Opinie - Benoît Dutordoir

De kosten van tewerkstelling

Politici, opiniemakers en economen zijn het zelden eens over hun visies omtrent mens en maatschappij. Echter, op één vlak - tewerkstelling - is er meestal een oorverdovende consensus. Meer mensen moeten ‘aan de slag’ of ‘geactiveerd worden’, ofte: de werkgelegenheidsgraad moet omhoog. Maar is dit ’tewerkstellingsfetisjisme’ wel altijd de weg vooruit? Moeten we ‘arbeidsmarktspecialisten’ met andere woorden wel altijd blindelings vertrouwen in hun visies?

dinsdag 16 februari 2021 15:08
Spread the love

 

Volgens de (neoklassieke) economische theorie is ‘arbeid’ een onmisbare productiefactor die kan worden gesubstitueerd door (of in competitie treedt met) ‘vrije tijd’; eigenlijk heeft arbeid een zogenaamd ‘negatief nut’ (‘disutility’) voor de tewerkgestelde. Volgens econoom Guy Standing is het net daarom eigenaardig dat degenen die deze economische theorie dagdagelijks aanwenden, steeds pleiten voor het maximaliseren van arbeid en/of tewerkstelling. Het woord ‘Economie’ komt van het Griekse woord ‘oikonomia’, wat vrij vertaald ‘het (goed) beheer van het huishouden’ betekent. Echter, ‘huishoudelijke arbeid’ wordt niet bij ‘tewerkstelling’ gerekend (op basis van het ontbreken van een (materiële) vergoeding), laat staan bij onze belangrijkste economische welvaartsindicator, het BBP. Deze indicatoren zijn ook volkomen blind voor vrijwilligerswerk, studietijd en ‘doe-het-zelf-arbeid’; kortom: aan vele aspecten van het leven wordt helaas geen waarde toegekend – en dit louter omdat er geen prijs (ie. verloning) voor bestaat.

De werkzaamheidsgraad zou moeten stijgen (in België naar 80%) om onze welvaart en in het bijzonder onze sociale zekerheid in stand te houden, laten arbeidsmarktspecialisten steeds optekenen. Maar is het denkbaar dat (sommige vormen van) tewerkstelling onze sociale welvaartsstaat net uithollen?

Een voorbeeld. Een job: Marketing manager bij een grote frisdrankenproducent. Die persoon is voltijds tewerkgesteld in een contract van onbepaalde duur, betaalt RSZ-bijdrage, betaalt personenbelasting; draagt m.a.w. bij aan onze (collectieve) welvaart. De natte droom van elke arbeidsmarktspecialist. Maar klopt dit wel? Laten we de taak van deze werknemer samenvatten als “zorgen dat zoveel mogelijk consumenten zoveel mogelijk suikerwater aankopen” – dit ter bevordering van de omzet, en hopelijk ook de winsten, van het bedrijf (voor de aandeelhouders) onder het mom van ‘behoeftebevrediging van de consument’.

Even uitzoomen: volgens cijfers van de Hoge Gezondheidsraad vertoont meer dan een derde van de Belgische bevolking (vanaf een leeftijd van 35 jaar) overgewicht en meer dan 1/5 obesitas. Dit zijn verontrustende cijfers (op gezondheidsvlak); dit zijn echter – zonder dit exact te kunnen kwantificeren – ook dramatische cijfers voor onze gezondheidszorgkosten (en aldus voor onze sociale zekerheid).

Zou het kunnen dat de schade die de Marketing manager toebrengt aan onze maatschappij groter is dan de bijdrage van deze beroepsactiviteit aan onze welvaartsstaat? (Het is in ieder geval plausibel dat een commercieel bedrijf verwacht dat de omzet die een werknemer genereert groter is dan de individuele bijdrage van deze laatste aan de sociale zekerheid.) Zou het kunnen dat de werkzaamheden van de trader in de fossiele brandstoffenindustrie ons leefmilieu aantasten? Dat de arbeid van de IP-expert patenten weghoudt van bedrijven die willen innoveren? Dat het werk van de tax consultant vooral (bedrijfs)belastingen wegsluist naar tax havens en weg van overheden, en zodoende de sociale zekerheid ondermijnt? Zou het kunnen dat de tewerkgestelde bankier fondsen investeert in steenkoolcentrales in het Verre Oosten en zodoende ons klimaat mee helpt verwoesten?

Misschien zou menig bankier of advertisement executive wel een negatief salaris verdienen (dixit historicus en schrijver Rutger Bregman) indien alle externaliteiten (lees: vervuiling, stress, gezondheidsschade) in het loon van de betrokkene worden verrekend. Of kunnen we het met andere woorden naast de baten van bedrijvigheid ook eens hebben over de kosten van tewerkstelling? Dan worden pleidooien voor het aan de slag helpen van ‘inactieven’ misschien wat genuanceerder. En kunnen huismannen en -vrouwen, mantelzorgers, vrijwilligerswerkers, of zelfs part-time (tijdelijk) werklozen misschien met rust gelaten worden door ‘jobcoaches’ en ‘loopbaanconsultants’. Misschien zijn ze wel actiever dan arbeidsmarktstatistieken kunnen vatten, en/of brengen ze met hun activiteiten alvast geen schade toe aan mens en maatschappij.

Als we de kosten van tewerkstelling blijven negeren, en blind blijven voor de baten van onbezoldigd ‘werk’, gaan we richting een ver doorgedreven dystopie: het activeren van ‘inactieven’. Kijk eens aan; misschien wel een goede titel voor een volgend opiniestuk dat ik – wegens het ontbreken van een arbeidscontract hiervoor – zal schrijven onder de noemer van ‘inactiviteit’…

 

Creative Commons

take down
the paywall
steun ons nu!