorsese slaagt er niet enkel in een grauw tijdsbeeld te schetsen maar ook om zijn anti-helden te laten contrasteren met de romantische figuren van Bonnie and Clyde. Dat effende het pad voor seventies misdaadklassiekers als Badlands (1973, Terrence Malick) en Thieves like Us (1974, Robert Altman). Maar het zette de regisseur vooral op weg naar een indrukwekkende carrière. Eberts “bright young hope” is ondertussen een ‘oude meester’ geworden. En een indrukwekkend ambassadeur van filmkunst.
BOXCAR BERTHA van Martin Scorsese. USA 1972, 88’. Met Barbara Hershey, David Carrradine, Barry Primus, Bernie Casey. Scenario John William Corrington & Joyce Hooper Corrington naar Ben L. Reitman. Productie Julie & Roger Corman. Fotografie John M. Stephens. Muziek Gib Guilbeau & Thad Maxwell. Montage Buzz Feitshans. Extra’s Blu-ray: interview Scorsese kenner Alexis Trosset, interview producente Julie Corman. Blu-ray distributie: Rimini Éditions.